Blog 22 mei 2020

Shit als mest voor een vruchtbare voedingsbodem voor toekomstige generaties

Ieder mens is piepklein begonnen: als een enkele bevruchte eicel. In de eerste 1000 dagen van het leven ontwikkelt die enkele cel zich tot een compleet mens. Met alles erop en eraan. Maar welke invloed hebben deze eerste 1000 levensdagen op het ontstaan van chronische aandoeningen? Tessa Roseboom, hoogleraar Vroege Ontwikkeling en Gezondheid aan de Universiteit van Amsterdam, schreef speciaal voor het NCJ haar blog ‘Shit als mest voor een vruchtbare voedingsbodem voor toekomstige generaties’.

Het is niet verbazingwekkend dat de omgeving waarin we ons ontwikkelen in die eerste 1000 dagen een belangrijke invloed heeft op hoe we worden wie we zijn. Het is letterlijk het fundament waar we de rest van ons leven op bouwen. De omgeving in die eerste 1000 dagen levert de bouwstenen voor de organen waar we het de rest van ons leven mee moeten doen. Als we kunnen groeien in een omgeving die rijk is aan voedingsstoffen dan verloopt de ontwikkeling beter dan op een schrale bodem. Net als de ontwikkeling van een zaadje in de zandbak anders verloopt dan op een vruchtbare voedingsbodem.

Stressvolle omstandigheden, zoals de dreiging van oorlog, geweld, armoede, honger maar ook een gebrek aan veiligheid, en verwaarlozing beïnvloeden de ontwikkeling van een kind. Dit draagt een kind levenslang met zich mee. De stress kruipt onder de huid en wordt ‘ingebakken’ in het brein. Stress tijdens de vroege ontwikkeling beïnvloedt de manier waarop het DNA tot uiting komt en heeft daarmee een blijvende invloed op het gedrag, het leervermogen en de gezondheid van het kind.

Als kinderen zijn opgegroeid in een gezin waar ze zich niet veilig voelden, en ze bloot stonden aan chronische stress (ook wel Early Life Stress) dan hebben ze niet de kans gekregen om zich optimaal te ontwikkelen, en hebben ze een grotere kans op gedrags- en gezondheidsproblemen. Hiermee kan chronische stress tijdens het opgroeien, ‘Early Life Stress’, van de ene op de andere generatie worden doorgegeven.

Literatuurstudie ‘Stress bij kinderen: hoe houden we het gezond?’

Het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) en de Universiteit van Maastricht hebben literatuuronderzoek gedaan naar chronische stress tijdens het opgroeien (Early Life Stress). De uitkomsten van het literatuuronderzoek laten ons zien dat gezondheidsproblemen (op latere leeftijd) een effect kunnen zijn van chronische stress in de kindertijd. De uitkomsten bieden veel aangrijpingspunten voor preventie, want hoe kunnen we Early Life Stress voorkomen? Het ontwikkelde allostatische belasting model stelt dat er drie ‘knoppen’ zijn voor preventie, namelijk: 1) de veerkracht van het kind zelf versterken, 2) de stressor wegnemen en 3) zorgen voor een sensitieve en responsieve omgeving als vangnet voor het kind. Dit kan het verschil maken tussen hanteerbare (gezonde) stress en chronische (ongezonde) stress.
Lees meer over de literatuurstudie

Veel van de negatieve effecten van stress lijken vooral op te treden als er geen vangnet is, geen partner, familielid, vriend of (zorg)professional die een luisterend oor biedt, of een helpende hand. Steun buffert effecten van stress en daarmee kan steun werken als tegengif tegen de negatieve gevolgen van stress.

Ook in deze crisis kan steun fungeren als tegengif tegen stress. Laten we dus extra naar elkaar omkijken, elkaar steunen in deze bijzondere tijden. De ‘shit’ gebruiken als mest voor een vruchtbare voedingsbodem voor toekomstige generaties. Omdat we weten hoe belangrijk het is om om te kijken naar elkaar, elkaar te steunen, een luisterend oor te bieden, oprecht te vragen hoe het gaat, en te vragen of je kan helpen. Ik hoop van harte dat we leren hoe veel creatieve manieren er bestaan om elkaar te steunen, ook als er fysieke afstand is. En dat we dat ook nadat de crisis voorbij is zullen blijven doen. Dat zou echte winst zijn.

Over de auteur

Tessa Roseboom

Tessa Roseboom is hoogleraar Vroege Ontwikkeling en Gezondheid aan de Universiteit van Amsterdam,
ze werkt in het Amsterdam UMC. Ze onderzoekt hoe de vroege omgeving de latere groei, ontwikkeling
en gezondheid beïnvloedt, daarnaast is ze actief pleitbezorger voor het belang van een goed begin,
onder andere als ambassadeur van het landelijk programma Kansrijke Start. In 2018 verscheen haar
boek ‘De eerste 1000 dagen, het belang van een goed begin vanuit biologisch, medisch en
maatschappelijk perspectief’. Haar ambitie is bijdragen aan een eerlijker toekomst met gezondheid
voor iedereen door te investeren in een goede start voor elk kind.

Lees meer over Tessa Roseboom

Welkom op onze nieuwe website!

Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.