Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.
Tijdens het kijken of je kind met ogen en hoofd volgt kun je oefenen om met aandacht naar je kind te kijken. Je kind heeft een voorkeur voor basiskleuren en contrast (zwart-wit, je haargrens, een bril, een raam, een lamp). Soms lukt het je kind niet goed met de ogen en het hoofd mee te bewegen, bijvoorbeeld als je kind een voorkeurshouding heeft. In dat geval hebben we een aantal tips: verander hoe je je kind vasthoudt en de houding waarin je je kind voedt, probeer het boertje eens over de andere schouder, draai je kind op het verzorgingskussen en laat je kind oefenen met op de buik liggen. Belangrijk is om je kind ruimte te geven om te kunnen bewegen. Zet je kind daarom niet te vaak in de Maxi-Cosi. Praat en speel met je kind! Zo leer jij je kind te begrijpen.
Instructie voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Adaptatie |
Neurologisch aspect | De coördinatie tussen zien, oogbewegingen en de spierbeheersing zijn zo ver ontwikkeld dat het kind in staat is om een voorwerp te volgen. De uitslag van de volgbeweging is nog beperkt (30° naar beide zijden vanuit de middenpositie). |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
7-8 weken | Rechts: 92,3 % Links: 91,7 % |
9-10 weken | Rechts: 93,7 % Links: 93,3 % |
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc | |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Het kind ligt op zijn rug op de onderzoektafel. Voorkomen moet worden dat het kind wordt afgeleid. |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker vraagt zo nodig aan de ouder zich tijdens het onderzoek niet in het gezichtsveld van het kind te bevinden en niet te spreken. Ook de onderzoeker mag tijdens het onderzoek niet praten en het kind niet (direct of via bijvoorbeeld bewegen van het onderzoekskussen) aanraken. De onderzoeker brengt zijn gezicht op een afstand van ca. 30 cm boven de ogen van het kind, zoekt op welke afstand het kind het beste fixeert en beweegt dan zijn gezicht langzaam heen en weer boven de ogen van het kind: vanuit de middenstand ten minste 30° naar rechts en terug, en tenminste 30° naar links en terug. Dit onderzoek mag ook met een rood blokje worden uitgevoerd, waarbij het blokje op de afstand waarop het kind dit het beste fixeert (ca. 30 cm) langzaam vanuit de middenstand 30° naar beide kanten wordt bewogen en terug. Je kunt de aandacht van het kind trekken door met je mimiek net te doen alsof je tegen het kind praat. |
Observatie | De onderzoeker observeert of en, zo ja, hoe ver het kind de bewegingen met de ogen en het hoofd volgt. |
Beoordeling | |
Positief | Het kind fixeert het gelaat van de onderzoeker of het rode blokje en volgt de bewegingen over minstens 30° vanuit de middenstand, zowel naar links als naar rechts en terug. |
Negatief | Het kind volgt met zijn ogen én hoofd het gelaat van de onderzoeker (c.q. het blokje) niet of over minder dan 30° naar links en/of rechts en terug. |
Registratie | + Bij positieve respons. - Bij negatieve respons: onder ‘opmerkingen’ registreren op grond waarvan de negatieve beoordeling wordt gegeven ( bijvoorbeeld helemaal niet volgen, volgen alleen met de ogen).Links en rechts afzonderlijk registreren. |
Discipline | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA. |
Alarmsymptoom | Niet of onvoldoende volgen van ogen (en hoofd) na de leeftijd van 4 tot 6 weken (Touwen, 1990). |
Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.