Achtergronden | |
Ontwikkelingsveld | Persoonlijkheid en sociaal gedrag, communicatie, fijne motoriek en adaptatie. |
Neurologisch aspect | Grijpfunctie (loslaten). Zie ook kenmerken 8 en 11. |
Psychologisch aspect | Het gaat erom na te gaan of het kind het spelletje ‘geven en nemen’ begrijpt (cognitie). De hechting van het kind speelt hierbij een rol: beurtgedrag vraagt om vertrouwen in de ander. Angstig afwerend gehechte kinderen zijn hiertoe moeilijk uit te lokken. |
Onderzoekleeftijd | Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort) |
61-62 weken | 98,4 % |
63-64 weken | 98,5 % |
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc | |
Onderzoekmethode | |
Uitgangspositie kind | De ouder zit aan een tafel tegenover de onderzoeker. Het kind zit bij de ouder op schoot, recht voor de tafel. De tafel moet zodanig opgeruimd zijn dat het kind niet wordt afgeleid. Het kind moet zo zitten dat het zijn armen vrij kan bewegen en het blokje makkelijk kan aannemen. |
Uitvoering onderzoek | De onderzoeker biedt het kind een blokje aan: “Alsjeblieft”. Als het kind het blokje heeft gepakt steekt de onderzoeker na enige tijd zijn vlakke hand uit en zegt: “Geef het blokje maar aan mij. Dank je wel”. Indien het gewenste gedrag op deze manier niet kan worden uitgelokt, mag de onderzoeker het kenmerk door de ouder op dezelfde wijze laten uitvoeren. De onderzoeker hoeft het onderzoek niet zelf uit te voeren als hij tijdens het consult al heeft waargenomen dat het kind een voorwerp geeft en neemt. |
Observatie | De onderzoeker observeert of het kind het blokje desgevraagd aan hem zelf of aan de ouder terug geeft, of de onderzoeker heeft het gewenste gedrag op een ander moment tijdens het consult geobserveerd. |
Anamnese | Indien het gedrag ook niet door de ouder kan worden uitgelokt, vraagt de onderzoeker: “Geeft … thuis wel eens voorwerpen terug als u erom vraagt?” of “Speelt … thuis wel eens het spelletje ‘geven en nemen’?” |
Beoordeling | |
Positief |
|
Negatief |
|
Registratie | + Bij geobserveerde positieve respons. M Bij anamnestisch positieve respons. – Bij negatieve respons. Bijzonderheden over de kwaliteit van de uitvoering onder ‘opmerkingen’ beschrijven. |
Discipline | Alle disciplines mogen alle onderdelen doen. |
Informatie over overleg / consultatie | Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden. Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden. |
Advies | Adviseer ouders over het spelen met hun kind en ga daarbij in op de interactie (hechting). |
Alarmsymptoom | Trillerige handmotoriek; op korte termijn consultatie van VS/JA. |
Overweging | Letten op de kwalitatieve aspecten van de uitvoering. Als het kind niet meedoet met dit spelletje moet in het bijzonder op de interactie worden gelet. Ook moet nagegaan worden of dit spelletje thuis wordt gedaan. Als dit niet zo is, moet dit bij ‘opmerkingen’ worden genoteerd. Het delen van eten door bij iemand anders een hapje in de mond te doen, geldt niet als geven en nemen spelletje; dit kan imitatiegedrag zijn en zegt dan niets over beurtgedrag. |