‘Nota bene de minister van VWS wil investeren in de eerste 1000 dagen van het kind en daar 41 miljoen euro voor uittrekken. Ik wil jullie oproepen de kansen die er nu liggen te benutten. Jullie zijn aan zet om bij te dragen aan het verkleinen van die gezondheidsverschillen.’ Bart Looman, Pharos.
Ruim 40 managers en professionals uit de jeugdgezondheidszorg zijn deze woensdagmiddag bij het NCJ te gast om de pijler ‘gezondheid’ uit de JGZ Preventieagenda onder de loep te nemen. Wat gebeurt er al en wat kan er (nog) beter? Het recent gelanceerde actieprogramma ‘Kansrijke Start’ is een veelbesproken issue op deze werkconferentie.
De eerste 1000 dagen
Op 12 september jl. presenteerde minister Hugo de Jonge (VWS) het landelijk actieprogramma ‘Kansrijke Start’. Afgelopen 9 maanden, dus in zeer korte tijd, is dit programma ontwikkeld, vertelt Laetitia Kuijpers, beleidscoördinator van de afdeling Openbare- en Jeugdgezondheidszorg (OJGZ) en medeontwikkelaar van het programma. ‘Met dit programma investeren we in de eerste 1000 dagen van het kind omdat die cruciaal zijn voor een gezonde groei en ontwikkeling maar ook voor de ontplooiing en kansen op latere leeftijd.’
Rook en fijnstof
Ze laat een filmpje zien van Tessa Roseboom, hoogleraar vroege ontwikkeling en gezondheid aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Als die eerste ontwikkeling niet goed loopt, heb je daar levenslang last van’, licht Roseboom in het filmpje toe. ‘Blootstelling aan rook, fijnstof maar ook stress, geweld en armoede raken ingebakken in het brein. Het maakt het lastiger om mee te komen op school en verkleint daarmee je kansen op de arbeidsmarkt en in de maatschappij.’
Stress
Kuijpers laat de deelnemers tijdens haar presentatie een overzicht zien van de uitgangspunten van ‘Kansrijke Start’. Samen zorgen dat kinderen een goede start kunnen maken is er één, net als bewust kiezen voor een goede zwangerschap. Een ander belangrijk uitgangspunt is de constatering dat veel problemen bij ouders stress- en leefstijl-gerelateerd zijn. Kuijpers: ‘Door stress bij ouders kan er zoveel niet goed gaan bij kinderen. Chronische stress kan ertoe leiden dat je niet goed voor jezelf kunt zorgen maar ook niet voor het kind in je buik.’
Deelnemer Lianne Verstraten, beleidsmedewerker Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland (VGGM), over stress bij ouders:
‘We komen onder ouders veel chronische stress tegen, vaak gerelateerd aan zaken als slechte huisvesting of schulden. En daar heeft het kind onherroepelijk last van. We hebben daar in de JGZ al veel aandacht voor en het is goed dat ook het programma ‘Kansrijke Start’ hier aandacht voor heeft.’
Gesprek over kinderwens
Het nieuwe overheidsprogramma richt zich vooral op ouders en kinderen in kwetsbare situaties. ‘In die groep is de meeste winst te behalen’, zegt Kuijpers. Ongeveer 14 procent van de kinderen in Nederland (bijna 25.000 per jaar) heeft geen goede start bij de geboorte door vroeggeboorte, een te laag geboortegewicht of een combinatie daarvan. ‘Een van de doelen van ‘Kansrijke Start’ is om het gesprek aan te gaan met kwetsbare aanstaande ouders over de kinderwens. Nederland kent niet echt een cultuur om daar vrij over te spreken maar toch is het belangrijk om dat gesprek te voeren.’
Deelnemer Thieu Smeets, sectormanager Jeugdgezondheidszorg ZuidZorg over ‘Kansrijke start’ (VWS)
‘Ik ben heel blij met het programma ‘Kansrijke Start’ dat de minister gepresenteerd heeft. Het is een mijlpaal dat er vanuit het ministerie aandacht is voor de eerste 1000 dagen van een kind. Nu hebben we concreet een door het ministerie ondersteund aandachtspunt waardoor wij als JGZ met gemeenten in gesprek kunnen over de aanpak van dit programma.
Belangrijk punt is wat mij betreft de besteding van de 41 miljoen die de minister heeft vrijgemaakt voor ‘Kansrijke Start’: welk deel ervan wordt besteed aan de structuren en welk deel komt concreet ten goede aan kind en ouders? Het is daarom belangrijk dat we als JGZ dit programma snel omarmen en de lead nemen om het programma samen met gemeenten op te pakken.’
Graag mét ouders
‘Ik ben toch een beetje bang dat dit programma bedacht is vóór ouders maar niet mét hen’, reageert een deelnemer na de presentatie van Kuijpers. ‘Uit mijn eigen praktijk weet ik dat, als ik werkelijk wil dat ouders meebewegen en meedoen, ik hen in de aanpak een prominente plek moet geven.’ Dat zal ook gebeuren, is de reactie van Kuijpers. In de opgestelde actielijnen – uitgevoerd voor en tijdens de zwangerschap en na de geboorte – is er sprake van heel concreet contact tussen ouders en de diverse partners, waaronder JGZ,verloskundigen en huisartsen.
