Vorig kenmerk                                                                        Volgend kenmerk                                                        Naar overzicht

31. Maakt geluiden terug

Van Wiechenfilmpje

Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.

In gesprek met ouders

Praat vooral tegen je kind, bijvoorbeeld tijdens het verschonen of in bad doen. Wat je zegt maakt niet zoveel uit. Je kunt bijvoorbeeld vertellen wat je voor boodschappen gaat doen. Probeer rustig tegen je kind te praten in een rustige omgeving (geen tv aan en zonder afleiding van een telefoon). Het is heel belangrijk om met elkaar te communiceren. Het gaat om een soort gesprek. Soms kan het even duren voordat je kind reageert, dus wees geduldig.

Instructies voor professionals
Achtergronden
Ontwikkelingsveld Communicatie en sociaal gedrag.
Neurologisch aspect Op gang komen van de taal­ en spraakontwikkeling. Het is zeer waarschijnlijk dat het eerste vocaliseren van het kind vooral door de visuele stimulus van het gezicht van de pratende volwassene op gang komt. Immers bij gehoorgestoorde kinderen begint deze vocalisatieperiode zonder noemenswaardige vertraging terwijl hun auditieve feed­back gestoord is. Blinde kinderen daarentegen, die de visuele feed­back missen, beginnen later te vocaliseren (Schaerlaekens & Gillis, 1987). Ten onrechte wordt nog wel aangenomen dat het vocaliseren van een zuigeling als respons op toespreken van de ouder een bewijs is dat het kind niet gehoorgestoord is.
Psychologisch aspect Door het afwisselend vocaliseren van het kind en het praten van de ouder, leert het kind het beurtkarakter van communicatie. Dit beurtkarakter is in quasi dialogen of protoconversaties waar te nemen en is een belangrijke stap in de communicatieve ontwikkeling (Snow, 1977).
Onderzoekleeftijd Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort)
11-12 weken 99,7 %
13-14 weken 99,6 %*
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc
*Het kan voorkomen dat een jongere leeftijdsperiode een iets hogere referentiewaarde laat zien dan een oudere leeftijdsperiode. Dit komt omdat de studie uit Den Haag een dwarsdoorsnede onderzoek is. Dat wil zeggen dat de kinderen die in een jongere leeftijdsperiode zijn onderzocht andere kinderen zijn dan de kinderen die in een oudere leeftijdsperiode zijn onderzocht.
Onderzoekmethode
Uitgangspositie kind Het kind ligt op zijn rug op de onderzoektafel of in de armen van de ouder (op schoot).
Uitvoering onderzoek De onderzoeker beweegt zijn gelaat in het gezichtsveld van het kind en praat en lacht tegen het kind. Hij mag het kind niet op andere wijze stimuleren, bijvoorbeeld door het aan te raken.
De onderzoeker hoeft het onderzoek niet zelf uit te voeren als hij het responsieve vocaliseren reeds tijdens het consult heeft waargenomen wanneer de ouder praat en lacht tegen het kind zonder hem anderszins te stimuleren.
Observatie De onderzoeker observeert of het kind ‘in antwoord’ begint te vocaliseren.
Toelichting op de video:
We horen hier het kind geluid maken als reactie op het toespreken door de onderzoeker. Hier is het beurtkarakter van de communicatie te horen. Zou het kind uitsluitend spontane geluiden maken, dus niet als reactie op toespreken, dan hadden we hier een ‘min’ gescoord.
Anamnese Indien het niet lukt het gewenste gedrag bij het kind te observeren (b.v. doordat het moe is of huilt), vraagt de onderzoeker aan de ouder: “Maakt … geluidjes, wanneer u tegen hem praat?”
Beoordeling
Positief
  • Het kind produceert geluid als reactie op het toespreken door de onderzoeker of
  • de onderzoeker heeft de gewenste respons geobserveerd in de interactie tussen ouder en kind.
Negatief
  • Het kind produceert in het geheel geen geluid of
  • het kind produceert uitsluitend spontane geluiden (dus niet als reactie op toespreken) en
  • de ouder beantwoordt bovenstaande vraag ontkennend.
Registratie +  Bij geobserveerde positieve respons
M Bij anamnestisch positieve respons.
-­  Bij negatieve respons.
 Discipline Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren
Informatie over overleg / consultatie Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden.
Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden.
Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA.
Advies Adviseer ouders om tegen hun kind te praten en te lachen, waarbij het gezicht van de ouder voor het kind duidelijk zichtbaar is. Ga daarbij in op de interactie (hechting).
Alarmsymptoom Geen of onvoldoende reactie op geluid, op elke leeftijd (Touwen, 1990).

Welkom op onze nieuwe website!

Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.