Richtlijn: Houding en bewegen (2020)

Onderbouwing

Uitgangsvraag/vragen die hebben geleid tot de onderbouwing en aanbevelingen

  • Wat zijn bewezen gevolgen van langdurig mediagebruik voor ontwikkeling van houding en bewegen bij jeugdigen?
  • Welke effectieve adviezen moeten JGZ-professionals geven aan ouders en jeugdigen over mediagebruik in relatie tot houding en bewegen?
  • Welke bewezen effectieve adviezen ter preventie van houdings- en bewegingsafwijkingen moeten JGZ-professionals geven aan ouders en jeugdigen per leeftijdsgroep, leefstijl en culturele achtergrond?

Methoden

Voor de beantwoording van de uitgangsvragen ‘Welke bewezen effectieve adviezen ter preventie van houdings- en bewegingsafwijkingen moeten JGZ-professionals geven aan ouders en jeugdigen per leeftijdsgroep, leefstijl en culturele achtergrond?’, ‘Welke effectieve adviezen moeten JGZ-professionals geven aan ouders en jeugdigen over mediagebruik in relatie tot houding en bewegen?’ en ‘Wat zijn bewezen gevolgen van langdurig mediagebruik voor ontwikkeling van houding en bewegen bij jeugdigen?‘ is systematisch literatuuronderzoek verricht. Er werd gezocht naar onderzoeken die betrekking hebben op de preventie van houding- en bewegingsproblemen en naar het stimuleren van gezond houdings- en beweeggedrag. Ook werd gezocht naar onderzoeken die betrekking hebben op mediagebruik in relatie tot houding en beweging. Er werd gezocht naar artikelen die betrekking hebben op jeugdigen in de leeftijd van 0-18 jaar, en die in het Nederlands of Engels geschreven zijn. Er werden geen studies gevonden waarin uitkomsten van verschillende preventieve strategieën voor het voorkomen van houding- en bewegingsproblemen en naar het stimuleren van gezond houdings- en beweeggedrag, die praktisch uitvoerbaar zijn door JGZ-professionals, met elkaar werden vergeleken. Daarom zijn geen GRADE-tabellen opgesteld (zie thema Verantwoording). Relevante studies zijn wel volgens de GRADE-systematiek beoordeeld. Resultaten van het systematisch literatuuronderzoek werden besproken in de werkgroep.

Kwaliteit van bewijs

Het literatuuronderzoek resulteerde in één relevant artikel over de gevolgen van mediagebruik in relatie tot houding en beweging. Er werden geen relevante artikelen over preventieve adviezen ter voorkoming van houdings- en bewegingsafwijkingen. Wel werden er 13 artikelen gevonden over relevante veranderbare factoren die zouden kunnen bijdragen aan houdings- en bewegingsafwijkingen, zoals over risicofactoren rugpijn en nekpijn, schooltassen, blessures en schoolmeubilair. Deze artikelen worden in de onderbouwing weergegeven per onderwerp en werden aangevuld met artikelen die werden aangedragen door werkgroepleden.

Conclusies uit de literatuur

Gevolgen langdurig mediagebruik in relatie tot houding en bewegen bij jeugdigen.

Bewijsniveau Conclusie
⊕⊝⊝⊝
ZEER LAAG
Er is in de literatuur enig bewijs dat er een relatie is tussen beeldschermgebruik en nadelige orthopedische effecten [26].

Effectieve adviezen over mediagebruik in relatie tot houding en bewegen.

Bewijsniveau Conclusie
- Er zijn in de literatuur geen effectieve adviezen gevonden die JGZ professionals aan ouders en jeugdigen kunnen geven over mediagebruik in relatie tot houding en bewegen.

