Richtlijn: ADHD (2015)

4. Selectie van specifiek op ADHD gerichte instrumenten-Aanbevelingen

Inleiding

Wanneer er in het eerste signaleringstraject signalen bij het kind gevonden worden die kunnen wijzen op ADHD, kunnen instrumenten die specifieker gericht zijn op ADHD kenmerken ingezet worden. Het gebruik van deze instrumenten wordt altijd gedaan in combinatie met het afnemen van een anamnese en lichamelijk onderzoek, zoals visus en gehooronderzoek. De uitkomsten van de instrumenten dienen altijd geplaatst te worden binnen de context. Dat wil zeggen dat de eigen indruk van de professional, dus de observaties tijdens de contactmomenten en informatie uit de omgeving van het kind van ouders/verzorgers en leerkrachten essentieel zijn.

Naast het gebruik van een dergelijk instrument is het maken van een inventarisatie van de omgeving van belang, in de vorm van een anamnese. Naast het belang hiervan in verband met de invloed die de sociale omgeving en thuissituatie van het kind kan hebben op het functioneren, kan er ook sprake zijn van comorbiditeit.

De instrumenten moeten kort en gemakkelijk af te nemen zijn en moeten betrouwbare informatie opleveren. De keuze van de instrumenten zal mede worden bepaald door praktische voor- en nadelen van een instrument, zoals hoe bevalt het instrument de ouders en de professionals, wat is de tijdsbesteding en kosten, welke instrumenten worden in de praktijk veel gebruikt. Zoals al aangegeven is in de inleiding geldt voor alle instrumenten dat de uitslagen gewogen moeten worden door een professional met ervaring in het beoordelen van jeugdigen met ADHD

Wanneer uit de scores van het screeningsinstrument naar voren komt dat de jeugdige mogelijk kenmerken van ADHD heeft, wordt doorverwezen naar verdere diagnostiek en classificatie en kunnen interventies ter ondersteuning aangeboden worden, zoals voorlichting, opvoedbegeleiding voor ouders en pedagogische begeleiding voor leerkrachten.

Instrumenten gericht op symptomen en kenmerken van ADHD kunnen ook ingezet worden als monitorinstrument tijdens behandeling en in de nazorgfase.

Aanbevelingen

Aanbevelingen specifiek op ADHD gerichte instrumenten

Aanbevolen

  • Voor alle instrumenten geldt dat de uitslagen gewogen moeten worden door een professional met ervaring in het beoordelen van jeugdigen met ADHD. Daarbij is, afhankelijk van het instrument, nodig: scholing, training en ervaring van professionals.
  • Bij het afnemen van vragenlijsten/instrumenten op jonge leeftijd, is de weging van het gedrag zeer belangrijk. Hoe verhoudt het gedrag zich tot de ontwikkelingsfase en de leeftijd van het kind en/of is er een medische verklaring voor het gesignaleerde gedrag? Hieruit volgt dat, zeker op jonge leeftijd, een instrument alleen ingezet moet worden in combinatie met een persoonlijk contact, en/of op indicatie naar aanleiding van vragen of zorgen van ouders en de omgeving van het kind.
  • De werkgroep beveelt de AVL aan voor het screenen op ADHD van jeugdigen van 4 tot 18 jaar.
  • Overweeg inzet van de VVA bij 5-6 jarigen als hulpmiddel bij de inventarisatie van probleemgedrag bij jeugdigen. De VVA kan een plaats innemen binnen het contactmoment van de jeugdarts. De VVA kan hierbij worden gebruikt als hulpmiddel om mogelijke voorlopers van ADHD in kaart te brengen bij jonge jeugdigen. Bij een positieve uitkomst is het van belang de ontwikkeling goed te blijven vervolgen.
  • De werkgroep beveelt de SEV aan als screeningsinstrument bij jeugdigen van gemiddeld 10 jaar, om gedrags- en psychiatrische stoornissen op te sporen, echter altijd in aanvulling op een ADHD-screener.

