Nieuws 8 december 2022

Zo werk je volgens de bedoeling! Inspirerend innovatieatelier met Wouter Hart.

Je bent gewend om op een bepaalde manier te werken, en sterker nog, het wordt soms ook van je verwacht. Maar is het kind of het gezin daar echt mee geholpen? Tijdens het laatste Innovatieatelier van 2022 ‘Werken volgens de bedoeling’ daagde Wouter Hart ons uit om terug te gaan naar ‘de bedoeling’ en wat dit voor de JGZ zou kunnen betekenen.

Alle organisaties, dus ook JGZ-organisaties, hebben te maken met regels, kaders en verwachtingen. Dat is normaal en vaak kun je ook niet zonder.  Toch zit er een groot risico in wanneer regels en procedures leidend worden. Wanneer de regel in plaats van de bedoeling achter de regel, zoals hij bedoeld is, voorop komt te staan. Hierdoor verliezen we de belangen van kinderen, jongeren en gezinnen mogelijk uit het oog.

Wouter Hart, schrijver en spreker van boeken zoals ‘Verdraaide organisaties’ en ‘Anders Vasthouden!’ nam deelnemers aan  het NCJ Innovatieatelier van 23 november mee in wat werken volgens de bedoeling voor de JGZ kan betekenen. Aan de hand van praktische voorbeelden uit de samenleving en uit zijn persoonlijke leven stelde hij ons de essentiële vraag: laat je je leiden door het systeem of door wat echt nodig is?

Bekijk de presentatie

Wat is de essentie van je verhaal?

Besproken werd  een artikel uit de de Correspondent ‘Waarom AZ tegen zijn jeugdtrainers zegt: ‘Vooral niet altijd willen winnen’. In het jeugdteam van AZ zaten jongens die fysiek wat groter waren of die veel ervaring met de bal hadden en jongens die deze voordelen niet hadden, maar die wel barsten van het talent. De eerste groep werd vaker opgesteld in een wedstrijd. Want – zo zat het in de hoofden van trainers, ouders en de jonge spelers – we moeten winnen. Het artikel laat ons zien wat het verschil is als je wel of niet vanuit de bedoeling werkt. Zo gaf men aan: “ We hebben die jeugdtraining niet opgezet om wedstrijden te winnen. De bedoeling is om talenten te laten groeien.” Wanneer dit het verhaal is waar je in gelooft, dan volgt er ook een ander gedrag. Bij AZ durfde men nieuwe keuzes te maken: het ging niet om goed zijn, maar om de ontwikkeling, om goed te worden.

Voor JGZ-organisaties gelden dezelfde soort vragen. Wat is de essentie van ons verhaal? En wat is onze werkelijke opgave? Screenen we op wat ongezond is en leiden we toe naar hulp? Richten we ons op het vermijden van risico’s? Of op het  versterken van de leer- en leefomgeving van gezinnen? Welke uitgangspunten je kiest als organisatie bepaalt ook hoe je de organisatie vormgeeft. De taal die we hieraan geven bepaalt het verhaal van morgen, betoogde Wouter.

De bedoeling van de ander met jou

Tijdens het atelier ontstond er een steeds dieper besef dat werken vanuit de bedoeling niet gaat over de vorm van contact die gekozen wordt, of over wat je gewend bent om te doen. Wouter lichtte toe: “Het gaat er niet om wat jouw bedoeling met de ander is, maar wat de bedoeling van de ander is met jou”. Zolang er geen eenduidig beeld is over wat de bedoeling is, zal de een niet veel ruimte geven en de ander niet veel verantwoordelijkheid pakken. Je hebt commitment nodig over de bedoeling, net zoals er bij een huwelijk twee keer ‘ja’ gezegd moet worden. In groepjes gingen we aan de slag om de leidende principes in de JGZ te verwoorden. Wat zeggen deelnemers wanneer gevraagd wordt naar het verhaal van de JGZ? En doen we de juiste dingen?

Zorg op maat en samen beslissen

In groepjes bespraken de deelnemers of zij zich ook weleens vast voelen zitten in kaders en verwachtingen. De ene deelnemer zou de sprong willen maken van: “informatie geven over wat het kind nodig heeft”, naar: “vragen wat het kind en de ouders nodig hebben”. Een ander struikelt over de vaste contactmomenten: “We kunnen veel meer zorg op maat aanbieden.” Het komt vaker terug in de reacties: “de JGZ zou meer moeten focussen op wat nodig is, in plaats van op wat voorgeschreven is”. De belangrijkste vraag moet niet zijn: “Heb jij je aan de richtlijnen gehouden?” betoogt Wouter. “Nee, de vraag moet zijn: hoe ben jij tot een goede professionele afweging gekomen?” En vervolgens: “Wat heb jij nodig om het goede te kunnen doen?”

