Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Persoonlijkheid en sociaal gedrag, grove en fijne motoriek, adaptatie. |
Psychologisch aspect | Vrijwel vanaf het eerste moment van zijn leven blijkt het kind zich te richten op personen in de naaste omgeving en gaat het hun gedrag imiteren. Op de leeftijd van ongeveer 2 jaar is imitatiegedrag bij de meeste kinderen zeer opvallend. Imiteren draagt bij tot de algehele ontwikkeling en bestrijkt dus vele ontwikkelingsvelden. Al oefenend leert het kind steeds complexer en meer gedifferentieerde vaardigheden. Daardoor groeit zijn zelfstandigheid, leert hij dagelijkse dingen kennen en ermee omgaan en ontdekt hij hoe dingen in elkaar zitten. Dit alles gebeurt echter onder voorwaarde dat de motorische ontwikkeling op peil is, het kind geïnteresseerd is in zijn omgeving en plezier heeft in imiteren. Zijn interesse resulteert in het in de juiste context toepassen van gecompliceerde handelingen (cognitieve ontwikkeling). De mate waarin de omgeving het kind hierin stimuleert, bepaalt mede het resultaat. |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
23 maanden | 98,8 % |
24 maanden | 99,4 % |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Niet bepaald. Het kind moet de gelegenheid krijgen zich vrij in de onderzoeksruimte te bewegen. |
Uitvoering onderzoek | Geen bepaalde handelingen. |
Observatie | De onderzoeker observeert tijdens het consult of het kind spontaan imitatiegedrag vertoont. |
Anamnese | Wanneer het imitatiegedrag niet kan worden geobserveerd, vraagt de onderzoeker aan de ouder: “Doet … u of anderen na, bijvoorbeeld in huishoudelijk werk of bij spelletjes? Zo ja, wat doet hij zoal na?” Het geïmiteerde gedrag dient complexe handelingen te betreffen, zoals afstoffen, stofzuigen, timmeren, telefoneren. |
Beoordeling | |
Positief | Het kind imiteert complexe handelingen van anderen. |
Negatief |
|
Registratie | |
+ Bij geobserveerde positieve respons. M Bij anamnestisch positieve respons. – Bij negatieve respons. |
|
Discipline | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. |
Overweging | Bij de interpretatie van een negatieve respons moet men zowel de respons op communicatieve kenmerken betrekken, als de indruk die men heeft van de ouder-kindrelatie. |