 Niet aanbevolen

  • De werkgroep beveelt de BRIEF niet aan als screener voor ADHD bij jeugdigen. De BRIEF differentieert wel tussen afwijkend en niet afwijkend gedrag, maar screent niet specifiek op ADHD.
  • Omdat de Nederlandse versie van de SNAP nog niet gevalideerd is en er nog weinig onderzoek naar is gedaan, beveelt de werkgroep de 26-items SNAP-IV niet aan als screeningsinstrument voor ADHD bij jeugdigen.
  • Het gebruik van de CBCL als screeningsinstrument binnen de praktijk van de JGZ wordt niet aanbevolen, vanwege de lengte van de lijst en omdat de lijst voor een deel van de ouders lastig in te vullen is.

Bij de inzet van de CBCL dienen professionals er rekening mee te houden dat het instrument het gecombineerde en hyperactief impulsieve kind niet voldoende herkent. Het kind met ADD wordt niet goed in kaart gebracht.

  • De werkgroep beveelt de TRF op dit moment niet aan, omdat het instrument nog onvoldoende onderzocht is. Echter, in het onderwijs wordt het instrument veel gebruikt, om die reden kunnen JGZ hulpverleners besluiten de TRF aanvullend aan een ander instrument te gebruiken.
  • De YSR lijsten zijn door hun lengte niet standaard te gebruiken in de JGZ, maar ze zijn wel gevalideerd en genormeerd en daarbij geschikt als vervolgstap van probleemverkenning.

Algemene aanbevelingen signaleren

  • Het is van belang om stoornisspecifiek door te (kunnen) met vragen zoals: Hoe is de ontwikkelingsgeschiedenis van een kind verlopen en zijn er al aanwijzingen in de vroege geschiedenis voor het ontwikkelen van de ADHD? Vooral van belang is de familie anamnese en de heteroanamnese die meer zicht kunnen geven op het voorkomen van ADHD en comorbiditeit.
  • Tijdens het screeningsonderzoek is het belangrijk om uit te sluiten of de symptomen niet passen binnen een andere psychiatrische of medische stoornis.
  • Belangrijk is uit te vragen of er perinatale zaken zijn die tot een ADHD kunnen leiden of te bevragen naar een laaggeboortegewicht, of FASD (Foetaal Alcohol Spectrum Disorder).
  • Zowel een interview als het afnemen van een vragenlijst is slechts een momentopname. Dit kan worden ondervangen door het interview of de vragenlijst periodiek af te nemen, waardoor een basisniveau van de gedragssymptomen wordt vastgelegd. En ook kan later behandeling worden geëvalueerd
  • De uitkomsten van de instrumenten dienen altijd geplaatst worden binnen de klinische context. Dat wil zeggen dat de eigen indruk van de professional, dus de observaties tijdens de contactmomenten en informatie uit de omgeving van het kind van ouders/verzorgers en leerkrachten essentieel zijn.
  • Er dient rekening mee gehouden te worden dat het invullen van een vragenlijst voor ouders een emotionele belasting kan vormen. De voorkeur geniet daarom dit altijd te doen in combinatie met een persoonlijk contact, bijvoorbeeld tijdens het contactmoment.
  • De keuze van de instrumenten zal mede worden bepaald door praktische voor- en nadelen van een instrument. Dit betreft de beschikbaarheid (in andere talen), de lengte van de vragenlijst, de eventuele kosten, het gebruiksgemak en de ervaringen in de praktijk.
  • De gekozen instrumenten moeten betrouwbaar zijn.
  • Bij het inzetten van de SDQ, maar ook bij andere vragenlijsten dienen professionals in eerste instantie te vertrouwen op de eigen gespreksvaardigheden, perceptie en interpretatie en niet op de SDQ-score alleen.
  • De werkgroep beveelt aan om de SDQ op verschillende leeftijden opnieuw af te nemen zodat het psychosociaal functioneren goed gevolgd wordt in de tijd.

Het gebruik van vragenlijsten moet altijd gaan in goede dialoog met ouders en jongere en er moet duidelijk uitleg worden gegeven wat het doel is van het gebruik van vragenlijsten (zie Handreiking gebruik van vragenlijsten in de JGZ, NCJ 2012).

Lees verder voor de onderbouwing.


Pagina als PDF