Effectieve adviezen ter preventie van houdings- en bewegingsafwijkingen

Bewijsniveau Conclusie
- Er zijn in de literatuur geen effectieve adviezen gevonden die JGZ professionals aan ouders en jeugdigen kunnen geven over de preventie van houdings- en bewegingsafwijkingen

Onderbouwing

Beweegrichtlijnen

In deze richtlijn is geen aanvullend onderzoek gedaan naar de beweegrichtlijnen, omdat deze recent zijn herzien door de Gezondheidsraad (4-18 jaar) [4] en voor de leeftijd van 0-4 jaar werden opgesteld door de WHO [5]. De onderbouwing van deze beweegrichtlijnen is na te lezen in de respectievelijke rapporten van deze beweegrichtlijnen.

Draagdoeken/draagzakken

Zie voor de adviezen rond houding in een draagdoek of draagzak de JGZ Richtlijn Heupdysplasie. Er werd geen literatuur gevonden over de effecten van het gebruik van draagdoeken en draagzakken op de houding en beweging. De consumentenbond adviseert naast een gunstige houding (Het kind zit met opgetrokken knietjes die hoger komen dan de heupen: de zogenoemde kikkerhouding, M-houding en gespreide hurkzit), voor de ontwikkeling van de heupen dat een kind zowel op de buik als rug gedragen kan worden, maar dan wel met de buik (van de baby) tegen de buik of rug van de drager aan.

Beeldschermgebruik
Jeugdigen gebruiken steeds meer soorten beeldschermen (bijv. tablet, laptop, vaste computer, smartphone, etc.) en zij besteden steeds meer tijd aan beeldschermen [27]. Jeugdigen gebruiken deze beeldschermen voor ontspannende activiteiten, bijv. het kijken van filmpjes, het spelen van spelletjes en sociaal mediagebruik. Daarnaast gebruiken zij beeldschermen voor leerzame activiteiten, zowel op school als bij het maken van huiswerk [28].
Het gebruiken van beeldschermen kan allerlei voordelen met zich meebrengen, zoals een efficiënter leerproces en op het individu afgestemd onderwijs. Er zijn ook nadelen van beeldschermgebruik. Deze nadelen zijn er op het gebied van houding en bewegen en (ongezond) beeldschermgebruik kan leiden tot o.a. oogproblemen en slaapproblemen [29]. In deze richtlijn is de focus alleen op beeldschermgebruik in relatie tot houding en bewegen.
Uit onderzoek blijkt dat 82% van de Nederlandse kinderen van 0-6 jaar dagelijks naar een scherm kijkt. Van de kinderen die naar een scherm kijken, kijken 0-4 jarigen gemiddeld 112 minuten per dag naar een scherm en kinderen van 5-6 jaar gemiddeld 120 minuten per dag [28].
In een review naar beeldschermgebruik werden vier studies beschreven die een relatie lieten zien tussen beeldschermgebruik en orthopedische effecten [26]. Eén van deze studies liet zien dat jongeren die meer dan 2 uur per dag gamen op een draagbaar toestel met een klein scherm (“small-screen handheld device”) een significant hogere kans hadden op ongemakken aan het spier-skeletstelsel. Daarnaast bleek uit twee studies de game-tijd van jongens gerelateerd is aan een verminderde botdichtheid. Uit een andere studie bleek dat schermtijd bij meisjes was geassocieerd met een verminderde botdichtheid van de wervelkolom en het dijbeen. Deze studies zijn cross-sectioneel, waardoor een oorzakelijke relatie niet kan worden geconcludeerd [26].
Straker en collega’s ontwikkelden een richtlijn voor het verstandig gebruik van elektronisch gamen door kinderen en een richtlijn voor verstandig gebruik van computers voor de fysieke ontwikkeling van kinderen [30, 31]. Zij stellen dat er weinig wetenschappelijk bewijs is voor veel onderdelen van beide richtlijnen. Een deel van deze richtlijnen zijn vertaald en opgenomen in de Toolbox Mediaopvoeding: ‘Media? Gewoon opvoeden!’ van het NJI. Hierin zijn factsheets voor professionals en leerkrachten en tipsheets voor ouders opgenomen. De fact- en tipsheets zijn ingedeeld in verschillende leeftijdsgroepen.

