Uit de TRAM- studie – die het effect van actieve monitoring met dat van behandeling met een spreidmiddel bij kinderen met stabiele heupdysplasie vergelijkt – blijkt dat kinderen gemiddeld ruim 4 maanden oud zijn bij het eerste consult bij de kinderorthopeed. Dat is één maand later dan de richtlijnen nastreven. Daarom wordt er hernieuwde aandacht gevraagd voor de JGZ-richtlijn Heupdysplasie voor tijdige verwijzing en om bij het uitvragen van de familieanamnese rekening te houden met actieve monitoring als gangbaar beleid.
Aanpassing JGZ-richtlijn Heupdysplasie
Late screening leidt tot latere ontdekking van ernstige vormen van DDH en progressie naar ernstiger vormen bij een deel van de kinderen met een lichtere vorm van DDH. Daarom hernieuwde aandacht voor de JGZ-richtlijn Heupdysplasie. De richtlijn Heupdysplasie is tekstueel aangescherpt en is daarmee in lijn met de NVO-richtlijn Heupdysplasie gebracht.
De tekstuele wijziging betreft het thema Signalering van heupdysplasie; de paragraaf over verwijzing, van kinderen in de leeftijdsperiode van 4 weken tot 6 maanden, voor beeldvormend onderzoek. De wijziging is in de RAC besproken en geaccordeerd.
De bijbehorende documenten, de samenvattingskaart en bijlage 3 worden nog aangepast.
Meer lezen over het onderzoek? Dat kan hier.