Richtlijn: Vroegtijdige opsporing van gehoorverlies bij kinderen en jongeren (2016)

Epidemiologie

Perceptief gehoorverlies

Medisch-anatomische oorzaken

Schattingen van de prevalentie van permanent matig tot zeer ernstig bilateraal gehoorverlies bij kinderen lopen uiteen van 1 per 1000 kinderen bij de geboorte tot 3 per 1000 bij oudere kinderen (Seewald, 2011). Als ook unilaterale en milde gehoorverliezen meegenomen worden, loopt de prevalentie op tot ongeveer 50 per 1000 (Seewald, 2011). De gehoorscreening in Nederland wordt uitgevoerd in het kader van de neonatale gehoorscreening door de JGZ en van de NICU gehoorscreening als onderdeel van de NICU zorg. In 2011 zijn in Nederland 308 kinderen met een gehoorverlies van 40 dB of meer opgespoord door de beide programma’s tezamen: van deze kinderen hadden er 182 een dubbelzijdig gehoorverlies, de overige 126 kinderen hadden enkelzijdig gehoorverlies. Bijna de helft van alle slechthorende/dove kinderen wordt opgespoord door de NICU gehoorscreening. Op jaarbasis worden er ongeveer 4000 baby’s opgenomen op de NICU. In 2011 was het aantal kinderen met een dubbelzijdig gehoorverlies dat afkomstig was van de NICU 83 (Van Straaten, 2012). De overige 99 kinderen met dubbelzijdig gehoorverlies in 2011 werden via de neonatale gehoorscreening (NGS) opgespoord.

Over de prevalentie van auditieve neuropathie worden in de literatuur verschillende schattingen gegeven. Binnen de groep kinderen met vastgesteld gehoorverlies variëren prevalentiecijfers van 1.8% tot 15.4% (Berg, 2005; Vohr, 2000). De prevalentie in een gezonde populatie wordt op basis van de literatuur geschat op 0,06 per 1000 kinderen, hoewel er twijfel bestaat over de betrouwbaarheid van deze cijfers (Korver, 2012). Bij de groep kinderen die zijn opgenomen op de NICU is de prevalentie veel hoger.

Gehoorverlies door blootstelling aan hard geluid

Op basis van onderzoek uit 2001 wordt geschat dat 3,5% van de jongens en mannen in de leeftijd van 12 tot 30 jaar een gehoorverlies van 3 dB heeft bij 6000 Hz en 1% een verlies van 7 dB door het bezoeken van popmuziekactiviteiten. Dit zijn kleine gehoorverliezen die klinisch gezien vallen onder normaal gehoor. Voor meisjes en vrouwen kon niet aangetoond worden dat ze gehoorschade opliepen als gevolg van luisteren naar harde popmuziek (Passchier-Vermeer, 2001). Op basis van onderzoek naar het luisteren van popmuziek via hoofdtelefoons of oordoppen komt Passchier-Vermeer (1998) tot een prevalentie van 260.000 jongeren (6,5%) tussen de 12 en 30 jaar die een gehoorverlies van 3 dB hebben bij 4000 Hz en 6000 Hz door het luisteren naar muziek via een hoofdtelefoon of oordoppen. Bovendien wordt op basis van dit onderzoek geschat dat een deel van deze jongeren (15.000) een gehoorverlies van 30 dB of meer hebben bij 4000 Hz en 6000 Hz als gevolg van het luisteren naar muziek via een hoofdtelefoon.

Gehoorverlies als gevolg van blootstelling aan harde geluiden ontwikkelt zich meestal langzaam. Tinnitus (oorsuizen, piep in het oor) is een eerste teken dat het gehoororgaan op microniveau is beschadigd. Uit onderzoek onder circa 4000 Vlaamse middelbare scholieren blijkt dat 75% tijdelijke tinnitus (oorsuizen) ervaart na blootstelling aan hard geluid. Bijna een op de vijf (18%) van de onderzochte scholieren geeft aan een permanente piep in het oor te hebben (Gilles, 2013). In Nederlandse studies rapporteert 14 tot 60% vaak of weleens een tijdelijke piep of ruis in het oor na het uitgaan (Vogel, 2009, 2010, 2011). Bij een onderzoek onder uitgaanspubliek in de leeftijd van 18 tot 35 jaar geeft 93% aan last te hebben van het gehoor na het uitgaan (Gorter, 2012). Naast oorsuizen is gehoorverlies bij hoge frequenties (vanaf 3000 Hz) een eerste teken van gehoorverlies als gevolg van blootstelling aan harde geluiden en dit komt in de Verenigde Staten bij 7 tot 16% van de jongeren tussen 12 tot 19 jaar voor (Niskar, 2001; Meinke, 2007). Er is echter weinig bekend over de lange termijn gevolgen van deze op jonge leeftijd opgedane gehoorschade door hard geluid.

Conductief gehoorverlies

Tijdelijk conductief gehoorverlies wordt bij kinderen in de meeste gevallen veroorzaakt door otitis media acuta (OMA) dit kan overgaan in otitis media met effusie (OME, zie ook bijlage 4). OME is één van de meest voorkomende ziektes bij kinderen van 0 tot 4 jaar en het voorkomen neemt af na het zesde jaar. Uit onderzoek is gebleken dat 80% van de kinderen voor de leeftijd van 4 jaar een episode van OME doormaakt (Rovers, 2000). Zielhuis (1990) heeft het als volgt aangegeven: van de kinderen van 1 tot 6 jaar krijgt ongeveer 80% OME. Ongeveer 35% van deze kinderen heeft korte (één tot drie maanden), al dan niet herhaalde episoden van OME en ongeveer 30% heeft langdurige (drie tot negen maanden) al of niet herhaalde episoden. Tenslotte maakt 10% episoden door die langer dan een jaar duren, wat kan leiden tot permanent gehoorverlies.
Naast tijdelijke conductieve gehoorverliezen bestaan er ook aangeboren conductieve gehoorverliezen. Deze aangeboren conductieve verliezen zijn het gevolg van afwijkingen in de aanleg van de gehoorgang of het middenoor. Een gehele of gedeeltelijke afsluiting van de gehoorgang kan op zichzelf voorkomen maar ook in combinatie met microtie (onderontwikkelde oorschelp) en craniofaciale afwijkingen. Daarnaast kunnen ook afwijkingen in de gehoorbeentjes oorzaak zijn van aangeboren conductieve verliezen. De incidentie wordt geschat op 1 per 10.000 tot 20.000 geboortes.


Pagina als PDF