Richtlijn: Opsporen oogafwijkingen (2019)

Inleiding

Dit document is bedoeld voor jeugdgezondheidszorg [JGZ] professionals en beoogt een richtlijn te zijn voor het handelen in hun contacten met individuele jeugdigen en hun ouders/verzorgers met betrekking tot de screening op oogafwijkingen. JGZ-professionals zijn jeugdartsen, verpleegkundig specialisten, jeugdverpleegkundigen en doktersassistenten. De JGZ signaleert door systematisch onderzoek vroegtijdig afwijkingen aan het oog en het gezichtsvermogen, met als doel om slechtziendheid te voorkomen en gezondheidswinst te halen. Deze gezondheidswinst wordt met name behaald door het zo vroeg mogelijk opsporen van een amblyopie (lui oog) en andere oogafwijkingen, zoals cataract en tumoren in het oog, zodat effectieve behandeling mogelijk is.

Deze richtlijn ‘Opsporen oogafwijkingen’ is een vervanging van de richtlijn ‘Opsporing Visuele stoornissen 0-19 jaar’ uit 2010 en beschrijft het hele opsporingsprogramma voor oogafwijkingen voor jeugdigen van 0-18 jaar. Basis voor de richtlijn zijn uitgangsvragen die zijn vastgesteld tijdens een knelpuntenanalyse onder JGZ-professionals, onder leiding van de Argumentenfabriek (Argumentenfabriek, 2013). Cochrane Netherlands heeft waar mogelijk de uitgangsvragen beantwoord met wetenschappelijke literatuur. Het gehele rapport van Cochrane Netherlands is op te vragen bij de auteurs van de richtlijn.

De herziene richtlijn is door de Richtlijn Advies- en Autorisatie Commissie (RAC) op 01-04-2019 geautoriseerd voor gebruik in de JGZ. De RAC heeft bij haar beoordeling rekening gehouden met de inhoud van de richtlijn (wetenschappelijke onderbouwing, opzet) en de voor implementatie vereiste randvoorwaarden. Met de autorisatie van deze richtlijn is de JGZ-richtlijn ‘Opsporing visuele stoornissen 0-19 jaar’ (2010) komen te vervallen.

1De verpleegkundig specialist preventieve zorg is een verpleegkundige met een BIG geregistreerde masteropleiding die werkzaamheden van het medisch domein combineert met die van het verpleegkundig domein binnen het eigen deskundigheidsgebied en zij werkt op expertniveau. Zij is binnen dit expertisegebied o.a. bevoegd om zelfstandig te werken, diagnoses te stellen en te verwijzen waar nodig is. De verpleegkundig specialist is lid van het JGZ team, zij maakt net als de andere teamleden gebruik van de expertise van collega’s en speciaal van de jeugdarts als het gaat om complexe medische problematiek.

Nieuw in deze herziening

  • De leeftijden waarop oogonderzoek bij het kind wordt geadviseerd zijn: 1 maand, 2 maanden, 3 maanden, 6-9 maanden, 14-24 maanden, 36 maanden, 42-48 maanden en 54-66 maanden.
  • Vanwege verschillen tussen JGZ-organisaties in de invulling van de contactmomenten worden het twee keer beoordelen of de rode fundusreflex aanwezig is en de visusmetingen in de leeftijdsperiode van 42-48 maanden en 54-66 maanden noodzakelijk geacht. De andere bovengenoemde momenten worden dringend aanbevolen.
  • De inhoud van de uit te voeren onderzoeken is aangepast ten opzichte van de vorige richtlijn.
  • In de leeftijdsperiode tussen 0 en 3 maanden worden de pupilreacties niet meer beoordeeld.
  • In de leeftijdsperiode tussen 6 en 24 maanden worden de cornea lichtreflex, instelbeweging en monoculaire volgbeweging uitgevoerd.
  • De oogstand wordt beoordeeld met de cornea lichtreflex en de instelbeweging van het niet afgedekte oog. De monoculaire volgbewegingen worden uitgevoerd als globale test om een verminderde visus vast te stellen.
  • Op de leeftijd van 36 maanden wordt de visusmeting niet meer standaard, maar slechts op indicatie EN indien de JGZ-professional dit wenst, uitgevoerd.
  • Het eerste moment waarop de visus bepaald wordt bij alle kinderen is in de leeftijdsperiode van 42-48 maanden en het tweede moment is in de leeftijdsperiode van 54-66 maanden, waarbij 66 maanden (5 ½ jaar) de uiterste termijn is.
  • De lichtkasten voor de visuskaart worden vanaf invoering van deze richtlijn niet meer gebruikt.
  • De Amsterdamse Plaatjes Kaart (APK) wordt zo spoedig mogelijk, uiterlijk 1-1-2020, vervangen door de LEA Symbolen kaart.
  • De Landolt-C kaart zal uiterlijk 1-1-2021 vervangen zijn door de logaritmische E-Haken kaart. Tot deze datum mag ook de transparante Landolt-C kaart zonder lichtkast gebruikt worden op een witte achtergrond, liefst met wit papier.
  • Wanneer het kind de E-haken kaart, of indien nog niet vervangen de Landolt C kaart, niet kan uitvoeren, wordt de LEA-symbolen kaart als alternatief gebruikt.
  • De verwijscriteria voor de visusmeting zijn aangepast aan wat internationaal gebruikelijk is, namelijk een drempel van 0.63 in de leeftijdsperiode van 42-48 maanden en een drempel van 0.8 in de leeftijdsperiode van 54-66 maanden.
  • Bij de visusmeting in de leeftijdsperioden van 42-48 maanden en van 54-66 maanden wordt voor elk oog getest tot de hoogst haalbare visus, met een maximum van 1.0.

