Richtlijn: Vroegtijdige opsporing van gehoorverlies bij kinderen en jongeren (2016)

Algemene aspecten van behandeling en begeleiding bij gehoorverlies

Als het conductief gehoorverlies een duidelijk nadelige invloed heeft op het functioneren en de ontwikkeling, dan kan de KNO-arts besluiten tot het plaatsen van trommelvliesbuisjes en/of het uitvoeren van een adenotomie (zie verder bijlage 4). Perceptief gehoorverlies is niet te genezen, maar er zijn wel hulpmiddelen die de toegang tot geluid verbeteren. Bij audiologische centra en diensten voor vroege behandeling zijn bovendien op verschillende terreinen mogelijkheden voor ondersteuning en begeleiding. Daarnaast zijn er speciale scholen voor kinderen met gehoorverlies.

Hoortoestel
Kinderen met matige tot ernstige gehoorverliezen dragen vaak hoortoestellen. Een hoortoestel is een klein elektroakoestisch apparaat waarmee slechthorenden beter geluid kunnen waarnemen en gesprekken beter kunnen verstaan. Kinderen van slechts een paar maanden oud kunnen al hoortoestellen krijgen. Hoe eerder kinderen starten met het dragen van hoortoestellen, hoe gunstiger hun taalontwikkeling in de regel zal verlopen (Sininger, 2010).

Beengeleider hoortoestel
Een beengeleider hoortoestel wordt meestal voorgeschreven aan kinderen met permanent of chronisch conductief gehoorverlies, bijvoorbeeld ten gevolge van atresie van de gehoorgang of (aangeboren) afwijkingen in het middenoor, of recidiverende middenoorproblemen en recidiverende gehoorgangontstekingen die een contra-indicatie vormen t.a.v. het dragen van normale hoortoestellen. Bij het beengeleider hoortoestel wordt met een operatie een schroef in het schedelbot achter het oor geplaatst. Het hoortoestel, een klein blokje, wordt aan deze schroef bevestigd. Dit hoortoestel geleidt geluidstrillingen via contact met het bot direct naar het binnenoor. Bij kinderen wordt vaak gewacht met implanteren omdat het schedelbot te dun is voor implantatie. Er wordt dan tijdelijk gebruik gemaakt van een hoofdband die het beengeleider hoortoestel op het bot houdt. Op latere leeftijd vindt implantatie plaats.

Cochleair implantaat
Als een hoortoestel niet toereikend is, kan een cochleair implantaat (CI) ingebracht worden. Sinds de jaren ’90 kunnen slechthorende en ernstig slechthorende kinderen een CI krijgen. Daarmee zijn de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen toegenomen. Een CI is een implanteerbare gehoorprothese en bestaat uit twee delen: het inwendige en het uitwendige gedeelte. Het uitwendige gedeelte bestaat uit een microfoon, die geluiden uit de omgeving opvangt, en een processor, die deze geluiden omzet in elektrische signalen. Deze signalen worden vervolgens doorgegeven aan het inwendige gedeelte, het implantaat, door de hoofdhuid heen. Het implantaat zendt de informatie via het slakkenhuis naar de hoorzenuw en in de hersenen wordt het uiteindelijk waargenomen als geluid. Een CI herstelt dus niet het gehoor, maar geeft een patiënt wel de mogelijkheid om geluid te kunnen waarnemen, en zo te kunnen communiceren. Op dit moment krijgt ongeveer 95% van alle kinderen die doof of ernstig slechthorend geboren worden een CI. Dit gebeurt in Nederland meestal aan het eind van het eerste levensjaar. Voor de meeste kinderen heeft een CI positieve gevolgen voor de taalontwikkeling. Er zijn echter grote verschillen tussen individuele kinderen. De taalontwikkeling van sommige kinderen met een CI wijkt nauwelijks af van horende kinderen, terwijl andere kinderen nauwelijks baat bij hun CI lijken te hebben. Naast de onderliggende oorzaak van het gehoorverlies is de leeftijd waarop kinderen een CI krijgen van belang bij de mate waarin een kind kan profiteren van een CI. Bij een genetisch aandoening met alleen gehoorverlies zal het kind zich goed kunnen ontwikkelen met een CI, maar als het kind slechthorend is door b.v. een congenitale CMV infectie is er vaak ook sprake van andere afwijkingen zoals bijvoorbeeld microcefalie, motorische stoornissen, cerebrale calcificaties, cataract en chorioretinitis, die de mate waarin het kind kan profiteren van het CI beperken. Verder blijkt hoe jonger het kind is, des te beter de taalontwikkeling zal zijn. Ook de betrokkenheid van ouders bij het revalidatieproces heeft een positieve invloed op de taalontwikkeling (Boons, 2013). De positieve gevolgen van een CI op de taalontwikkeling lijken zich ook te vertalen naar een betere sociaal-emotionele ontwikkeling en betere lees- en leerprestaties, hoewel ook hier de onderlinge verschillen groot zijn (Wiefferink, 2012; Ketelaar, 2014; Vermeulen, 2007; Theunissen, 2013)

