Vorig kenmerk                                                                        Volgend kenmerk                                                        Naar overzicht

64. Kruipt vooruit, buik op de grond

Van Wiechenfilmpje

Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.

In gesprek met ouders

Soms noemen we kruipen met je buik op de grond ook wel “tijgeren”. Kinderen bedenken slimme manieren om vooruit te komen. Het is handig als je kind dit op een vloer oefent die niet te glad is. Of bijvoorbeeld op een yogamat, die een beetje ruw aanvoelt en vaster op de grond ligt. Zo heeft je kind meer grip en kan het beter vooruit komen dan op een speelkleed. Sommige kinderen bewegen eerst achteruit als ze aan het oefenen zijn. Dat komt omdat in het begin de armen sterker zijn dan de benen. Wanneer de benen sterker worden, gaan ze vooruit bewegen. Sommige kinderen kunnen dit nog niet goed, mogelijk omdat ze bijvoorbeeld weinig op hun buik hebben gelegen, billenschuivers zijn of minder nieuwsgierig zijn. Na het tijgeren volgt het kruipen. Bij kinderen die billenschuivers zijn, kan er een mix zijn van schuiven en kruipen, of ze slaan het kruipen helemaal over.

Instructies voor professionals
Achtergronden
Ontwikkelingsveld Grove motoriek.
Neurologisch aspect De coördinatie van hoofd, romp, armen en benen is zo ver ontwikkeld, dat het kind zich door alternerende bewegingen van armen en benen kan verplaatsen. Asymmetrisch kruipen in aanvang is oké, maar mag niet aanhouden tot na 6 maanden. Vaak houdt het kind een deel van z’n arm of been stijf als stabilisator om zo vlot met het andere deel te bewegen. Bij voldoende variatie in houdingen verdwijnt het vanzelf. Soms doen de benen nog niet mee. Veel kinderen ‘tijgeren’ aanvankelijk achteruit, maar na een periode van oefenen, ook vooruit. In een volgend ontwikkelingsstadium komen de billen van de grond, daarna volgen de schouders en romp, zodat het kind tot echt kruipen in staat is. Dit wordt onderzocht bij kenmerk 66.
Het komt voor dat een kind in zijn ontwikkeling de fase van het kruipen overslaat zonder dat er sprake is van een afwijkende ontwikkeling (zie hoofdstuk 3).
Onderzoekleeftijd Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort)
47-48 weken 92,6 %
49-50 weken 93,8 %
51-52 weken 96,1 %
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc.
Onderzoekmethode
Uitgangspositie kind Het kind ligt bij voorkeur op zijn buik (op een oefenmat) op de grond. Het laten kruipen op de onderzoektafel is uit veiligheidsoverwegingen en vanwege de beperkte ruimte niet aan te bevelen.
In de praktijk kan het gebeuren, dat als de onderzoeker het kind op de buik neerlegt op het onderzoekskussen, het over een korte afstand vooruit gaat kruipen met de buik op de ondergrond. Dit kan soms voldoende informatie geven om het kenmerk te beoordelen.
Uitvoering onderzoek De onderzoeker legt een stuk speelgoed vóór het kind neer op een zodanige afstand dat het kind er niet bij kan en zich dus moet verplaatsen om het te pakken. De onderzoeker (of de ouder) mag zo nodig het kind aanmoedigen het stuk speelgoed te pakken.
Observatie De onderzoeker observeert of, en zo ja, op welke wijze het kind zich voorwaarts beweegt.
Anamnese Als het gewenste gedrag niet kan worden waargenomen vraagt de onderzoeker aan de ouder: “Kruipt … vooruit en zo ja, hoe doet hij dat?”.
Beoordeling
Positief Het kind beweegt zich voorwaarts door alternerend links en rechts verplaatsen van de armen, al dan niet in combinatie met de benen. Het kind trekt zich als het ware aan de onderarmen op en zet zich eventueel tegelijkertijd met de benen af (tijgersluipgang) (zie figuur).
Negatief
  • Het kind kruipt of tijgert niet (vooruit) of
  • het kind beweegt zich billenschuivend voort en
  • de ouder beantwoordt bovenstaande vraag ontkennend.

Kenmerk 64 Kruipt vooruit, buik over de grond

Registratie + Bij geobserveerde positieve respons.
M Bij anamnestisch positieve respons.
-­ Bij negatieve respons: onder ‘opmerkingen’ registreren op grond waarvan de respons negatief werd beoordeeld.
Vraag na en noteer bij opmerkingen: billenschuiven. Zo ja, observeren hoe het kind dit doet.
Discipline Alle disciplines mogen alle onderdelen doen.
Informatie over overleg / consultatie Indien de DA of de JV het kenmerk uitvoert volgt bij een negatieve score altijd overleg met VS/JA.
Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA.
Advies Adviseer ouders om de grofmotorische ontwikkeling te stimuleren en ga daarbij in op het stimuleren van het kruipen.
Alarmsymptoom Bij afwijkende vormen van kruipen (zoals billenschuiven) of asymmetrie, bij billenschuiven op een stereotiepe manier (zonder variatie in de motoriek, dus alleen in een flexie-extensie patroon) en het kind kan niet van lig naar zit.

Welkom op onze nieuwe website!

Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.