Richtlijn: Astma (2020)

Inleiding

De richtlijn “Astma” en de wetenschappelijke verantwoording zijn in 2019 geactualiseerd ten opzichte van de eerste versie van de richtlijn die is verschenen in 2011. Directe aanleiding voor de herziening was de verouderde informatie over borstvoeding en roken in de eerste versie en het verschijnen van de derde herziening van de Standaard ‘Astma bij kinderen’ van het Nederlands Huisarts Genootschap (NHG) (Bindels 2014).

Dit document is bedoeld voor JGZ-professionals. Dit zijn jeugdartsen, verpleegkundig specialisten1, jeugdverpleegkundigen en doktersassistenten. De richtlijn “Astma” beoogt richtinggevend te zijn bij het handelen tijdens hun contacten met individuele 0-18 jarigen en hun ouders/verzorgers. In dit document wordt voor kinderen in de leeftijd van nul tot 18 jaar de term ‘jeugdigen’ gebruikt. 

Deze richtlijn sluit aan bij:

Nieuwe conclusies uit de literatuur en aanbevelingen in deze herziening t.o.v. de vorige versie uit 2011 zijn:

Conclusies uit de literatuur
Achtergrondkennis
Thema 1
  • Het niet zeker is of borstvoeding beschermt tegen episodisch piepen en astma.
  • Roken tijdens de zwangerschap verhoogt het risico op episodisch piepen en astma. Ook het binnenshuis meeroken door de moeder tijdens de zwangerschap is schadelijk.
  • Consequent buiten roken door ouders/verzorgers voorkomt niet dat jeugdigen worden blootgesteld aan bestanddelen van tabaksrook (i.v.m. ‘derdehands rook’).
  • Vochtige woonomstandigheden, zichtbare schimmel en de geur van schimmel in de woning kunnen bij daarvoor gevoelige jeugdigen bijdragen aan een toename van luchtwegklachten, waaronder episodisch piepen en astma.
  • Blootstelling aan roetdeeltjes, fijn stof en door verkeer uitgestoten luchtverontreiniging kunnen bij daarvoor gevoelige jeugdigen leiden tot een toename van luchtwegklachten, waaronder episodisch piepen en astma.
Aanbevelingen
Preventie
Thema 2
  • Bij het eerste contact (bijvoorbeeld tijdens het zuigelingenhuisbezoek) vraagt de JGZ-professional na en registreert of astma en/of allergie bij de ouders voorkomt. Tevens wordt het rookprofiel in kaart gebracht.
  • Als de ouder(s) tijdens het eerste contact of daaropvolgende contacten aangeeft (aangeven) dat hij/zij rookt (roken) of als de JGZ-professional besluit het gesprek over roken aan te gaan, dan wordt het onderwerp roken bespreekbaar gemaakt volgens de methode “Rookvrij Opgroeien”.
  • De rookstatus en de motivatie om te stoppen worden bijgehouden in het JGZ-dossier, evenals de gegeven voorlichting en adviezen en evt. verwijzing voor stoppen met roken-hulp.
Signaleren en verwijzen
Thema 3
  • De JGZ-professional is tijdens contacten met ouders en jeugdigen alert op het bestaan van luchtwegklachten bij de jeugdige: piepen, benauwdheid/kortademigheid, nachtelijk hoesten. De werkgroep beveelt aan om luchtwegklachten in de leeftijdsperioden 1 t/m 4 jaar, 4 t/m 11 jaar en 12 t/m 17 jaar ten minste éénmaal per periode tijdens reguliere contacten aan de orde te laten komen. JGZ-organisaties bepalen zelf op welke wijze dit wordt gedaan.
  • Astma wordt ook overwogen bij minder specifieke klachten zoals verminderde activiteit (rennen, spelen, lachen), snelle vermoeidheid, bij een ongezonde algemene indruk (bleek zien, wallen onder de ogen) en bij schoolverzuim.
  • Jeugdigen met exacerbaties en/of gedeeltelijke/onvoldoende astmacontrole worden door de jeugdarts of de verpleegkundig specialist terug verwezen naar de behandelend huisarts of behandelend kinder(long)arts/verpleegkundig specialist kinderlongziekten.
Samenwerken
Thema 4
  • Op indicatie, bijvoorbeeld bij schoolverzuim, dient afstemming en samenwerking met de hoofdbehandelaar van de jeugdige met astma plaats te vinden. De hoofdbehandelaar kan ook actief contact opnemen met de JGZ.

De eerste herziening is op 18 november 2019 door de Richtlijn Adviescommissie (RAC) geautoriseerd voor gebruik in de JGZ. De RAC houdt bij haar beoordeling rekening met de inhoud (wetenschappelijke onderbouwing, opzet) en de voor implementatie van deze nieuwe versie van de richtlijn vereiste randvoorwaarden. Op grond van de verschijningsfrequentie van nieuw bewijs uit de literatuur en van aanpalende richtlijnen wordt door de ontwikkelaars aanbevolen een herzieningstermijn van vijf jaar te hanteren (d.w.z. een tweede herziening in 2024).

 

 

 

1. De verpleegkundig specialist preventieve zorg is een verpleegkundige met een BIG geregistreerde masteropleiding die werkzaamheden van het medisch domein combineert met die van het verpleegkundig domein binnen het eigen deskundigheidsgebied en zij werkt op expertniveau. Zij is binnen dit expertisegebied o.a. bevoegd om zelfstandig te werken, diagnoses te stellen en te verwijzen waar nodig is. De verpleegkundig specialist is lid van het JGZ-team, zij maakt net als de andere teamleden gebruik van de expertise van collega’s en speciaal van de jeugdarts als het gaat om complexe medische problematiek.


Pagina als PDF