Richtlijn: Lengtegroei (2019)

Verantwoording

Wetenschappelijke bewijsvoering

Als eerste stap bij de ontwikkeling van de richtlijn werd gestart met een systematisch literatuuronderzoek. Gevonden artikelen werden door twee medewerkers van TNO beoordeeld op relevantie. Bij verschil van mening tussen de twee beoordelaars werd in onderling overleg consensus bereikt. Relevante artikelen werden gewaardeerd aan de hand van drie aspecten, namelijk methodologische kwaliteit, toepasbaarheid in de praktijk en toepasbaarheid binnen de Nederlandse gezondheidszorg. Voor het beoordelen van de methodologische kwaliteit werd gebruik gemaakt van GRADE. Bij onderwerpen waarbij studies waarin verschillende instrumenten met elkaar werden vergeleken ontbraken werd afgezien van een gradering van de kwaliteit van bewijs. De studies zijn wel volgens de GRADE systematiek beoordeeld.

De kwaliteit van bewijs – ook wel aangeduid als de mate van zekerheid van de effectgrootte – werd beoordeeld met behulp van GRADE (Guyatt et al., 2008). GRADE is een methode die per uitkomstmaat van een interventie een gradering aan de kwaliteit van bewijs toekent op basis van de mate van vertrouwen in de schatting van de effectgrootte (tabel 8). Een belangrijk verschil tussen GRADE en andere beoordelingssystemen (bijvoorbeeld het niveau I-IV systeem of A1-D systeem) is dat GRADE niet alleen kijkt naar het studie design maar ook andere factoren overweegt die de kwaliteit van bewijs bepalen (tabel 9).

Tabel 8 Indeling van de kwaliteit van bewijs of mate van zekerheid ten aanzien van de effectgrootte voor een uitkomstmaat volgens GRADE

Mate van zekerheid effectgrootte Omschrijving
Groot Het werkelijke effect ligt dicht in de buurt van de schatting van het effect.
Matig Het werkelijke effect ligt waarschijnlijk dicht bij de schatting van het effect, maar er is een mogelijkheid dat het hier substantieel van afwijkt.
Laag Het werkelijke effect kan substantieel verschillend zijn van de schatting van het effect.
Zeer laag Het werkelijke effect wijkt waarschijnlijk substantieel af van de schatting van het effect.

Tabel 9. De kwaliteit van bewijs of mate van zekerheid ten aanzien van de effectgrootte wordt bepaald op basis van de volgende criteria

Type Bewijs

RCT start in de categorie ‘hoog’.

Observationele studie start in de categorie ‘laag’.

Alle overige studietypen starten in de categorie ‘zeer laag’.

Afwaarderen Risk of bias

− 1    Ernstig

− 2    Zeer ernstig

Inconsistentie

− 1    Ernstig

− 2    Zeer ernstig

Indirect bewijs

− 1    Ernstig

− 2    Zeer ernstig

Onnauwkeurigheid

− 1    Ernstig

− 2    Zeer ernstig

Publicatiebias

− 1    Waarschijnlijk

− 2     Zeer waarschijnlijk

Opwaarderen Groot effect

+ 1    Groot

+ 2    Zeer groot

Dosis response relatie + 1    Bewijs voor gradiënt
Alle plausibele confounding

+ 1    zou een effect kunnen reduceren

+ 1    zou een tegengesteld effect kunnen suggereren terwijl de resultaten geen effect laten zien

Aanbevelingen in deze richtlijn zijn daar waar mogelijk gebaseerd op wetenschappelijk bewijs, aangevuld met kennis, ervaring en mening van de werkgroep leden. Voor het formuleren van aanbevelingen zijn daarnaast andere aspecten van belang, bijvoorbeeld: voorkeuren van jongeren en ouders, kosten, beschikbaarheid, randvoorwaarden of organisatorische aspecten.

In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is geprobeerd rekening te houden met de implementatie van de richtlijn en de daadwerkelijke uitvoerbaarheid van de aanbevelingen. Daarbij is expliciet gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk kunnen bevorderen of belemmeren.

