Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Communicatie en sociaal gedrag. |
Neurologisch aspect | Op gang komen van de taal en spraakontwikkeling. Het is zeer waarschijnlijk dat het eerste vocaliseren van het kind vooral door de visuele stimulus van het gezicht van de pratende volwassene op gang komt. Immers bij gehoorgestoorde kinderen begint deze vocalisatieperiode zonder noemenswaardige vertraging terwijl hun auditieve feedback gestoord is. Blinde kinderen daarentegen, die de visuele feedback missen, beginnen later te vocaliseren (Schaerlaekens & Gillis, 1987). Ten onrechte wordt nog wel aangenomen dat het vocaliseren van een zuigeling als respons op toespreken van de ouder een bewijs is dat het kind niet gehoorgestoord is. |
Psychologisch aspect | Door het afwisselend vocaliseren van het kind en het praten van de ouder, leert het kind het beurtkarakter van communicatie. Dit beurtkarakter is in quasi dialogen of protoconversaties waar te nemen en is een belangrijke stap in de communicatieve ontwikkeling (Snow, 1977). |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
11-12 weken | 99,7 % |
13-14 weken | 99,6 %* |
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc *Het kan voorkomen dat een jongere leeftijdsperiode een iets hogere referentiewaarde laat zien dan een oudere leeftijdsperiode. Dit komt omdat de studie uit Den Haag een dwarsdoorsnede onderzoek is. Dat wil zeggen dat de kinderen die in een jongere leeftijdsperiode zijn onderzocht andere kinderen zijn dan de kinderen die in een oudere leeftijdsperiode zijn onderzocht. |
|
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Het kind ligt op zijn rug op de onderzoektafel of in de armen van de ouder (op schoot). |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker beweegt zijn gelaat in het gezichtsveld van het kind en praat en lacht tegen het kind. Hij mag het kind niet op andere wijze stimuleren, bijvoorbeeld door het aan te raken. De onderzoeker hoeft het onderzoek niet zelf uit te voeren als hij het responsieve vocaliseren reeds tijdens het consult heeft waargenomen wanneer de ouder praat en lacht tegen het kind zonder hem anderszins te stimuleren. |
Observatie | De onderzoeker observeert of het kind ‘in antwoord’ begint te vocaliseren. Toelichting op de video: We horen hier het kind geluid maken als reactie op het toespreken door de onderzoeker. Hier is het beurtkarakter van de communicatie te horen. Zou het kind uitsluitend spontane geluiden maken, dus niet als reactie op toespreken, dan hadden we hier een ‘min’ gescoord. |
Anamnese | Indien het niet lukt het gewenste gedrag bij het kind te observeren (b.v. doordat het moe is of huilt), vraagt de onderzoeker aan de ouder: “Maakt … geluidjes, wanneer u tegen hem praat?” |
Beoordeling | |
Positief |
|
Negatief |
|
Registratie | + Bij geobserveerde positieve respons M Bij anamnestisch positieve respons. - Bij negatieve respons. |
Discipline | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA. |
Advies | Adviseer ouders om tegen hun kind te praten en te lachen, waarbij het gezicht van de ouder voor het kind duidelijk zichtbaar is. Ga daarbij in op de interactie (hechting). |
Alarmsymptoom | Geen of onvoldoende reactie op geluid, op elke leeftijd (Touwen, 1990). |