In het Landelijk Professioneel Kader (LPK) staan drie kernwaarden: preventie als drijfveer, ruimte voor vakmanschap, passende zorg op maat. Volgens Wouter past ‘werken volgens de bedoeling’ hier perfect bij. “Als het uitgangspunt is dat je passende zorg levert, wijk je soms af van de algemene richtlijnen als die niet blijken te passen.”

In de weg

“Regels en richtlijnen bieden veiligheid, en ze zijn niet voor niets bedacht”, hield Wouter de deelnemers voor. “Maar als ze in de weg staan van passende zorg, wat zou het dan kosten om die vaste werkwijze los te laten? En wat zou het opleveren?”

Eigen verantwoordelijkheid

De keuze is dus: ligt de nadruk op de risico’s of op de eigen verantwoordelijkheid? Wouter: “Het LPK biedt ruimte om los te laten, maar tegelijkertijd wil je de risico’s goed inschatten. Hoe kies je hier op een professionele manier in?”

Wanneer mensen uitgaan van het systeem en het gevoel hebben dat ze iets moeten, schakelt hun eigen kompas vaak uit en raakt de ‘bedoeling’ van hun werk uit zicht. Wanneer ze daarentegen zelf iets willen, gaat hun kompas juist aan: ze denken zelf na over de risico’s en houden het eigenlijke vraagstuk voor ogen.

“Als we een probleem zien bij een ander, zijn we vaak geneigd het over te nemen en de oplossing te geven”, weet Wouter. “De kunst is dat we gaan vragen: hoe zou jij het willen doen? En hoe kan ik daarbij helpen?”

Passend eigenaarschap: 5 sturingsmechanismen

Om een uitdaging (meer of minder) passend te maken zijn er 5 sturingsmechanismen, die werken als ‘schuifjes’. Je kunt ze verder open zetten, waardoor de ander meer ruimte en verantwoordelijkheid krijgt, of juist iets meer dichtschuiven. Ze gaan over:

  1. Verwachtingen: Zijn de verwachtingen helder? Is er commitment over de bedoeling vanuit de opdrachtgever en opdrachtnemer?
  2. Passende kaders: Zijn er veel of weinig kaders? Zijn de kaders strak of juist ruim?
  3. Gedeelde visie: in hoeverre werken jij en de ander vanuit hetzelfde uitgangspunt?
  4. Passende ondersteuning: Wat heeft de ander nodig om de verantwoordelijkheid waar te kunnen maken? Welke ondersteuning kun je bieden?
  5. Volgen: Hoe strikt en hoe vaak monitor je hoe de ander omgaat met de verantwoordelijkheid?

‘’De schuifjes van eigenaarschap zijn er op verschillende niveaus in de organisatie”, voegde Wouter er aan toe. “Bijvoorbeeld tussen de JGZ-professional en de gezinnen, maar ook tussen de manager en jou. Kaders en ondersteuning blijven nodig, maar de kunst is om een vraagstuk zo te formuleren dat mensen het ervaren als hun eigen vraag.”

Voor de JGZ is wellicht de eerste vraag: “Wat is onze kijk op gezondheid?” En daarna pas: “Hoe gaan we dat organiseren?” Wouter daagde de deelnemers uit om in groepjes “radicaal out of the box” te denken.

De ophef-oefening: als niets meer mag zoals je het nu doet!

Om ons vrij te maken van bestaande gedachten en op zoek te gaan naar de werkelijke bedoeling met mogelijk andere oplossingsrichtingen, gingen deelnemers aan de slag met ‘de ophef oefening’: “Wat nou als alles wat we nu doen, niet meer mag?’’Dus we kunnen geen bestaande vormen van contact meer inzetten en de bestaande professionals (jeugdartsen – jeugdverpleegkundigen – (dokters)-assistenten niet langer inzetten. Waar komen we dan op uit in het creëren van een zo goed mogelijke Jeugdgezondheid?

Wouter nodigde de deelnemers uit om ‘uit te zoomen’. En gaf een inspirerend voorbeeld over hoe een visie over regionale samenwerking, die is ontwikkeld in de proeftuin in Ruwaard -gemeente Oss. Bekijk ook het animatiefilmpje: Anders denken, doen en organiseren.