Risicofactoren rugpijn en nekpijn
In een systematische review naar fysieke risicofactoren van lage rugpijn bij adolescenten werd gevonden dat lage rugpijn bij adolescenten vooral geassocieerd was met weinig spieruithoudingsvermogen van de rompspieren, en in mindere mate met verminderde spierkracht van de romp en flexibiliteit van de wervelkolom [32]. Er was een gebrek aan prospectieve studies van hoge kwaliteit, waardoor niet geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een oorzakelijk verband.

In een systematische review van Brink en Louw werd geconcludeerd dat er een positieve relatie is tussen zitten en musculoskeletale pijn van het bovenste kwadrant (pijn in de bovenrug, inclusief de nek en schouders) bij kinderen en adolescenten [33]. Er werd een relatie gevonden tussen pijn aan het spierskeletstelsel van het bovenste kwadrant en de volgende vijf aspecten van zitten: zitduur, activiteiten tijdens het zitten, de combinatie van activiteiten tijdens het zitten en zitduur, dynamische houding, en zithouding. Echter, omdat er vrijwel alleen cross-sectionele studies zijn gedaan naar de relatie tussen zitten en musculoskeletale pijn van het bovenste kwadrant, kan niet worden geconcludeerd dat zitten musculoskeletale pijn van het bovenste kwadrant veroorzaakt.

In een meta-analyse naar de risicofactoren van musculoskeletale pijn bij kinderen tussen de 5 en 18 jaar werden 36 studies geïncludeerd [34]. In deze studies werden 65 potentiële risicofactoren voor het ontstaan van musculoskeletale pijn en 43 potentiële prognostische factoren voor het voortduren van musculoskeletale pijn onderzocht. Bewijs van hoge kwaliteit uit studies met een lange follow-up termijn liet zien dat lage SES een risicofactor is voor het ontstaan van musculoskeletale pijn. Bewijs van matige kwaliteit liet zien dat negatieve emotionele symptomen en regelmatig roken op kinderleeftijd zou geassocieerd kunnen zijn met latere musculoskeletale pijn. Bewijs van matige kwaliteit liet ook zien dat een hoge BMI, grote lichaamslengte en gewrichtsmobiliteit geen risicofactoren zijn voor het ontstaan van musculoskeletale pijn. Andere risico en prognostische factoren hadden een lage of zeer lage kwaliteit van bewijs.

In een systematische review naar risicofactoren voor nekpijn en pijn in de middenrug, werd uit cross-sectionele studies geconcludeerd dat sagittale uitlijning tijdens het zitten (verhoogde lordose) en staan (hoofd te ver naar voren ten opzichte van de romp en “sway-back” houding (een naar voren gekanteld bekken en een versterkte holling in de onderrug)) geassocieerd waren met nekpijn [35]. Slechts één risicofactor was geassocieerd met pijn in de middenrug; verhoogde achteroverbuigende romp (“posterior trunk tilt”). Er werden geen prospectieve studies gevonden, waardoor een causaal verband niet kan worden aangetoond.

In een systematische review van Hill et al werden mogelijke risicofactoren voor een eerste episode van lage rugpijn bij kinderen in kaart gebracht [36]. In totaal werden 47 mogelijke risicofactoren onderzocht in vijf prospectieve studies. Dertien factoren waren significant geassocieerd met een eerste episode van lage rugpijn: lengte, asymmetrie van de wervelkolom, veranderingen in lengte, uithoudingsvermogen van de rugstrekkers (“lumbar extension endurance”), de ratio tussen het voorover buigen van de onderrug tot het uithoudingsvermogen van de rugstrekkers (“the ratio of lumbar flexion mobility to lumbar extension endurance”), de ratio tussen het achterover buigen van de onderrug tot het uithoudingsvermogen van de rugstrekkers (“ the ratio of lumbar extension mobility to lumbar extension endurance”), de ratio tussen het voorover buigen van de onderrug en het achterover buigen van de onderrug tot het uithoudingsvermogen van de rugstrekkers (“the ratio of lumbar flexion and extension mobility to lumbar extension endurance”), sportactiviteiten per week, bijbaan, niet wandelen naar school, buikpijn en psychosociale problemen.

