Van Wiechen-kenmerken
Het Van Wiechenonderzoek bestaat uit 75 ontwikkelingskenmerken (Van Wiechen-kenmerken) verdeeld over drie ontwikkelingsvelden: fijne motoriek/adaptatie/persoonlijkheid/sociaal gedrag, communicatie en grove motoriek. Afhankelijk van de leeftijd van het kind wordt een bepaalde set Van Wiechen-kenmerken afgenomen. Kenmerken worden afgenomen op een leeftijd waarop 90% van de kinderen het betreffende kenmerk toont.
De Van Wiechen-kenmerken zijn in de Basisdataset JGZ van het Digitaal Dossier JGZ opgenomen.
Op basis van de JGZ Richtlijn autisme spectrum stoornissen zijn recent een aantal Van Wiechenkenmerken aangepast.
Veranderingen kenmerken Van Wiechen per 1 september 2015.
fijne motoriek, adaptatie, persoonlijkheid en sociaal gedrag
1. Ogen fixeren2. Volgt met ogen én hoofd
3. Handen af en toe openen
4. Kijkt naar eigen handen
5. Speelt met handen middenvoor
6. Pakt in rugligging voorwerp binnen bereik
7. Pakt blokje over
8. Houdt blokje vast, pakt er nog een in andere hand
9. Speelt met beide voeten
10. Pakt propje met duim en wijsvinger
11. Doet blokje in/uit doos
12. Speelt “geven en nemen”
13. Stapelt 2 blokjes
14. Gaat op onderzoek uit
15. Stapelt 3 blokjes
16. Doet anderen na
17. Stapelt 6 blokjes
18. Plaatst ronde vorm in stoof
19. Trekt kledingstuk uit
20. Bouwt vrachtauto na
21. Plaatst 3 vormen in stoof
22. Tekent verticale lijn na
23. Bouwt brug na
24. Plaatst 4 vormen in stoof
25. Trekt eigen kledingstuk aan
26. Tekent cirkel na
27. Houdt potlood met vingers vast
28. Tekent kruis na
communicatie
29. Reageert op toespreken30. Lacht terug
31. Maakt geluiden terug
32. Maakt gevarieerde geluiden
33. Zegt “dada-baba of gaga”
34. Brabbelt bij zijn spel
35. Reageert op mondeling verzoek
36. Maakt communicatieve gebaren
37. Zegt 2 “geluidswoorden” met begrip
38. Begrijpt enkele dagelijks gebruikte zinnen
39. Zegt 3 "woorden" met begrip
40. Begrijpt fantasieopdrachtjes
41. Zegt “zinnen” van 2 woorden
42. Wijst 6 lichaamsdelen aan bij pop
43. Noemt zichzelf “mij” of “ik”
44. Wijst 5 plaatjes aan in boek
45. Zegt “zinnen” van 3 of meer woorden
46. Is verstaanbaar voor bekenden
47. Praat spontaan over gebeurtenissen thuis/speelzaal
48. Stelt vragen naar “wie”, “wat”, “waar”, “hoe”
49. Is goed verstaanbaar voor onderzoeker
50. Stelt vragen naar “hoeveel”, “wanneer”, “waarom”
51. Begrijpt analogieën en tegenstellingen
grove motoriek
52. Beweegt armen goed53. Beweegt benen goed
54. Blijft hangen bij optillen onder de oksels
55. Reacties bij optrekken tot zit
56. Heft kin even van onderlaag
57. Heft buikligging hoofd tot 45°
58. Kijkt rond met 90° geheven hoofd
59. Benen gebogen of trappelen bij verticaal zwaaien
60. Rolt zich om van rug naar buik en omgekeerd
61. Kan hoofd goed ophouden in zit
62. Zit op billen met gestrekte benen
63. Zit stabiel los
64. Kruipt vooruit, buik op de grond
65. Trekt zich op tot staan
66. Kruipt vooruit, buik vrij van de grond
67. Loopt langs
68. Loopt los / loopt goed los / loopt soepel
69. Gooit bal zonder om te vallen
70. Raapt vanuit hurkzit iets op
71. Schopt bal weg
72. Kan in zit soepel roteren
73. Fietst (op driewieler)
74. Springt met beide voeten tegelijk
75. Kan minstens 5 seconden op één been staan