Thema's

Thema 1: Ontwikkeling van het oog en de visuele functies

In thema 1 worden de normale ontwikkeling van het oog en oogheelkundige afwijkingen die kunnen leiden tot visuele stoornissen kort besproken. Voor een meer uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar leerboeken en websites. In dit thema is tevens aandacht voor myopie in relatie tot buitenspelen en voor het risico op oogafwijkingen bij speciale groepen.

Thema 2: Opsporing van oogafwijkingen bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 36 maanden

In thema 2 wordt ingegaan op het uitvoeren van anamnese, inspectie en onderzoek naar oogafwijkingen bij kinderen in de leeftijdsperiode van 0-36 maanden. Vanwege verschillen tussen JGZ-organisaties in de invulling van contactmomenten, wordt benoemd welke momenten hiervan noodzakelijk worden geacht en welke dringend worden aanbevolen. Ten slotte is er aandacht voor de rol van fotoscreeners bij het opsporen van oogafwijkingen.

Thema 3: Opsporing van oogafwijkingen bij kinderen in de leeftijd vanaf 36 maanden

In thema 3 wordt de opsporing van oogafwijkingen vanaf 36 maanden beschreven. Er wordt ingegaan op de anamnese, het uitvoeren van inspectie van het oog en het onderzoek naar oogafwijkingen bij kinderen vanaf 36 maanden.

Thema 4: Randvoorwaarden voor het uitvoeren van de opsporing van oogafwijkingen

In thema 4 wordt aandacht besteed aan de randvoorwaarden die nodig zijn voor effectieve opsporing van oogafwijkingen, zoals benodigde opleiding voor JGZ-professionals, benodigde materialen en testomstandigheden en samenwerking met de verschillende partijen die betrokken zijn bij de opsporing van oogafwijkingen.

Informatie uitwisseling bij verwijzing

De KNMG stelt in haar visie ‘Versterking medische zorg aan jeugdigen’ dat artsen ieder voor zich en gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor kwalitatief goede en samenhangende zorg. Dit houdt ook in dat zij per regio onderling afspraken maken over verwijzing, terugverwijzing, berichtgeving/gegevensuitwisseling en verdeling van verantwoordelijkheden (KNMG, 2013).
Voor een optimale begeleiding is het van belang dat de JGZ op de hoogte is van de bevindingen en het beloop van de behandeling, en zo nodig actief naar recente informatie vraagt bij de behandelende specialist.

De verwijsbrief van jeugdarts of verpleegkundig specialist aan orthoptist / oogarts bevat naast de persoonsgegevens informatie over relevante risicofactoren, indien van toepassing uitslagen van eerder uitgevoerd oogonderzoek en de uitslag van het meest recent uitgevoerde oogonderzoek inclusief de visus per oog. Vermeld ook de naam en contactgegevens van de verwijzer zodat terug rapportage mogelijk is.

Referenties


Pagina als PDF