Aan de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van peuters kan peuteropvang een belangrijke bijdrage leveren. Het vormt een goede voorbereiding op de basisschool. Daarom zetten gemeenten en het Rijk zich samen in voor toegankelijke voorschoolse voorzieningen, zodat alle peuters daarvan gebruik kunnen maken.
Sinds 2016 krijgen gemeenten hiervoor ook extra geld. Naast dit doel om alle peuters te bereiken, hebben gemeenten ook aanvullend beleid voor peuters met een risico op een achterstand: de zogenaamde voorschoolse educatie (VE).
Hoe is de financiering geregeld?
Uitgangspunt is dat er voor alle peuters een voorschools aanbod is, voor peuters met een risico op een achterstand en voor peuters waar dit niet voor geldt.
- Voor peuters met een risico op een achterstand moet de gemeente een aanbod voorschoolse educatie (VE) verzorgen.
- Voor peuters zonder risico op een achterstand vallen de ouders in twee categorieën:
1. Ouders die beiden werken, kunnen kinderopvangtoeslag aanvragen bij de Belastingdienst.
2. Ouders die niet werken, kunnen een aanbod via de gemeente krijgen. De gemeente zorgt bijvoorbeeld via een subsidie aan het kinderdagverblijf dat de voorziening toegankelijk is.
Wat kan de JGZ doen?
De JGZ kan ouders erop wijzen wat de meerwaarde is van peuteropvang en hen vertellen dat alle ouders in principe in aanmerking komen voor een voorschoolse voorziening voor hun peuter. Hoe dit precies werkt, verschilt per gemeente. De JGZ kan hierover in gesprek gaan met de gemeente en bekijken welke rol de JGZ in informatievoorziening en toeleiding kan spelen.