Richtlijn: Ouder-kindrelatie (2021)

Totstandkoming richtlijn

Totstandkoming

Hieronder beschrijven we kort de totstandkoming van de richtlijn.

Afbakening

De JGZ richtlijn “Ouder-kindrelatie” is ontwikkeld op basis van de knelpuntenanalyse, zoals deze is uitgevoerd door de Argumentenfabriek (2017). Bij de knelpuntenanalyse waren diverse JGZ professionals betrokken. De aldaar geformuleerde uitgangsvragen zijn in deze richtlijnen beantwoord (zie Box 5.1). De knelpunten bevinden zich op het terrein van het volgen en signaleren, het handelen en het samenwerken.

Box 5.1: Uitgangsvragen die in deze richtlijn zijn beantwoord.

Volgen en signaleren
1. Wat zijn kenmerken van een normale ouder-kindrelatie per ontwikkelingsfase en culturele achtergrond?
2. Wat zijn kenmerken van een verstoorde ouder-kindrelatie per ontwikkelingsfase en culturele achtergrond?
3. Welke gevalideerde vragenlijsten kunnen JGZ professionals tijdens een contactmoment gebruiken om de ouder-kindrelatie ter sprake te brengen?
4. Met welke gesprekstechnieken kunnen JGZ- professionals het gesprek met ouders en jeugdigen op een goede manier voeren?
5. Met welke strategieën kunnen JGZ professionals ingaan op de interactie tussen jeugdigen met hun ouders of omgeving?
6. Met welke strategieën kunnen JGZ professionals ingaan op de interactie tussen jeugdigen met hun ouders of omgeving?
7. Met welke instrumenten kunnen JGZ professionals een verstoorde ouder-kindrelatie tijdig signaleren?
Handelen
8. Welke strategieën zijn effectief om ouders en jeugdigen te ondersteunen bij een verstoorde ouder-kindrelatie?
9. Welke effectieve interventies kunnen JGZ professionals inzetten bij een verstoorde ouder-kindrelatie voor verschillende ontwikkelingsfases van jeugdigen?
10. Op basis van welke criteria moeten JGZ professionals ouders en/of jeugdigen bij een verstoorde ouder-kindrelatie verwijzen naar de eerste- of tweede lijn?
11. Welke actuele kennis hebben JGZ professionals nodig om (aanstaande) ouders en jeugdigen te ondersteunen bij het ontwikkelen en onderhouden van een gezonde ouder-kindrelatie?
12. Met welke meetinstrumenten kunnen JGZ professionals jeugdigen identificeren die risico lopen op een verstoorde ouder-kindrelatie?
13. Welke effectieve interventies kunnen JGZ professionals inzetten bij risicogroepen om ouders te helpen een gezonde relatie met hun kind te ontwikkelen?
Samenwerken
14. Welke afspraken kunnen JGZ professionals met voor de ouder-kindrelatie relevante zorgprofessionals maken over kennis- en informatiedeling rond verwijzing en nazorg?