Zoekstrategie

Artikelen werden gezocht door het verrichten van systematische zoekacties in relevante database zoals de Cochrane Library, Pubmed en Scopus. Bij elke uitgangsvraag hoort een aparte zoekstrategie. Deze zijn kort beschreven per uitgangsvraag. Om de uitgangsvragen op een gestructureerde manier uit te werken zijn deze eerst omgevormd tot PICO uitgangsvragen. Hierbij wordt achtereenvolgens het volgende expliciet gemaakt: P = patient, I = intervention, C = comparison, O = outcome. De PICO-uitgangsvragen gehanteerd als basis voor het literatuuronderzoek zijn weergegeven in de PDF versie van deze richtlijn. 

Naast de literatuur uit de search zijn er bij een aantal vragen ook publicaties meegenomen uit de archieven van de werkgroep leden, mits zij aan de inclusiecriteria voldeden. De in de PICO-vragenstelling voorgestelde zoektermen werden tijdens het literatuuronderzoek gevalideerd, en daar waar nodig bijgesteld. In de PDF versie van deze richtlijn worden de definitief gehanteerde zoek strategieën en de bijbehorende resultaten hieronder kort weergegeven. Voor één uitgangsvraag werd een GRADE rapport opgesteld.

Overwegingen

Binnen de werkgroep hebben verschillende discussies plaatsgevonden over de verwijscriteria en de berekening van de Target Height. TNO heeft data beschikbaar over de lengtegroei van kinderen. De huidige verwijscriteria zijn opgesteld op basis van gepubliceerde artikelen bijv. (Grote/van Dommelen et al., 2008) en (Stalman et al., 2015) en op basis van consensus vanuit de werkgroep. De werkgroep heeft TNO gevraagd van enkele op consensus gebaseerde verwijscriteria te checken tot hoe veel (terechte en onterechte) verwijzingen zou leiden. Deze resultaten zijn echter niet gepubliceerd. Daarom geven wij in de PDF versie van deze richtlijnweer welke verwijscriteria zijn getest met de bestaande data en of het verwijscriteria hierna is aangepast of niet. Ook de formule voor het berekenen van de Target Height van Nederlandse kinderen van Turkse, Marokkaanse en Hindostaanse afkomst werd opgesteld met behulp van bestaande data.

Kennislacunes

  • Er werd geen onderzoek gedaan naar de validiteit van verwijscriteria bij kinderen met een kleine lengte of trage groei boven de 10 jaar, en bij kinderen met een grote lengte of snelle groei.

Belangenverstrengeling

Alle deelnemers aan de projectgroep en werkgroep hebben een belangenverklaring ingevuld.

  • J.M. Wit geeft aan in de laatste drie jaar (tot op heden) wel een relatie of bemoeienis te hebben gehad met consulatie/advisering bij verschillende bedrijven/organisaties: (1) Merck, (2) Versartis en (3) Opko.
  • A Hokken-Koelega geeft aan in de laatste drie jaar (tot op heden) wel een relatie of bemoeienis te hebben gehad met de volgende bedrijven: triage groeidiagnostiek en de ontwikkeling van Growth Analyser bij de ontwikkeling van de software voor groeicurves en groeianalyses ter ondersteuning van professionals.
  • W. Oostdijk geeft aan in de laatste drie jaar (tot op heden) wel een relatie of bemoeienis te hebben gehad met: (1) NVK en (2) LUMC.

De overige werkgroepleden hebben verklaard geen relatie of bemoeienis te hebben gehad met bedrijven of organisaties, zoals sponsors, farmaceutische industrie, belangenvereniging, of werkzaamheden te ontplooien vanuit een eigen bedrijf of (mede) methoden, instrumenten ed. te ontwikkelen op het gebied van afwijkende groei, waardoor een belangenconflict zou kunnen ontstaan met de werkzaamheden in de richtlijnwerkgroep.


Pagina als PDF