Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Communicatie (actieve taalontwikkeling). |
Neurologisch aspect | De spraakontwikkeling is nu zo ver gevorderd, dat het kind vrijwel alle klanken correct kan produceren. Verbindingen van twee consonanten hoeven nog niet perfect te worden gevormd. Pas op vijfjarige leeftijd blijkt 75% van de kinderen de in het Nederlands voorkomende twee-consonantverbindingen correct te produceren. Op zesjarige leeftijd geldt dat voor vrijwel alle kinderen (Schaerlaekens en Gillis, 987). |
Psychologisch aspect | Doordat het kind op deze leeftijd voor anderen verstaanbaar kan zijn, geeft dat hem de mogelijkheid de communicatie uit te breiden buiten de personen in zijn directe omgeving. De taalontwikkeling is dus een voorwaarde voor een verdere sociale ontwikkeling. |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
46 maanden | 87,3 % |
47 maanden | 89,1 % |
48 maanden | 91,5 % |
50 maanden | Jongens: 89,4 % Meisjes; 95,6 % |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Niet bepaald. |
Uitvoering onderzoek | Geen bepaalde handeling. |
Observatie | De onderzoeker observeert of het kind voor hem verstaanbaar spreekt. Dit kan zowel worden geobserveerd wanneer de onderzoeker zelf een gesprek met het kind voert als wanneer het kind met de ouder praat. |
Beoordeling | Bij dit kenmerk gaat het om de taal (of dialect) dat het kind gewend is thuis te spreken. Als de onderzoeker die taal of dat dialect onvoldoende beheerst, is dit kenmerk niet te onderzoeken, tenzij het kind tweetalig wordt opgevoed of naast het dialect ook Nederlands spreekt. |
Positief | Het kind spreekt voor de onderzoeker overwegend goed verstaanbare taal, dit wil zeggen dat ruim 75% verstaanbaar moet zijn. Grammaticaal hoeft de taal nog niet correct te zijn. |
Negatief | Het kind spreekt overwegend minder dan 75% verstaanbaar voor de onderzoeker. |
Registratie | + Bij positieve respons. - Bij negatieve respons.Onder ‘opmerkingen’ registreren als het kenmerk niet kon worden onderzocht, omdat het kind een taal spreekt die of een dialect dat de onderzoeker onvoldoende beheerst. Bij een kind dat tweetalig is of thuis dialect spreekt en bij wie het kenmerk is onderzocht op de beheersing van het Nederlands, moet onder ‘opmerkingen’ daarvan aantekening worden gemaakt (‘tweetalig’ of ‘spreekt thuis dialect’). |
Discipline | Alle disciplines mogen alle onderdelen doen. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. Als het kind tijdens het onderzoek niet spreekt of een buitenlandse taal spreekt, wordt nagegaan of het kind goed verstaanbaar is voor anderen. Noteer dit bij opmerkingen |
Advies | Adviseer ouders om de communicatieve ontwikkeling te stimuleren en ga daarbij in op het stimuleren van de taalontwikkeling (bijvoorbeeld adviezen over mondmotoriek). |
Overweging | Bij de interpretatie van de respons moet de onderzoeker rekening houden met de kwantiteit en de kwaliteit van het taalaanbod, de taalproductie en met de ouder-kind relatie. |