Werkwijze

Voor de start van het project is een werkgroep samengesteld, deze werkgroep is bij alle fasen van de ontwikkeling van de richtlijn intensief betrokken geweest. Bij de formatie van de werkgroep is gelet op een goede balans tussen wetenschappers, inhoudelijke experts en uitvoerende JGZ professionals. Zie voor de leden van de werkgroep Tabel 5.2.
Tijdens de eerste werkgroep vergadering (9 november 2018) zijn de uitgangsvragen besproken en zo nodig nader gespecificeerd en er werd besloten op welke wijze de uitgangsvragen het beste uitgewerkt kunnen worden (evidence-based, practice-based of gemengd evidence-based/practice-based). Voor alle uitgangsvragen werd gekozen voor een gemengd evidence-based/practice-based uitwerking. Hierna is een systematisch literatuuronderzoek verricht op de uitgangsvragen (zie Verantwoording). TNO heeft de literatuur bestudeerd en samengevat.
Tevens is een klankbordgroep samengesteld. Zie Tabel 5.3 voor de deelnemers aan de klankbordgroep en de meelezers. De klankbordgroep is verantwoordelijk voor het becommentariëren en aanvullen van concepttekst vanuit ieders eigen ervaring en expertise. Het eerste concept van de richtlijn is op 20 januari 2020 voorgelegd aan de RichtlijnAdviesCommissie (RAC) en ZonMw. Naar aanleiding van de feedback op deze conceptversie is in februari 2020 een tweede conceptversie opgesteld. Hierna is gestart met een praktijktest. De conceptrichtlijn is in deze periode ook verspreid voor de landelijke commentaarronde. De feedback die werd verzameld tijdens de praktijktest en landelijke commentaarronde werd gebruikt om de richtlijn bij te stellen.
Na het verwerken van de resultaten van de praktijktest en de landelijke commentaarronde is de richtlijn op 12 november 2020 opnieuw voorgelegd aan de RAC van het NCJ en ZonMw. Ook werden conceptindicatoren ontwikkeld. Het BDS protocol werd aangepast en voorgelegd aan de BDS redactieraad van het NCJ. Ook werd de richtlijn, naar aanleiding van de feedback van de RAC van het NCJ, aangepast. Een herziene conceptversie werd opgesteld en in december 2020 voorgelegd aan de RAC van het NCJ en ZonMw ter autorisatie.

Tabel 5.2: Leden van de werkgroep

Naam Organisatie Expertise/rol
Ellen Peerbolte Thuiszorg West Brabant Voorzitter
Susan Branje Universiteit Utrecht Expert adolescenten
Miriam Gianotten Landelijke Ouderraad (Ouders & Onderwijs) Oudervertegenwoordiger
Geja Jol AJN Jeugdarts
Janneke Muyselaar AJN Jeugdarts
Anneke Kesler AJN Jeugdarts
Caroline Penninga NVO Orthopedagoog
Nelleke Maas V&VN Jeugdverpleegkundige
Yael Meijer NIP Voorzitter sectie het Jonge Kind
Renee Uittenbogaard Basic Trust Signaleringsinstrumenten
Hedwig van Bakel Tilburg University Hoogleraar Infant Mental health
Eva van Meeuwen VIPP-SD & Training Wijzer in Hechting Trainer met eigen praktijk
Anja Diepenveen - van der Marel NVO Orthopedagogiek
Gea Frikkee St Opvoeden.nl Communicatie

Tabel 5.3: Klankbordgroep

Naam Organisatie Expertise/rol
Pauline Kuipers Stichting Kinderleven Eigenaar van methodiek
‘eengespreksmodel’
Femmie Juffer Universiteit Leiden, afdeling Algemene Pedagogiek Hoogleraar Adoptie
Joke van Wieringen PHAROS Adviseur
Carlijn Sturm GGD Hart voor Brabant Jeugdarts KNMG
Margreet de Ruijter GGD Nijmegen/NCJ

Stafverpleegkundige en docent
bij de Hogeschool van Arnhem en
Nijmegen (HAN) en bij de AVANS+
Postbachelor Jeugdverpleegkundige

Participatie van ouders en jeugdigen

  • In de werkgroep is een oudervertegenwoordiger opgenomen.
  • Tijdens de praktijktest is middels een vragenlijst aan 15 jongeren gevraagd met wie zij zouden gaan praten als het thuis niet goed gaat of als zij zich ongelukkig voelen. De meerderheid (87%) van de jongeren gaf aan wel naar een gesprek te gaan als zij een oproep krijgen van een jeugdverpleegkundige. Van de deelnemers vindt 40% (n=6) het prima als de mentor naar de thuissituatie vraagt, 40% (n=6) vindt het soms wel/soms niet prima, 13% (n=2) vindt het meer iets voor zichzelf.

Pagina als PDF