Instructie voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Adaptatie |
Neurologisch aspect | Fixeren vereist de integriteit van het hele visuele systeem in samenwerking met de oogmotoriek. |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
3 weken | 95,8 % |
4 weken | 96,9 % |
5-6 weken | 97,8 % |
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc | |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Het kind ligt op zijn rug op de onderzoektafel. |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker houdt zijn gezicht op een afstand van 20 à 30 cm boven de ogen van het kind. De onderzoeker mag niet praten en het kind niet aanraken. Door het gezicht eerst 3 tot 5 tellen stil te houden en vervolgens iets opzij te bewegen kan men vaststellen of het kind gedurende die tijd echt heeft gefixeerd. |
Observatie | De onderzoeker observeert of het kind fixeert en controleert dit door te letten op instelbewegingen. |
Beoordeling | |
Positief | Het kind reageert op de beweging van het hoofd van de onderzoeker met een instelbeweging van de ogen. |
Negatief |
|
Registratie | + Bij positieve respons - Bij negatieve respons: onder ‘opmerkingen’ registreren op grond waarvan de negatieve beoordeling wordt gegeven. |
Discipline | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA. |
Alarmsymptoom | ‘Niet fixeren’ na de leeftijd van 5 weken (Touwen, 1990). |