Ondersteuning en begeleiding
Door audiologische centra en diensten voor vroege behandeling kunnen kinderen met permanent gehoorverlies en hun ouders op verschillende gebieden ondersteund en begeleid worden. Dit kan onder andere bestaan uit:

  • Gezinsbegeleiding. Zodra de diagnose gesteld is, komt het gezin in aanmerking voor gezinsbegeleiding. Een gezinsbegeleider bezoekt het gezin en geeft ondersteuning en behandeling op verschillende gebieden, o.a. hoe ouders het beste met hun kind kunnen communiceren.
  • Behandelgroep. Kinderen van anderhalf tot vier jaar kunnen een aantal dagdelen terecht op een behandelgroep voor kinderen met een gehoorverlies. Op deze groep komen kinderen in contact met andere slechthorende kinderen, wordt hun spraak- en taalontwikkeling gestimuleerd en komen ze in aanraking met gebaren.
  • Logopedie. De logopedist stimuleert de taalontwikkeling van het kind.
  • Gebaren. Ouders kunnen lessen in de Nederlandse gebarentaal of Nederlands ondersteund met gebaren krijgen. Ook voor familieleden en anderen uit de omgeving van het gezin zijn er mogelijkheden om gebarenlessen te volgen. Naast gebarencursussen zijn er legio andere cursussen waar ouders van slechthorende kinderen gebruik van kunnen maken ter ondersteuning van de opvoeding en ter stimulering van de ontwikkeling van hun kind.

De startpagina van deze richtlijn geeft een overzicht van websites met informatie voor ouders, kinderen en professionals over het leven met en het omgaan met gehoorverlies, preventie van gehoorverlies en opsporing van gehoorverlies.

Daarnaast zijn er speciale scholen voor kinderen met gehoorverlies, cluster 2 scholen. Deze cluster 2 scholen hebben vaak ook peutergroepen waar kinderen vanaf 2,5 jaar naartoe kunnen. Sinds de komst van het CI gaan steeds meer ernstig slechthorende kinderen naar het regulier onderwijs. Met de invoering van de wet op passend onderwijs zal het aantal kinderen met gehoorverlies in het regulier onderwijs toenemen. Op reguliere scholen komen kinderen met gehoorverlies in aanmerking voor extra ondersteuning vanuit cluster 2 en voor soloapparatuur. Onder soloapparatuur vallen verschillende systemen om spraak beter te kunnen verstaan. Het werkt met behulp van een microfoontje met zender (bij de geluidsbron) en een ontvanger die gekoppeld kan worden aan de hoortoestellen of het CI om de spraak van de leerkracht ongestoord door de oren van de leerling te laten horen en heeft een groot bereik doordat er gebruik wordt gemaakt van FM-signalen. Ook kunnen kinderen met ernstig gehoorverlies gebruik maken van een tolk, een gebarentolk of een schrijftolk. Schoolgaande kinderen hebben recht op vergoeding van tolkuren tijdens het volgen van regulier onderwijs.

 


Pagina als PDF