Blog 25 november 2021

Wat als kindermishandeling corona was?

Al ruim twintig jaar is kindermishandeling de rode draad in mijn professionele leven. Als er één ding is waar ik me al die tijd al over verbaas is het hoe we in Nederland met dit fenomeen omgaan. Dat begint al bij de semantiek: kindermishandeling moeten we ‘aanpakken’, ‘bestrijden’ en ‘terugdringen’. Alsof het een plaag is, of misschien wel een pandemie?

Wat me misschien wel het meest verwondert is dat we al heel lang weten hoeveel impact kindermishandeling heeft, maar dat deze kennis nog altijd niet gepaard gaat met passende daadkracht. Onderzoek na onderzoek zijn de relaties aangetoond (ik zal u niet vermoeien met een waslijst aan bronvermeldingen). Ik doel op de relatie van kindermishandeling met psychische gezondheid: hechtingsproblematiek, angst- en aandachtsstoornissen, depressie, suïcidaliteit. De relatie van kindermishandeling met fysieke gezondheid: hart- en vaatziekten, immunologische aandoeningen, verslaving, overgewicht. De relatie van kindermishandeling met intergenerationele overdracht van geweld, met maatschappelijke participatie, met kansen(on)gelijkheid, met armoede… een lange, lange lijst van gevolgen van kindermishandeling. Ik hoef denk ik niet te memoreren hoeveel geld we investeren om al deze gevolgen beheersbaar te maken. En ook niet dat die bedragen alleen maar oplopen, want dat is inherent aan symptoombestrijding.

Van onderkenning tot preventie

Al in 1976 stelde Ray Helfer dat er zeven stappen zijn in de ontwikkeling vanaf de eerste onderkenning van de meest ernstige vorm van een probleem tot aan het uitrollen van grootschalige preventieprogramma’s. Hij constateerde dat de eerste stap in 1962 werd gezet toen Henry Kempe publiceerde over het Battered Child Syndrome – de allereerste publicatie waarin kindermishandeling als zodanig werd benoemd. Je zou kunnen zeggen dat het hierboven beschreven inzicht in de impact van kindermishandeling bij stap 3 hoort (al gaat die stap om oorzaken en benoem ik hier consequenties). Hoewel Helfer in ‘76 optimistisch vaststelde dat hij de eerste tekenen van de vijfde stap waarnam (bredere conceptualisering van het probleem naar andere vormen van kindermishandeling), vraag ik me af waar we in Nederland staan, 45 jaar later.

Aandacht van de overheid

Ik denk dat het de psychiater Dries van Dantzig was die met zijn actiegroep RAAK een dusdanig appèl deed op de maatschappelijke verantwoordelijkheid rondom kindermishandeling dat er structurele overheids-aandacht voor ontstond. Eerst met een paar voorzichtige proefregio’s RAAK, daarna met een landelijke Regionale Aanpak Kindermishandeling (na 2011 in schoonheid gestorven omdat de subsidiekraan weer werd dichtgedraaid). De plannen die volgden lijken nooit verder te komen dan kindermishandeling signaleren en stoppen, ook al werd dat meer dan dertig jaar geleden al weggezet als too little too late. Een conclusie die feitelijk recent opnieuw werd getrokken. Meest treffende illustratie voor mijn constatering: het woord preventie, dat in het Actieplan ‘Kinderen Veilig’ (2012-2016) nog maar liefst 9 keer genoemd werd -en dat is al niet veel-, is in het Programma ‘Geweld hoort nergens thuis’ (2018-2021) nog slechts in de literatuurlijst terug te vinden. Wat dat betreft is Helfer’s stap 7 beslist nog niet in zicht.

Aandacht in de samenleving

De stellingname van Van Dantzig was: ‘Wij dragen als gemeenschap – en daarom ieder van ons als individu – gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van kinderen, burgers in wording.’ Het is daarom altijd een goed begin om te zorgen dat de gemeenschap weet wat kindermishandeling is. Die conclusie heeft ook de overheid getrokken, getuige de verschillende campagnes rondom kindermishandeling en huiselijk geweld, en bijvoorbeeld ook de week van de kindermishandeling, dit jaar met als thema ‘dichterbij dan je denkt’. In al deze campagnes zie ik echter dat de invalshoek van geweld, de zwart-witte tweedeling in dader/slachtoffer en de focus op de taak van omstanders, enig begrip voor ouders steeds weer in de weg staan. Terwijl het wél kan, toonde de Britse NSPCC al jaren geleden aan, begrip krijgen voor ouders. Dáár zou wat mij betreft de preventie beginnen: bij begrip voor ouders en de uitdagingen waar zij voor staan. Want ouderschap is a hell of job – in de woorden van mijn dierbare promotor Herman Baartman. Wat dat betreft is de #odeaanouders misschien wel een veel mooiere benadering, maar dat terzijde.

Het kost wat…

Op zich is het hoopgevend dat de overheid de knip langzaam verder open zet. Tussen 2012 en 2016 moest Kinderen Veilig mogelijk zijn voor nog geen 3,5 miljoen per jaar; Geweld hoort nergens thuis had de afgelopen vier jaar een prijskaartje van zo’n 17 miljoen per jaar. Toch, veel is dat niet, vergeleken met andere overheidsuitgaven. Die vergelijkingen liggen voor het oprapen. De flauwste is misschien wel een niet nader te noemen verzameling inmiddels afgekeurde mondkapjes die meer kostte dan 8 jaar beleid op kindermishandeling bij elkaar. Maar serieus, neem bijvoorbeeld baarmoederhalskanker, waarvoor we al sinds 1976 een bevolkingsonderzoek uitvoeren. Kosten: vierentwintig miljoen euro per jaar. Sinds ruim tien jaar komen daar ook de kosten van de HPV-vaccinatiecampagne bij. De zesde (systematisch screenen) en zevende (collectieve preventie) stap in het model van Helfer zijn hier dus beslist wél gezet. Zonder ook maar iets af te willen doen aan de ernst van deze vorm van kanker: de diagnose baarmoederhalskanker wordt circa 800 keer per jaar gesteld. Kindermishandeling komt volgens de laatste schattingen jaarlijks voor bij 127.000 kinderen. Dat is ruim 158 keer zoveel. Maar we hebben er minder geld voor over en het geld dát we ervoor over hebben gaat ook nog eens niet naar preventie. Thomas Gelissen becijferde dit nog niet zo lang geleden: de verhouding tussen de budgetten voor kansrijke start en jeugdhulp is 1:614.

Dweilen met de kraan open

Terug naar de waslijst aan problemen die door kindermishandeling kunnen ontstaan en waar we als samenleving elk jaar miljarden aan uitgeven. Hoe komt het toch dat we blijven steken in symptoombestrijding terwijl het zoveel zinniger zou zijn om te proberen de oorzaak te voorkomen? Is het omdat het bewijs dat preventieve opvoedingsondersteuning effect heeft niet overtuigend genoeg is? Is het omdat de effecten langer op zich laten wachten dan de gemiddelde ambtstermijn van wethouders en ministers? Is het de perverse prikkel van het feit dat de consequenties van het gebrek aan preventie uit een ander potje worden gefinancierd (namelijk dat van onze zorgverzekeraars) dan preventie zelf? Is het omdat het om kinderen gaat, die nooit in georganiseerd verband voor zichzelf op kunnen komen zoals veel andere doelgroepen dat wel kunnen? Vinden we het domweg te duur? Of is het omdat we zelf ook ouders zijn en allemaal weten hoe kwetsbaar die rol is, hoe moeilijk het is om daarop aan te spreken en aangesproken te worden? Weet u het? Want ik snap het echt niet.

Wat als kindermishandeling corona was?

Ik weet dat het op het eerste gezicht een rare vraag is, de titel van dit blog. Maar ik heb mezelf deze vraag sinds maart 2020 een aantal keer gesteld. Natuurlijk, samen tegen corona, we moeten wel. We willen niet dat mensen sterven, we willen naasten zo’n verlies besparen, we willen voorkomen dat mensen verminderd aan de samenleving kunnen deelnemen door langetermijngevolgen. En op veel grotere schaal: we willen dat de zorg beschikbaar blijft voor iedereen, we willen dat de economie blijft draaien, we willen dat alle compensatie- en overbruggingsbudgetten niet onhanteerbaar ver oplopen. We vinden het in grote weldenkende meerderheid volkomen normaal dat we daarvoor alles op alles zetten.

Voor kindermishandeling voelen we die urgentie niet. Terwijl we daar net zo zeer te maken hebben met sterven, verlies, verdriet en vooral heel veel langetermijngevolgen die het functioneren in de samenleving bemoeilijken, vaak levenslang. En ook bij kindermishandeling zijn de druk op de zorg en de kosten voor de samenleving aanzienlijk. Accepteren we dat kindermishandeling endemisch is of komt er een dag dat we als samenleving structureel gaan investeren in preventie? Laat ik mijn pleidooi positief eindigen. Ik houd hoop als ik lees dat de JGZ koepelorganisaties aan de formateur hebben voorgesteld om structureel meer te investeren in de JGZ met onder andere als doel de uitrol van bewezen effectieve preventieve programma’s over heel Nederland. Wie weet hebben we dan over dertig jaar écht een gezonde generatie.

Over de auteur

Merian Bouwmeester

onderzoeker, adviseur

Merian in 3 woorden

1. Enthousiasmerend
2. Empathisch
3. Analytisch

Over Merian

“Sinds 2018 werk ik bij het NCJ als adviseur en onderzoeker. Ik heb een divers takenpakket waarin de kennisgedreven praktijk centraal staat en preventie van kindermishandeling een rode draad vormt. Ik geloof in samen nieuwe ideeën uitdenken, maar ook in destilleren in stilte. Ik ga graag met je in gesprek over onderzoek, effectieve interventies, de Stippel-Brigade en de EBP mindset. Maar ook over de borging en monitoring van onze interventies en specifiek onze huisbezoekprogramma’s VoorZorg en natuurlijk Stevig Ouderschap. Heb je vragen over één van deze interventies of onderwerpen? Neem dan contact op!

Tenslotte vind ik het goed opleiden van een nieuwe generatie professionals belangrijk. Daarom kun je bij mij terecht met al je vragen rondom stage lopen bij het NCJ.

Van origine ben ik orthopedagoog met een specialisatie op ontwikkeling en beleid. Ik promoveerde op de preventie van opvoedingsproblematiek en kindermishandeling met als resultaat de JGZ-interventie Stevig Ouderschap. Vanuit eerdere functies in de universitaire wereld en de sector jeugdgezondheid breng ik een brede ervaring met onderzoek, beleid, ontwikkeling, onderwijs, preventie en digitale tools mee.”

Lees meer over Merian Bouwmeester E-mailen Bellen

Welkom op onze nieuwe website!

Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.