Instructies voor professionals | |
Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Adaptatie, persoonlijkheid en sociaal gedrag. |
Neurologisch aspect | Ontwikkeling van de herkenning van sensorische informatie vanuit het tactiele en visuele systeem en ontwikkeling van de onderlinge samenwerking van het zintuiglijke en het motorische systeem: sensorische integratie. Onder zintuiglijk systeem wordt hier verstaan: de tastzin en de propriocepsis, het diepe gevoel van de spieren en de gewrichten. Door herhaling van de handelingen bij het spelen met de handen middenvoor wordt de samenwerking van beide hersenhelften gestimuleerd. Hierdoor komt de oog/hand en de rechter/linkerhandcoördinatie tot stand. Soms is het samenbrengen van de handen technisch moeilijk of onmogelijk bijvoorbeeld bij een Erbse parese, hemiplegie of bij te korte armen (dwerggroei of andere aangeboren afwijkingen). Blinde kinderen missen de visuele prikkel om met hun handen te gaan spelen. |
Psychologisch aspect | Fase in de ontdekking van het eigen lichaam; het kennen van het eigen lichaam is voorwaarde voor het normaal functioneren (Fraiberg, 1993). |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
21-22 weken | 98,5 %* |
23-24 weken | 97,8 %* |
25-26 weken | 98,3 %* |
*Het kan voorkomen dat een jongere leeftijdsperiode een iets hogere referentiewaarde laat zien dan een oudere leeftijdsperiode. Dit komt omdat de studie uit Den Haag een dwarsdoorsnede onderzoek is. Dat wil zeggen dat de kinderen die in een jongere leeftijdsperiode zijn onderzocht andere kinderen zijn dan de kinderen die in een oudere leeftijdsperiode zijn onderzocht. | |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | Het kind ligt op de rug op de onderzoektafel met het hoofd in de middenstand. Vanaf de leeftijd van drie maanden moet het kind spontaan deze houding kunnen aannemen (zie ook kenmerken 52 en 53). |
Uitvoering onderzoek | Als het kind het hoofd niet spontaan in de middenstand brengt, doet de onderzoeker dit. De onderzoeker raakt het kind daarna niet meer aan. |
Observatie | De onderzoeker observeert of het kind de handen middenvoor zijn borst of gelaat bij elkaar brengt en betast. |
Beoordeling | |
Positief | Het kind brengt de handen in de middellijn samen boven het gelaat of de borst en betast ze. Dit kenmerk mag ook positief worden beoordeeld als het bedoelde gedrag op enig ander moment tijdens het consult door de onderzoeker wordt geobserveerd. |
Negatief |
|
Registratie | + Bij positieve respons – Bij negatieve respons |
Disciplines | Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. |
Overweging | Indien het samenbrengen van de handen om technische redenen niet goed mogelijk is, is het wenselijk de ouders te adviseren toch zoveel mogelijk het spelen met beide handen middenvoor te stimuleren, bijvoorbeeld door met hulp beide handen bij elkaar te brengen of uitgangshoudingen te zoeken waarin dit wel lukt. |