Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Grove motoriek. |
Neurologisch aspect | De coördinatie van hoofd, romp, armen en benen is zo ver ontwikkeld, dat het kind zich door alternerende bewegingen van armen en benen kan verplaatsen. Asymmetrisch kruipen in aanvang is oké, maar mag niet aanhouden tot na 6 maanden. Vaak houdt het kind een deel van z’n arm of been stijf als stabilisator om zo vlot met het andere deel te bewegen. Bij voldoende variatie in houdingen verdwijnt het vanzelf. Soms doen de benen nog niet mee. Veel kinderen ‘tijgeren’ aanvankelijk achteruit, maar na een periode van oefenen, ook vooruit. In een volgend ontwikkelingsstadium komen de billen van de grond, daarna volgen de schouders en romp, zodat het kind tot echt kruipen in staat is. Dit wordt onderzocht bij kenmerk 66. |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
47-48 weken | 92,6 % |
49-50 weken | 93,8 % |
51-52 weken | 96,1 % |
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc. | |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Het kind ligt op zijn buik (op een oefenmat) op de grond. Het laten kruipen op de onderzoektafel is uit veiligheidsoverwegingen en vanwege de beperkte ruimte niet aan te bevelen. |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker legt een stuk speelgoed vóór het kind neer op een zodanige afstand dat het kind er niet bij kan en zich dus moet verplaatsen om het te pakken. De onderzoeker (of de ouder) mag zo nodig het kind aanmoedigen het stuk speelgoed te pakken. |
Observatie | De onderzoeker observeert of, en zo ja, op welke wijze het kind zich voorwaarts beweegt. |
Anamnese | Als het gewenste gedrag niet kan worden waargenomen vraagt de onderzoeker aan de ouder: “Kruipt … vooruit en zo ja, hoe doet hij dat?”. |
Beoordeling | |
Positief | Het kind beweegt zich voorwaarts door alternerend links en rechts verplaatsen van de armen, al dan niet in combinatie met de benen. Het kind trekt zich als het ware aan de onderarmen op en zet zich eventueel tegelijkertijd met de benen af (tijgersluipgang) (zie figuur). |
Negatief |
|

Kenmerk 64 Kruipt vooruit, buik over de grond
Registratie | + Bij geobserveerde positieve respons. M Bij anamnestisch positieve respons. - Bij negatieve respons: onder ‘opmerkingen’ registreren op grond waarvan de respons negatief werd beoordeeld. |
Discipline | Alle disciplines mogen alle onderdelen doen. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA of de JV het kenmerk uitvoert volgt bij een negatieve score altijd overleg met VS/JA. Vraag na en noteer bij opmerkingen: billenschuiven. Zo ja, observeren hoe het kind dit doet. |
Advies | Adviseer ouders om de grofmotorische ontwikkeling te stimuleren en ga daarbij in op het stimuleren van het kruipen. |
Alarmsymptoom | Bij afwijkende vormen van kruipen (zoals billenschuiven) of asymmetrie, bij billenschuiven op een stereotiepe manier (zonder variatie in de motoriek, dus alleen in een flexie-extensie patroon) en het kind kan niet van lig naar zit; consultatie van VS/JA op korte termijn. |
Overweging | Het komt voor dat een kind in zijn ontwikkeling de fase van het kruipen overslaat zonder dat er sprake is van een afwijkende ontwikkeling (zie hoofdstuk 3). |