De wind mee
Volgende spreker is Bart Looman, programmamanager Jeugd bij Pharos. ‘We hebben de wind mee om gezondheidsverschillen in Nederland te verkleinen’, zegt hij. ‘Ik wil jullie oproepen de kansen die er nu liggen te benutten. Jullie zijn aan zet om bij te dragen aan het verkleinen van die gezondheidsverschillen.’ Bekijk zijn presentatie
Bij de uitvoering van het nieuwe overheidsprogramma ‘Kansrijke Start’, is een belangrijke rol weggelegd voor de jeugdgezondheidszorg, volgens Looman. Datzelfde geldt voor de beleidsadvisering en het vormen van lokale coalities om het programma met de gemeente op te pakken. Dit realiseren de aanwezige JGZ’ers zich ook, blijkt uit een levendige peiling ter plekke. Het merendeel van hen gaat in de hoek van score 10 staan bij de vraag in hoeverre ze ‘zijn aangehaakt op de thema’s en kansen’. ‘Het is nog geen 10’, reageert een GGD-beleidsmedewerker uit de regio Rotterdam, ‘want nog niet bij iedere gemeente is het even goed geregeld. Maar op veel plekken werken we samen met huisartsen en verloskundigen met als doel de gezondheidsverschillen in de jeugdgezondheidszorg te verkleinen. En dat vind ik hoopvol.’
Deelnemer over het benoemen van afkomst en etniciteit in het gesprek over ‘Kansrijke Start’
‘In het hele programma komt het woord ‘migrant’ of ‘vluchteling’ niet voor. Dat ligt gevoelig, weet ik. Maar laten we dit in de uitvoering van ‘Kansrijke Start’ gewoon benoemen, want dat zijn wel de kwetsbare groepen waar het hier onder andere over gaat.’
Juist de groep kwetsbare ouders hebben een programma als ‘Kansrijke Start’ nodig, meent Looman mede door zijn betrokkenheid bij het landelijk programma ‘Gezond in…’. Dit stimuleringsprogramma begeleidt 165 gemeenten bij het versterken van hun lokale aanpak van gezondheidsachterstanden. De graphic die hij laat zien bewijst volgens Looman de urgentie van een daadkrachtige aanpak: de gezondheidsverschillen tussen mensen met een hoge en lage sociaaleconomische status (SES) dreigen groter te worden als er niets gedaan wordt. ‘Mensen met een lagere opleiding leven gemiddeld 7 jaar korter en zelfs 19 jaar minder in goed ervaren gezondheid dan hoogopgeleide mensen. En die verschillen zullen in ieder geval niet kleiner worden, verwacht ik.’
Stapeling van risicofactoren
Derde gastspreker tijdens deze werkconferentie is Adja Waelput, programmadirecteur van Healthy Pregnancy 4 All (HP4All) een door het ministerie van VWS ondersteund programma dat zich richt op het verkleinen van perinatale gezondheidsverschillen. Er is specifieke aandacht voor kwetsbare groepen vrouwen in achterstandswijken. ‘Bij deze groep is bijna altijd sprake van een stapeling van risicofactoren, zegt Waelput, zelf een voormalige verloskundige. ‘Het gaat vaak niet om alleen roken tijdens de zwangerschap bijvoorbeeld. Juist de stapeling van risicofactoren zorgt voor slechte perinatale uitkomsten zoals een laag geboortegewicht.’ Bekijk haar presentatie
‘Samenwerken’ is het codewoord in de aanpak van HP4All, dat dan ook inzet op een intensieve verbinding tussen geboortezorg en gemeenten. ‘Een verloskundige die inschat dat er sprake is van armoede kan die armoede oplossen, maar moet wel weten bij welke loketten ze in een gemeente terecht kan om gezinnen door te kunnen verwijzen voor hulp. Dat is helaas vaak nog te weinig het geval.’ Daarom adviseert Waelput gemeenten, geboortezorginstellingen, huisartsen en JGZ-partners om de handen ineen te slaan en:
- afspraken te maken over wie wat doet;
- nieuwe partners hierbij te betrekken;
- aan te sluiten bij wat er al is/dit te versterken.
Ter illustratie van hoe goed en effectief dit kan zijn, laat Waelput op één van haar laatste presentatiesheets een aantal voorbeelden zien, zoals:
‘Veroordeel en moraliseer niet bij kindermishandeling’
Aan het eind van de werkconferentie zitten de deelnemers in groepjes bij elkaar rondom een groot vel wit en rood papier. Wat moet de JGZ-sector vooral wél doen (wit papier) rondom de pijler gezondheid om bij te dragen aan de 3 thema’s van de JGZ Preventieagenda (kindermishandeling, schoolverzuim en armoede) luidt de vraag? En de andere vraag: wat vooral niet (rood papier)? Het levert een gevarieerde lijst aan adviezen op, een greep hieruit:
Wel doen:
- Voldoende kennis opdoen over invloed van armoede op gezondheid (armoede)
- Kinderen ook in beeld hebben bij schuldhulpverlening (armoede)
- Weten welke steun gemeenten concreet aan kinderen kunnen bieden (armoede)
- Inzicht in gezondheidssituatie van leerlingen bij scholen (schoolverzuim)
- Betrokkenheid al starten tijdens voorschoolperiode (verzuim)
- Betere profilering JGZ op scholen en bij ouders (verzuim)
- Kindcheck GGZ (kindermishandeling)
- Kindcheck armoede bij volwassenen (kindermishandeling)
- Deskundigheidsbevordering in het voeren van het gesprek met ouders (kindermishandeling)
Niet doen:
- Ingewikkeld taalgebruik, zowel mondeling als schriftelijk (armoede)
- Ongevraagd tips en adviezen geven (armoede)
- Te lang wachten met actie ondernemen (schoolverzuim)
- Scholen niet of te laat bij de aanpak betrekken (schoolverzuim)
- De ouders vergeten (schoolverzuim)
- Veroordelen en moraliseren (kindermishandeling)
- Handelingsverlegen zijn (kindermishandeling)
- Niet zichtbaar zijn als JGZ (kindermishandeling)
Bekijk ook: