Vorig kenmerk                                                                        Volgend kenmerk                                                        Naar overzicht

36. Maakt communicatieve gebaren

Van Wiechenfilmpje

Dit filmpje kan gebruikt worden om ouders te betrekken bij het onderzoek en dient voor de professionals als audiovisuele ondersteuning bij de beschreven instructie.

In gesprek met ouders

Gebaren zijn erg belangrijk bij praten. Ze helpen bij het onthouden van woorden. Eerst wijst je kind bijvoorbeeld naar iets, en dan ongeveer een maand later zegt het “die” terwijl het wijst. Je kind wijst om twee redenen: om iets te krijgen of om je aandacht ergens op te vestigen. Benoem wat je kind aanwijst in plaats van het meteen te geven. Vraag bijvoorbeeld: “Wat wil je?” “Wil je drinken?” “Wil je een banaan?” Gebruik zelf ook gebaren, zoals zwaaien bij het weggaan of wijzen naar dingen die je wilt laten zien. Let erop dat je kind bij het maken van gebaren niet alleen nadoet. Met nadoen bedoelen we als je kind bijvoorbeeld alleen zwaait als jij ook zwaait.

Instructies voor professionals
Achtergronden
Ontwikkelingsveld Communicatie, persoonlijkheid en sociaal gedrag.
Psychologisch aspect Door middel van communicatieve gebaren begint het kind blijk te geven van inzicht in de dagelijks terugkerende sociale gebruiken. Het gebruik van communicatieve gebaren gaat vooraf aan taalproductie. Voorbeelden zijn: ‘dag­dag’ zwaaien, wijzen naar iets dat het kind graag wil (‘imperatief wijzen’, vaak gepaard gaande met aankijken en brabbelen), intentioneel imiteren van gebaren of handen omhoog doen bij ‘hoera’. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die zwak zijn in taalbegrip en taalproductie maar wel vlot communicatieve gebaren gebruiken meer kans hebben hun taalachterstand in te halen dan kinderen die weinig gebaren in de communicatie, zoals kinderen met ASS. Op deze leeftijd maakt imitatiegedrag deel uit van het gebruik van communicatieve gebaren.
Onderzoekleeftijd Referentiewaarden (percentage dat het kenmerk positief scoort)
47-48 weken Jongens: 88,6 %     Meisjes: 95,8 %      Gem: 92,2%
49-50 weken Jongens: 91,1 %     Meisjes: 96,2 %      Gem: 93,6%
51-52 weken Gem: 94,8 %
55-56 weken Jongens: 95,0 %     Meisjes: 100 %
NB: periode week 1 betreft de leeftijd vanaf de geboortedag tot en met dag 6, periode week 2 de leeftijd van dag 7 tot en met dag 13, etc
Onderzoekmethode
Uitgangspositie kind Niet bepaald.
Uitvoering onderzoek De onderzoeker spoort het kind aan tot het maken van communicatieve gebaren, zoals dag zwaaien, handjes omhoog bij hoera, gebaren nadoen bij versjes, aanwijzen welk van twee getoonde voorwerpen het kind wil hebben.
Als het gewenste gedrag tijdens het consult niet kan worden geobserveerd, vraagt de onderzoeker de ouder: ‘zwaait uw kind wel eens als er iemand binnenkomt of weggaat?’ Of ‘Als uw kind ergens niet bij kan, wijst hij er dan naar met zijn eigen wijsvinger, u daarbij aankijkend?’ Zo niet: ‘Maakt uw kind wel eens andere gebaren? Zo ja, welke?’
Observatie De onderzoeker observeert of het kind communicatieve gebaren maakt in duidelijke interactie met de onderzoeker en/of de ouder.
Anamnese Als het gewenste gedrag niet tijdens het consult kan worden geobserveerd, vraagt de onderzoeker de ouder: “Zwaait … wel eens als er iemand binnenkomt of weggaat?”. Of: “Als …. ergens niet bij kan, wijst hij er dan naar met zijn eigen wijsvinger, u daarbij aankijkend?’ Zo niet: “Maakt … wel eens andere gebaren? Welke?”
Beoordeling Bij de interpretatie van de respons moet de onderzoeker rekening houden met de kwantiteit en de kwaliteit van het taalaanbod, met de taalproductie en met de ouder­-kindrelatie. Het niet laten zien van communicatieve gebaren en dan met name de afwezigheid van wijzen op deze leeftijd, kan wijzen op ASS.
Positief
  • Het kind laat zelf, zonder hulp van de ouder, een communicatief gebaar zien. Het gaat niet alleen om letterlijk nadoen maar om wederkerigheid of
  • het kind wijst met eigen wijsvinger het door hem gewenste voorwerp aan en kijkt de onderzoeker aan.
Negatief
  • Het kind vertoont geen van de genoemde communicatieve gebaren of
  • het gebaar heeft geen communicatieve functie in de zin van iemand gedag zeggen (wuiven) of iemand iets vragen (wijsgebaar) maar beperkt zich tot letterlijk nadoen en
  • de ouder beantwoordt bovengenoemde vragen ontkennend.
Registratie + Bij geobserveerde positieve respons.
M Bij anamnestisch positieve respons.
-­ Bij negatieve respons.
Discipline Alle disciplines mogen dit kenmerk uitvoeren
Informatie over overleg / consultatie Indien de DA het kenmerk uitvoert mag bij een negatieve score de JV geconsulteerd worden.
Indien de JV het kenmerk uitvoert moet bij een negatieve score de VS/JA geconsulteerd worden.
Bij alarmsymptoom op korte termijn consultatie van de VS/JA.
Advies Adviseer ouders om de communicatieve ontwikkeling te stimuleren en ga daarbij in op het spelen met hun kind (bijvoorbeeld door het zingen van kinderliedjes met gebaren).
Alarmsymptoom  Geen imitatie­ en kiekeboespelletjes na de leeftijd van 9-10 maanden (Touwen, 1990)

Welkom op onze nieuwe website!

Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.