12. Hinkelen
Kenmerken BFMT
|
|
Uitgangspositie kind |
Het kind staat voor een open plek in de onderzoeksruimte, waar het meubilair genoeg plaats overlaat om te hinkelen (minstens 3 strekkende meters, bijvoorbeeld van de muur naar de onderzoeker). De afstand die het kind kan afleggen moet zo groot zijn dat het in staat is voldoende passen te maken. |
Uitvoering onderzoek |
Meestal begrijpt het kind de opdracht zo, zo nodig doet de onderzoeker de opdracht voor. De onderzoeker geeft aan over welke afstand/ traject het kind moet hinkelen. De onderzoeker telt in gedachten mee. Wanneer het kind te vroeg stopt wordt de opdracht herhaald en telt de onderzoeker zachtjes mee ter aansporing. |
Opdracht |
“Kun jij deze afstand hinkelen in 10 (kleine) sprongetjes?” |
Observatie |
De onderzoeker let op het aantal sprongen. Tevens observeert hij of er duidelijke ondersteunende armbewegingen nodig zijn om van de grond los te komen en of er soepel op de voorvoet geland wordt of plomp op de gehele voet. |
Beoordeling en registratie |
|
Kwantitatief |
score 0: minder dan 9 sprongen links en/of rechts |
Kwalitatief |
soepel of niet |