In een recentere systematische review van Calvo-Muñoz, werden 61 studies geïncludeerd waarin 35 potentiële risicofactoren voor lage rugpijn werden onderzocht [37]. De resultaten van de meeste risicofactoren waren inconsistent. Alleen een oudere kinderleeftijd en deelname aan competitieve sporten waren consistent geassocieerd met lage rugpijn.

In een systematische review van 15 reviews (meta-review) werd geconcludeerd dat studies naar de meeste risicofactoren van rugpijn gemengde resultaten laten zien [38]. Er is volgens dit artikel bewijs van hoge kwaliteit dat psychologische stress en psychosociale factoren het risico op rugpijn verhoogd bij meisjes. Meisjes lijken een hoger risico op rugpijn te hebben, maar sommige primaire studies zijn inconsistent. Kinderen die roken hebben ook een hoger risico op rugpijn. Fysieke factoren zoals spierkracht, flexibiliteit en houding lijken niet gerelateerd te zijn aan rugpijn, maar het is onduidelijk of kinderen met een lange lichaamslengte en de mate waarin kinderen fysiek actief zijn een hoger risico lopen op rugpijn. Er is onvoldoende kwaliteit van bewijs dat rugzak gebruik en gewicht en langdurig scherm gebruik het risico op rugpijn verhogen en ook de associatie tussen overgewicht en rugpijn is onduidelijk.

Op basis van bovenstaande studies is er een lage mate van wetenschappelijk bewijs dat een bepaalde houding leidt tot houdingsafwijkingen zoals rug- en nekklachten. De aanbevelingen voor een gezonde houding zijn daarom opgesteld op basis van consensus in de werkgroep.

Schooltassen
In een systematische review naar schooltassen werd op basis van prospectieve studies geconcludeerd dat er geen relatie was tussen de volgende eigenschappen van schooltassen: gewicht, type tas, en draagwijze, en het risico op rugklachten bij kinderen en adolescenten [39]. Twee prospectieve studies rapporteren dat de perceptie van de zwaarte van de tas en de lastigheid om de tas te dragen wel gerelateerd waren aan rugpijn [39]. Volgens de eerder beschreven systematische review van systematische reviews is er onvoldoende kwaliteit van bewijs dat rugzak gebruik en gewicht het risico op rugpijn verhogen [38].
In een andere systematische review naar rugtasgebruik werd geconcludeerd dat het gewicht van de rugtas van kinderen (leeftijd) gemiddeld 15% van hun eigen gewicht was en dat dit biomechanische en psychologische effecten had die zouden kunnen leiden tot een verhoogd risico op afwijkingen aan het bewegingsapparaat, vermoeidheid, roodheid, zwellingen en ongemak [68].

Blessures voorkomen
Fysieke activiteiten zoals sport en spel kunnen leiden tot blessures. Vooral jeugdigen die niet regelmatig bewegen of aan sport deelnemen hebben een verhoogd risico op blessures [40, 41]. Voor jeugdigen die (weer) beginnen met sporten kan het gradueel opbouwen in intensiteit en frequentie van de fysieke activiteiten, bijvoorbeeld een paar weken voordat de sport (weer) begint, sportblessures voorkomen [42].
Daarnaast geeft sportspecialisatie (i.t.t. het beoefenen van verscheidene sporten) mogelijk een hoger risico op blessures door overbelasting [43].

Schoolmeubilair
In een systematische review naar het effect van schoolmeubilair op de prestatie en fysieke gesteldheid van leerlingen werden 25 studies geïncludeerd [44]. Echter, sommige van deze studies betroffen case-studies of speciale groepen (bijv. kinderen met cerebrale parese). In deze richtlijn worden alleen de studies besproken die zijn onderzocht onder groepen gezonde kinderen.

Een aantal van de studies beschreven in Castelucci et al. op basis van cross-sectioneel (drie onderzoeken) en quasi-experimenteel (vier onderzoeken) onderzoek dat er een positieve relatie is tussen goed ingesteld schoolmeubilair (passend bij hun antropometrische maten) en de score op een motoriektest, een gezonde houding of fysieke ongemakken zoals pijn aan de nek en bovenrug [44]. Twee observationele studies rapporteerden geen relatie tussen correct ingesteld schoolmeubilair en fysieke ongemakken.

