Richtlijn: Psychosociale problemen (2016)

Gehechtheid en psychosociale problemen

De ontwikkeling van een gehechtheidsrelatie in het eerste levensjaar is een noodzakelijke stap in de ontwikkeling van het jonge kind (Bateman & Fonagy, 2012). Een gehechtheidsrelatie is een duurzame band tussen een kind en zijn ouder(s), die in het 1e levensjaar wordt opgebouwd en daarna voortdurend wordt bijgesteld op basis van opgedane ervaringen (Bowlby, 1988). In een veilige gehechtheidsrelatie heeft het kind vertrouwen opgebouwd in de beschikbaarheid van de ouderfiguur. In een onveilige relatie ontbreekt dat vertrouwen. Kinderen die onveilig-vermijdend gehecht zijn, zien hun ouders als ‘niet-beschikbaar’ en hebben geleerd om zelf alle ‘moeilijkheden’ op te lossen. Naar schatting 62% van alle gezonde, thuiswonende kinderen in Nederland heeft een veilige gehechtheidsrelatie, en 38% een onveilige gehechtheidsrelatie (van IJzendoorn & Kroonenberg, 1988; de Wolff et al., 2012; zie jeugdhulp richtlijn Problematische Gehechtheid). De onveilige groep heeft een verhoogd risico op psychosociale problemen. Uiteindelijk ontwikkelt ongeveer 15% van de kinderen en jongeren met een onveilige gehechtheidsrelatie meer ernstige problematiek, in de zin dat hun ontwikkeling bedreigd wordt door de gehechtheidsproblemen. Het gaat om kinderen die in een meer kwetsbare positie verkeren door een combinatie van risicofactoren zoals psychiatrische problematiek bij de ouder, adoptie, of een ontwikkelingsstoornis bij het kind. Juist deze groep heeft een verhoogd risico op het ontwikkelen van psychopathologie (Bateman & Fonagy, 2012).

Een onveilige gehechtheidsrelatie moet gezien worden als een risicofactor in de sociaal-emotionele ontwikkeling van de jeugdige (Schuengel & Sterkenburg, 2004). Onderzoek heeft aangetoond dat internaliserende problemen iets vaker voorkomen bij kinderen en jongeren met een onveilig-vermijdende gehechtheidsrelatie (Groh et al., 2012). Verder is gebleken dat met name jongens die een gedesorganiseerde gehechtheidsrelatie hebben meer gedragsproblemen kunnen ontwikkelen (Fearon et al., 2010). Er is sprake van een gedesorganiseerde gehechtheidsrelatie als de ouder enerzijds een bron van steun is voor het kind, maar tegelijk ook een bron van angst doordat de ouder last heeft van trauma’s of psychiatrische problematiek.

Om de samenhang tussen gehechtheid en psychosociale problemen te verklaren wordt het ‘intern werkmodel’, of mentale representatie van gehechtheid gebruikt. Door gehecht te raken aan één of meer volwassenen, bouwt een kind een mentaal beeld op van mensen in het algemeen – dat kan een beeld zijn van beschikbaarheid en hulpvaardigheid of van ontoegankelijkheid en afwijzing (Van IJzendoorn & Bakermans, 2010). Het werkmodel van gehechtheid vormt de blauwdruk voor de sociale relaties die een kind opbouwt. Verondersteld wordt dat het werkmodel de verwerking van informatie over relaties en emotionele gebeurtenissen in een belangrijke mate stuurt. Personen met een onveilig model van gehechtheid, nemen anderen eerder als vijandig of onbetrouwbaar waar en hebben een negatiever zelfbeeld (Van IJzendoorn & Bakermans, 2010).


Pagina als PDF