Richtlijn: Borstvoeding (2015, multidisciplinair)

6. Downsyndroom

Inleiding

Ook voor kinderen met Downsyndroom is het omwille van hun gezondheid en ontwikkeling aan te raden dat zij gedurende geruime tijd borstvoeding krijgen. Kinderen met Downsyndroom hebben echter een zwakkere lichamelijke conditie dan andere kinderen en hun moeders zijn emotioneel zwaarder belast. Daarom is het wenselijk dat moeder en kind extra aandacht en begeleid worden bij het geven en krijgen van borstvoeding. 

Advisering

  • Bied een moeder met een kind met Downsyndroom standaard een lactatiekundig consult voor extra begeleiding en ondersteuning bij borstvoeding. Dit kan al voor de geboorte, als het Downsyndroom tijdens de zwangerschap is vastgesteld.
  • Adviseer de moeder haar baby frequente voedingen te geven van maximaal 30 minuten. Wijs de ouders erop dat een kind met Downsyndroom niet altijd duidelijk aangeeft wanneer hij honger heeft of klaar is met drinken.

Overige overwegingen bij de advisering

  • Het krijgen van borstvoeding stimuleert de ontwikkeling van de mondmotoriek. Dit geldt ook voor kinderen met Downsyndroom. Er wordt van uitgegaan dat drinken uit een fles onvoldoende stimulatie geeft voor een goede ontwikkeling van de mondmotoriek.
  • Er zijn geen aanwijzingen dat kinderen met Downsyndroom beter drinken uit de fles dan uit de borst.
  • Het is raadzaam ouders te informeren over de Stichting Downsyndroom.
  • Depressie en onzekerheid komen veel voor onder moeders na de geboorte van een kind met Downsyndroom. Veel vrouwen starten niet met borstvoeding of stoppen snel, omdat ze zichzelf daarvoor te moe of te depressief voelen. Professionele begeleiding van moeders tijdens de eerste weken na de geboorte leidt tot een hogere prevalentie van borstvoeding. Het is daarom wenselijk dat moeders van een kind met Downsyndroom extra begeleiding krijgen. Dit houdt in dat deze moeders standaard zo snel mogelijk postpartum een consult met de lactatiekundige aangeboden krijgen.
  • Baby’s met Downsyndroom geven niet altijd goed aan wanneer ze honger hebben en wanneer ze klaar zijn met drinken. Hierdoor is het mogelijk dat met ‘voeden op verzoek’ de frequentie van het geven van borstvoeding niet voldoende is. 

Lees verder voor de onderbouwing.


Pagina als PDF