Een quasi-experimentele studie rapporteerde geen effect van bureaus met sta-optie op het aannemen van niet-wenselijke houdingen en lichamelijke ongemakken, in vergelijking met traditionele bureaus. Kinderen die gebruik maakten van de sta-bureaus rapporteerden over het algemeen minder algemene ongemakken. Drie (quasi-) experimentele studies rapporteerden over het positieve effect van sta-bureaus op de tijd die staand werd gewerkt of de calorieverbranding.

In twee (quasi-) experimentele studies werd gevonden dat een “zadelstoel” en een aangepast tafelblad leidden tot een betere houding, maar in twee andere experimentele studies met dit meubilair werd niet gevonden dat dit leidde tot minder fysieke ongemakken en houdingsafwijkingen.

Een experimentele studie met een speciaal type “hoog” meubilair liet zien dat kinderen die hier aan zaten minder fysieke ongemakken hadden, maar dat hun houding niet verbeterde. In twee (quasi-) experimentele studies werd speciaal meubilair (bijvoorbeeld een hogere of schuine stoel en schuin tafelblad) onderzocht. Uit één van de studies bleek dat dit meubilair leidde tot een betere houding, maar in de andere studie werd geconcludeerd dat er geen verschil was in fysieke ongemakken. Een experimentele studie vond dat “niet-gestandaardiseerd” schoolmeubilair niet zorgde voor meer afwisseling in houding. Een case-controlestudie liet zien dat er geen verschil was in fysieke symptomen (pijn) tussen ISO standaard meubilair en “Mandal ” meubilair, maar dat “Mandal” meubilair wel zorgde voor een betere houding en comfort. Experimenteel onderzoek naar de “stoel en tafel 2000” resulteerde in een significante reductie in niet-standaard zitgedrag.

Op basis van bovenstaande studies is er een zeer lage mate van wetenschappelijk bewijs dat bepaald schoolmeubilair fysieke klachten kan voorkomen. De aanbevelingen voor schoolmeubilair zijn daarom opgesteld op basis van consensus in de werkgroep.

Risicovol spelen
Bij risicovol spelen gaan kinderen aan de slag met spannende, uitdagende en avontuurlijke activiteiten, waarbij een risico bestaat op een (kleine) verwonding. Risicovol spelen kan op verschillende manieren, de zes belangrijkste categorieën zijn: spelen op hoogte, met snelheid, met gevaarlijke voorwerpen, op gevaarlijke plekken, trek- en duwspelen (stoeien) en spel uit zicht van volwassenen [45]. Uit een systematische review van 21 studies naar de relatie tussen risicovol spelen en de gezondheid van kinderen bleek dat risicovol spelen een positief effect had op het beweeggedrag van kinderen en sociale gezondheid [46]. Er was geen relatie tussen risicovol spelen en (ernstige) verwondingen. Er is behoefte aan meer studies van hoge kwaliteit.

Resultaten focusgroepen cliëntparticipatie
Uit de focusgroepen (zie Cliëntparticipatie) blijkt dat veel kinderen redelijk goed weten wat een goede zit- en sta houding is: een rechte rug wordt vaak als eerste genoemd. Kinderen op één basisschool linkten het gebruik van veel beeldschermen aan ‘verslaving’ en daarmee ook aan verminderde gezondheid (onder andere minder bewegen, een verkeerde houding en dat het slecht is voor de ogen). De kinderen weten dat je voldoende moet bewegen voor je gezondheid, maar over waarom precies hebben zij verschillende ideeën. De volgende zaken worden genoemd, waarbij ‘gewichtstoename’ vaak als eerst, en bovendien het vaakst, genoemd wordt; gewichtstoename, energielevels, zwakke spieren, ‘vitaminen binnenkrijgen’, verschillende ‘stoffen kwijtraken’.


Pagina als PDF