Richtlijn: Excessief huilen (2013, multidisciplinair)

1. Definitie van huilen

Huilen kan beschouwd worden als een onderdeel van het normale gedragsrepertoire van een zuigeling. Het is betekenisvol gedrag dat een belangrijke functie heeft in de wederzijdse regulatie tussen baby en ouder. Vanuit een ontwikkelings- of evolutieperspectief is huilen vooral gehechtheidgedrag, dat wil zeggen dat het deel uitmaakt van het aangeboren gedragsrepertoire en dat het essentieel is voor het bevorderen van nabijheid van ouders of verzorgers (in het bijzonder de moeder) - vooral wanneer er iets aan de hand is (Vinger- Hoets 2011).

Normaal huilen
In de eerste levensmaanden zijn bij baby’s vergelijkbare huilpatronen vast te stellen met individuele verschillen die mede bepaald worden door de interactie tussen de baby en  zijn verzorgers. Uit onderzoek naar de prevalentie van huilen blijkt dat vanaf de geboorte de totale duur van het huilen langzaam toeneemt tot rond de leeftijd van 6-8 weken een piek wordt bereikt die in onze samenleving gemiddeld 2-2,5 uur per dag is (Brugman and others 1999). Na deze periode neemt de duur van het huilen af tot vanaf ongeveer 12 weken voor de rest van het eerste jaar een stabiel niveau wordt bereikt van gemiddeld 1-1,5 per dag, met een accent op de avonduren (Figuur 1) (Barr 1990). Dit vroege patroon van huilen lijkt minder afhankelijk te zijn van de manier van verzorgen of opvoeden dan het huilen later in het eerste levensjaar (Barr 1990). Wanneer de baby 3 maanden oud is, nemen zijn capaciteiten om op andere wijzen te communiceren toe (hij benut bij voorbeeld vaker de glimlach als sociaal contactmiddel). Het huilen wordt meer een reactie op externe gebeurtenissen (Zeifman 2001b). Een tweede verschuiving in het huilen treedt op wanneer de baby 7 tot 9 maanden oud is. Huilen krijgt een functie in de cognitieve en affectieve ontwikkeling: baby’s huilen dan meer in aanwezigheid van ouders en richten hun wensen en behoeften sterker op één (of  meer) persoon (personen), de hechtingsfiguur (hechtingsfiguren). (Bowlby 1969/1982; Sroufe and Waters 1976; Zeifman 2001a). Huilen wordt dan onderdeel van ‘intentioneel’ nonverbaal gedrag, zoals wijzen en kijken.

Excessief huilen
De definitie van excessief huilen heeft alleen betrekking op gezonde, zich goed ontwikkelende baby’s. Somatische oorzaken moeten daarom altijd worden uitgesloten door de jeugdarts, huisarts of kinderarts, voordat de diagnose ‘excessief huilen’ kan worden gesteld. Men spreekt volgens de definitie van Wessel van excessief huilen, wanneer een gezond en goed gevoed maar prikkelbaar kind perioden van irritatie, jengelen of huilen laat zien van tenminste 3 uur per dag en gedurende minimaal 3 dagen per week voor een periode van ten minste 3 weken achtereen (Wessel and others 1954). Excessief huilen kan worden gezien als een objectief te meten gegeven, bijvoorbeeld door bandopnamen te beoordelen aan de hand van de definitie van Wessel (Wessel and others 1954) of vanuit de perceptie van ouders, waarbij de ouders bepalen of het huilen voor hen al dan niet abnormaal is (Lehtonen and Rautava 1996). De verpleegkundige definitie van excessief huilen luidt: “een toestand waarin een op het oog gezonde baby perioden van veel huilen, jengelen en prikkelbaarheid laat zien, gedurende een aantal uren per dag en verscheidene dagen per week, waarbij de ouders vragen hebben en niet weten om te gaan met het huilgedrag van de baby” (Buskop-Kobussen 1992). In de literatuur en door ouders en zorgverleners wordt vaak gesproken over koliek ofwel darmkrampjes om excessief huilen aan te duiden. Ouders en zorgverleners gaan er vaak vanuit dat er een somatische oorzaak is voor het vele huilen van zuigelingen. Dit komt tot uiting in de synoniemen voor excessief huilen zoals “krampjes” en “infantile colic”. Het vaak aanvalsgewijs huilen en het en het optrekken van de beentjes voeden deze gedachte. Wanneer ouders aangeven dat hun baby veel huilt, is er in ieder geval sprake van een zorgvraag. Nadere anamnese en diagnostiek zijn dan nodig om de vraag van de ouders te begrijpen, de ernst van het huilen vast te stellen en in samenspraak met hen eventueel een passende keuze te maken uit de hulpmogelijkheden. Dit kan ook het moment zijn waarop de zorgverlener in een gesprek de autonomie van de ouders en het kind versterkt en de ouders handvatten biedt die nodig zijn voor gezonde onderlinge relaties. Door ouders hierin te versterken kan worden voorkomen dat ouders en kind in een vicieuze cirkel van negatief gedrag terechtkomen. Tijdens dit gesprek staan ouders en kind centraal. De zorgverlener kan een nieuw perspectief bieden waardoor de ouder zijn blik op zichzelf en op de baby kan verbreden en verdiepen. Het vinden van een troosthouding kan onzekerheid van ouders verminderen. Hanteringsadviezen en de principes van de video home training kunnen hierbij helpen en aangeleerd worden door het JGZ-team, waarbij  deze kennis veelal al aanwezig is. Wanneer het huilen wordt bijgehouden in een 24-uurs dagboek blijkt slechts in een derde  van de gevallen dat de eerder gerapporteerde huilduur van drie uur wordt overschreden  (Brugman and others 1999; Sleuwen van and others 2006). Kennelijk tellen de minuten en uren dat de baby huilt zwaar voor ouders. Nadat een medische oorzaak is uitgesloten, is  het in principe niet nodig om een grens te trekken bij een bepaalde hoeveelheid huilen om voor ondersteuning in aanmerking te komen. Iedere ouder die zorgen heeft over het huilen van de baby dient serieus te worden genomen.

In deze richtlijn wordt bij de definiëring van excessief huilen uitgegaan van de perceptie van de ouders van het huilen, dus van de zorgvraag van de ouders.

Referenties


Pagina als PDF