Op zoek naar nieuwe oplossingsrichtingen

In het middagdeel, begeleid door NCJ-adviseurs Minke Vellinga en Ellen-Joan Wessels gingen de deelnemers aan de slag met de inzichten van de ochtend en hoe deze toe te passen en te vertalen naar de eigen JGZ-praktijk. Inmiddels scherp dat een middel geen doel is en dat het menselijk is om voor uitdagingen vaak de oude denkmanier te gebruiken (en dan verandert er niet zoveel)  hebben de pioniers ‘De zinvolle omweg’ gelopen.

Stap 1: Waartoe, waartoe waartoe?

De kracht van deze oefening zit hem in dat je niet meteen in de oplossingsstand schiet waardoor we enorme kansen missen, maar jezelf en de ander de tijd gunt als eerste stap op zoek te gaan naar het werkelijke vraagstuk. Vaak gaan we namelijk te snel en  blijven we te dicht bij het vertrouwde en de vraag is of die oplossingen dan wel aansluiten bij wat de praktijk nodig heeft. En wat je wilt is voorbij het oude denken komen en nieuwe oplossingsrichtingen openen. De eerste stap om tot een andere insteek te komen is om erachter te komen welk probleem er eigenlijk speelt. Stel je de  waartoe- vraag, dan pel je als het ware de schillen van de antwoorden af zodat je bij de werkelijke opgave terecht komt.

Stap 2: Het zoeken naar sleutels

“Wat gaat ervoor zorgen dat een nieuwe aanpak werkelijk gaat helpen? Hiervoor moet je in de huid van de ander kruipen: wat beweegt die ander echt? Wat vergroot de kans dat een nieuwe aanpak gaat lukken bij de ander?” Je bekijkt het vanuit de jeugdige/ouder/school/wijk; vanuit wat de ander echt beweegt en wat voor diegene cruciaal voor succes is.

Stap 3: “Wat vraagt dit van ons, van ons gedrag?

Als je weet wat van belang is voor de ander, wat de ander beweegt , stel jezelf dan de vraag: “ wat vraagt dat dan van ons? In ons gedrag? Wat moet dan leidend zijn voor ons handelen? Wat moeten we misschien minder doen of denken dan we gewend zijn? En wat juist meer? Wat helpt echt om bv zo gezond, veilig en kansrijk op te groeien? En misschien kunnen we onze eigen inspiratie aanboren om ook de vlam bij de ander aan te steken.

Pas als je deze 3 stappen doorlopen hebt, kun je nadenken over nieuwe vormen. En hoe beter we deze zinvolle omweg snappen, hoe beter we kunnen kiezen wat werkelijk werkt. Na de omweg is de vraag: Nu we deze omweg gemaakt hebben welke oplossing kunnen we dan kiezen, hier en nu, wat werkelijk helpt?

Vraagstukken uit de praktijk

In groepjes gingen de deelnemers aan de slag met een aantal thema’s die ze zelf hadden voorgesteld: het Landelijk Professioneel Kader en durven loslaten, postcodegericht of schoolgericht werken en taakherschikking. Om het eigenlijke probleem af te pellen, klonk de waartoe-vraag steeds opnieuw. “Zó vaak dat het irritant begon te worden”, lachte een van de deelnemers na afloop. “Het is heel moeilijk om bij de drie stappen te blijven”, constateerde een ander. “Maar”, vond een derde, “deze stappen dwingen je wel om los te komen van je tunnelvisie en je vaste verhaal. Je krijgt nieuwe inzichten. Maar het is moeilijk om dat vast te houden.” Hoe lastig ook, het hielp om ermee te oefenen, vonden de deelnemers. Het leert je “om nooit te blijven hangen bij de vraag, maar door te vragen.”

Van innovatie komt innovatie: de JGZ boekenclub

Het laatste Innovatieatelier van 2023 werd online gegeven en werd behalve voor de JGZ innovatiepioniers opengesteld voor iedereen die meer vanuit de bedoeling wil werken. Wat betekent het wanneer om half 5 nog steeds iedereen vol energie met dit thema aan de slag is? Ook vanuit de auto bleef men meeluisteren. Er was ‘honger ‘naar meer. Naar verdieping, maar dan niet alleen voor jezelf, maar samen met elkaar dit door te ontwikkelen. Zo ontstond er spontaan het idee van een JGZ- boekenclub.

In plaats van dat we het boek ’Anders Vasthouden’ voor ons zelf gaan lezen, is het idee om, om de zoveel tijd samen te komen en dan met elkaar een hoofdstuk, een sleutel of een vraagstuk volgens de bedoeling samen te verkennen.

Wil jij je ook verder verdiepen in ‘werken volgens de bedoeling’ en aansluiten? Stuur een mail naar Minke Vellinga en/of Ellen-Joan Wessels.

"*" geeft vereiste velden aan

Hidden
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Welkom op onze nieuwe website!

Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.