Richtlijn: Borstvoeding (2015, multidisciplinair)

21. Uitdroging en ondervoeding

Inleiding

Uitdroging (dehydratie) en ondervoeding bij de baby kunnen ongemerkt voorkomen, zorgverleners hebben een rol bij de herkenning, om ernstige complicaties en mogelijk overlijden te voorkomen. 

Advisering

In de kraamtijd

  • Let bij een gewichtsverlies onder de -2 standaarddeviatiescore op de curve voor gewichtsverlies bij borstgevoede kinderen (zie Figuur 1) op signalen van onvoldoende melkinname. 
  • Let bij baby’s die 2 weken na geboorte nog niet terug zijn op geboortegewicht op signalen van onvoldoende melkinname.
  • Evalueer en optimaliseer het borstvoedingsproces bij een gewichtsverlies onder de -2 standaarddeviatiescore (of bij duidelijke afbuiging) op de curve voor gewichtsverlies. Evalueer de gezondheidstoestand van de baby. Verwijs indien nodig (of bij twijfel) door naar de kinderarts (of via huisarts, indien kinderarts niet direct mogelijk is). Leg de moeder uit dat het belangrijk is dat ze haar baby frequenter aanlegt, dat ze zorgvuldig aanlegt en dat ze de baby lang genoeg aan de borst laat drinken. Hanteer luchtige/optimistische toon om het vertrouwen in het eigen kunnen van de moeder te stimuleren. Verwijs de moeder, indien nodig, naar een lactatiekundige.
  • Let ook op overige tekenen van uitdroging: weinig en/of geconcentreerde urine (onvoldoende natte luiers), geen gele ontlasting binnen een week na geboorte, extreme lusteloosheid, geelzucht, lage spierspanning, verminderde turgor en ingezonken fontanel, lage temperatuur. Overleg met en/of verwijs door naar de kinderarts (of via huisarts, indien kinderarts niet direct mogelijk is) bij twijfel over de gezondheidstoestand van de baby.Zorg bij een gewichtsverlies onder de -2,5 standaarddeviatiescore actief voor een grotere melkinname. Bijvoeden gebeurt bij voorkeur met afgekolfde moedermelk. Indien deze niet voorradig is, wordt bijgevoed met donormelk of kunstmatige zuigelingenvoeding*. Geef moeder uitleg over hoe zij kan zien of haar baby voldoende melk drinkt. Een dag later (of zo nodig eerder) vindt evaluatie plaats.
  • Overleg met en/of verwijs door naar de kinderarts (of via huisarts, indien kinderarts niet direct mogelijk is), indien er bij evaluatie geen verbetering in de situatie is opgetreden. In de meeste gevallen is bijvoeden noodzakelijk. Bij vermoeden van onderliggende ziekte zal de zorgverlener eerder verwijzen naar de kinderarts.

*Indien kunstmatige zuigelingenvoeding wordt gegeven, wordt de informatie van artikel 15 van de Europese Richtlijn 2006/141 verstrekt (zie ook thema ‘Voorlichting’).

Na de kraamtijd

  • Let op baby’s tot drie maanden die <20 g per dag of <150 g per week groeien (<70-100 g per week voor de leeftijd van 3 tot 6 maanden) op signalen van onvoldoende melkinname.
  • Overleg met de kinderarts of verwijs daarnaar door bij verdenking van ondervoeding (‘failure to thrive’).
  • Zorg dat de voorlichting en begeleiding in ziekenhuizen en instellingen plaatsvinden in overeenstemming met de eisen die Zorg voor Borstvoeding stelt aan borstvoedingsvriendelijk beleid.

Lees verder voor de onderbouwing.

Figuur 1: Groeicurve voor gewichtsverlies bij borstgevoede kinderen (beschikbaar via www.tno.nl/rwc)

Overige overwegingen bij de advisering

Bij het vermoeden van stille ondervoeding aan de borst in de eerste levensweken is het raadzaam om in de klinische setting naast het glucose- en bilirubinegehalte ook het natriumgehalte te bepalen. Urine moet ook onderzocht worden op natrium- en kaliumgehalte en de osmolaliteit, omdat bij een zouttekort het serum-natrium volledig normaal kan zijn.
Voor het signaleren van ondervoeding in de eerste levensmaanden zijn geen duidelijke afkappunten voor het gewicht gesteld. Een afbuigend gewicht (in korte tijd of in grote mate) en het klinisch ‘niet goed gedijen’ van de baby vormen samen een indicatie voor mogelijke ondervoeding.

Tabel 1: Kenmerken en symptomen die reden zijn voor opname5

• Onvoldoende melkinname;
• Inadequate groei;
• Klassieke dehydratie (onder andere verminderde turgor, ingezakte fontanel);
• Extreme lusteloosheid (lethargie);
• Geelzucht (icterus);
• Te lage lichaamstemperatuur.


Pagina als PDF