Richtlijn: Taalontwikkeling (2018)

4. Taalstimulering - aanbevelingen

De JGZ geeft voorlichting over de normale taalontwikkeling, geeft tips en adviezen aan ouders over hoe zij de taalontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren en adviseert over mogelijkheden voor taalstimulering. Daarnaast hebben JGZ-professionals een rol bij de begeleiding van kinderen waarbij een achterstand in de taalontwikkeling is geconstateerd.

Aanbevelingen

Voorlichting

  • Op basis van de professionele observaties en wat ouders vertellen geven JGZ-professionals voorlichting aan ouders over de taalontwikkeling van kinderen en de wijze waarop die normaal verloopt, zie Thema 1: Normale en afwijkende taalontwikkeling en Bijlage 7 voor beschrijving van mijlpalen.
  • De JGZ benadrukt vanaf het eerste contact, daar waar wenselijk, bij alle ouders het belang van goede interactie met hun kind en geeft adviezen op maat over welke strategieën (o.a. oogcontact, beurtnemen, herhalen wat het kind zegt, interactief voorlezen) ouders dagelijks kunnen gebruiken om de taalontwikkeling van hun kind te stimuleren. Zie Tabel 4.1.
  • Voorlichting en adviezen aan ouders van meertalige kinderen zijn in principe hetzelfde als voor ééntalige kinderen, met dit verschil dat ouders het advies krijgen om in de communicatie met hun kind de taal te gebruiken waarmee zijzelf het makkelijkst communiceren.

Advisering

  • JGZ-professionals zijn bekend met de lokale mogelijkheden (ouderprogramma’s, bibliotheek, peuterspeelzalen, VVE, kinderdagverblijven) om de taalontwikkeling van het jonge kind te stimuleren. Deze kennis wordt gebruikt om ouders te adviseren.
  • Bij een geconstateerde taalachterstand door onvoldoende (kwalitatief) taalaanbod uit de omgeving of een verhoogd risico daarop bespreekt de JGZ haar zorgen met de ouders (vanaf leeftijd van ongeveer 18 maanden) en adviseert ouders om hun kind vanaf de leeftijd van ongeveer twee jaar totdat het naar de basisschool gaat kortdurende peuteropvang zoals een peuterspeelzaal of VVE te laten bezoeken.

Tabel 4.1: Algemene strategieën voor ouders om de taalontwikkeling te stimuleren (Bron: www.groeigids.nl; www.opvoeden.nl; www.ncj.nl).

0 tot 3 jaar
  • Vertel steeds wat je aan het doen bent of hoe je je voelt en benoem voorwerpen, bijvoorbeeld: ‘Ik vouw jouw pyjama op.’ ‘Wat is het zalig weer’. ‘Wat ben ik blij met jou’. Benoem ook voorwerpen waar het kind naar kijkt of waar het interesse voor heeft.
  • Kijk naar de gebaren en lichaamstaal van het kind. ‘Beloon’ communicatieve initiatieven van het kind (in plaats van het negeren van bijvoorbeeld wijzen of gebruik van klanken zodat ze wel moeten gaan praten).
  • Luister naar de woorden van het kind, terwijl je het aankijkt en geduldig wacht tot het is uitgesproken.
  • Probeer altijd te begrijpen wat het kind bedoelt.
  • Herhaal wat het kind zegt in correct gesproken moedertaal. Zegt het kind bijvoorbeeld ‘balle’, zeg dan: ‘Goed zo, een ballon.’ Zegt het kind ‘auto rijde’, zeg dan: ‘de auto rijdt’ en ‘de auto rijdt op de weg’.
  • Praat tegen het kind en geef het goede voorbeeld. Het is beter om geen kinderachtige taal of heel moeilijke taal te gebruiken, maar noem de dingen bij de juiste naam en gebruik correcte (het liefst korte) zinnen. Dat wil bijv. zeggen dat je een hond geen ‘woefwoef’ noemt.
  • Blader samen met het kind door een plaatjesboek en gaat in op de initiatieven van het kind en zijn reacties op het boek, vertel zelf wat je ziet en moedig het kind aan om te vertellen wat het ziet. Dit kan door vragen te stellen. Prijs het kind als het antwoord probeert te geven, en herhaal wat het zei. Kinderen leren veel van korte gesprekjes. Het gaat in eerste instantie om het samen plezier beleven aan boekjes lezen.
  • Lees vaak samen met het kind, liefst op een vast tijdstip (bijvoorbeeld voor het slapengaan).
  • Geef het kind de tijd om te reageren.
  • Laat het kind veel spelen met leeftijdsgenootjes.
3 en 4 jaar
  • Praat veel met het kind, luister goed en beantwoord vragen. Stel zelf ook vragen, en vraag naar de mening van het kind.
  • Praat over wat jullie gaan doen.
  • Ga op vaste momenten met het kind in gesprek, zoals tijdens het eten en bij het naar bed gaan. Laat het kind vertellen wat het gedaan heeft. Vertel ook wat jij gedaan hebt.
  • Speel veel spelletjes samen waarbij van beurt moet worden gewisseld. Rollenspellen zijn ook heel leerzaam.
  • Voer een dagelijks ritueel in, zoals samen lezen of een liedje zingen voor het slapengaan.
  • Lees regelmatig voor. Praat samen over het verhaaltje of laat je kind het navertellen.
  • Laat het kind veel spelen met leeftijdsgenootjes.

Pagina als PDF