Richtlijn: Hartafwijkingen (2017)

5. Anamnese en lichamelijk onderzoek - aanbevelingen

In dit thema wordt ingegaan op het uitvoeren van anamnese en onderzoek naar hartafwijkingen in de JGZ. De inhoud van de anamnese en de aspecten van het lichamelijk onderzoek worden beschreven.

Aanbevelingen

  • Het onderzoek, gericht op de opsporing van hartafwijkingen in de JGZ, omvat zowel anamnese als lichamelijk onderzoek. Dit dient systematisch te worden uitgevoerd zoals beschreven in tabel 5.1 bij de onderbouwing.
  • Anamnestisch worden de onderwerpen zoals beschreven in tabel 5.2 nagevraagd.
  • Bij onvoldoende toename in gewicht of afbuigende gewichtscurve en bij een achterblijvende of afbuigende lengtegroei dient het bestaan van een hartafwijking te worden overwogen. Op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek wordt besloten of een verwijzing noodzakelijk is.
  • De jeugdverpleegkundige dient bij het eerste huisbezoek de pasgeborene ontbloot te onderzoeken (zie ook bijlage 2). Er wordt gevraagd naar de zwangerschap, familieanamnese, inspanningstolerantie tijdens drinken, en het gedrag (onrust). Er wordt gelet op de algemene indruk van de pasgeborene (welbevinden, voedingstoestand, ‘failure to thrive’), kleur (bleekheid, cyanose) en de ademhaling (tachypnoe, dyspnoe, subcostale intrekkingen, neusvleugelen, stridor).
  • Voor inspectie tijdens het eerste huisbezoek moet ten minste het bovenlijf ontbloot zijn om een goede indruk te krijgen van ademhaling, borstkas en huidskleur. Het is wenselijk bij het maken van de afspraak voor het eerste huisbezoek van te voren bij de ouders aan te kondigen dat het kind (deels) uitgekleed moet worden.
  • Auscultatie kan alleen worden uitgevoerd door de jeugdarts of verpleegkundig specialist.
  • Bij ieder contactmoment waarbij het kind door een jeugdarts of jeugdverpleegkundige wordt onderzocht, dient het kind tot op het ondergoed ontkleed te zijn/worden.
  • De JGZ gaat actief na of er ‘nieuwkomers’ in de regio zijn. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld via meldingen vanuit de Basisregistratie personen (BRP) of via het onderwijs. Als deze kinderen nog niet zijn onderzocht door de jeugdarts, dient het kind binnen 3 maanden te worden onderzocht door de jeugdarts.
  • De werkgroep ziet momenteel geen rol weggelegd voor de JGZ bij de zuurstofsaturatiemeting ter opsporing van ernstige aangeboren hartafwijkingen.

Uitgangsvragen

  • Welk onderzoek dienen jeugdartsen uit te voeren bij een gesignaleerd hartgeruis?
  • Wat is de toegevoegde waarde van de zuurstofsaturatiemeting binnen de JGZ en hoe kunnen JGZ-professionals deze uitvoeren?

De uitgangsvraag over het uit te voeren onderzoek is beantwoord op basis van handboeken op het gebied van kindergeneeskunde en kindercardiologie, en op basis van de mening van de werkgroepleden.

De uitgangsvraag over de toegevoegde waarde van de zuurstofsaturatiemeting binnen de JGZ is beantwoord op basis van een beperkt literatuuronderzoek, in afwachting van de resultaten van de POLAR-studie. Er is vooral gebruik gemaakt van de beschikbare informatie uit de Nederlandse POLS-studie (Pulse Oximetry Leiden Screening Study). Vervolgens is de werkgroep op basis van de literatuur en eigen overwegingen tot aanbevelingen gekomen.

Lees hier verder voor de onderbouwing van dit thema.


Pagina als PDF