Richtlijn: Excessief huilen (2013, multidisciplinair)

Onderbouwing

Uitgangsvraag

Welke oorzaken van (excessief) huilen zijn bekend en wat is hiervoor het bewijs?

Er zijn uiteenlopende oorzaken van excessief huilen, van medisch tot psychosociaal. Naar de relatie tussen huilen en de volgende factoren is onderzoek verricht.

Gastro-oesofageale reflux (geR)

Niveau Conclusie Literatuur
1 Er zijn geen aanwijzingen dat matige en/of milde GER geassocieerd is met excessief huilen bij kinderen

A2 Moore et al 2003
A2 Jordan et al 2006
A2 Heine 2006

 

In een relatief groot gerandomiseered gecontrolleerd onderzoek bij kinderen < 9 maanden is onderzoek verricht naar huilen dat als problematisch werd ervaren. Bij 19% wees meting van de zuurgraad (pH-metrie) op pathologische GER. De kinderen zonder aanwijzingen voor GER werden gerandomiseerd over 3 groepen: behandeling met ranitidine en cisapride, met placebo of met psychologische begeleiding. Er was geen verschil in afname van huilen tussen de 3 groepen. Cisapride is vanwege bijwerkingen niet langer in gebruik als anti-GER medicatie.Een dubbelblinde RCT bij kinderen die veel huilden en milde GER hadden (aangetoond door pH-metrie en gastroscopie), liet geen verschil zien in afname van huilen tussen de groep behandeld met omeprazol en de groep behandeld met placebo. Dit terwijl de reflux index (een maat voor de oesofagitis en hoeveelheid zure reflux) wel afnam (Moore and others 2003). Een Australische studie in een tertiair centrum (Heine and others 2006) onderzocht prospectief een groep kinderen die waren opgenomen vanwege huilen op indicatie GER na pH-metrie. Bij 18% van de kinderen was sprake van pathologische GER, er was echter geen enkele correlatie tussen huilen en onrust en deze reflux. Anamnestisch was met name het vaker dan 5 keer per dag spugen de beste maat voor GER bij deze groep kinderen. Indien dit niet het geval was bleek dat bij 87.4% er ook geen sprake was van reflux.

Urineweginfectie

Niveau Conclusie Literatuur
3 Er zijn onvoldoende studies om urineweginfecties als frequent voorkomende oorzaak van huilen aan te wijzen, maar uit de klinische praktijk is bekend dat urineweginfecties ten grondslag kunnen liggen aan ernstig excessief huilen.

C Poole 1999
C Friedman 2009
C Nooitgedacht 2005

 

Of een urineweginfectie de oorzaak kan zijn van excessief huilen is nagegaan in 3 onderzoeken: een patiëntenserie van de eerste hulp van een universitair ziekenhuis (Poole 1991), een statusonderzoek van kinderen die zich met acuut huilen presenteerden op de eerste hulp van een universitair ziekenhuis (Freedman, Al-Harthy, Thull-Freedman 2009) en een tweede statusonderzoek van in een ziekenhuis opgenomen kinderen (Nooitgedagt, Zwart, Brand 2005). In deze drie onderzoeken komen urineweginfecties weinig voor. Ook zijn deze drie onderzoeken van een design dat erg gevoelig is voor vertekening. Het gaat bij al deze onderzoeken om een sterk geselecteerde groep kinderen, die niet werd vergeleken met niet huilende kinderen.
Urineweginfecties presenteren zich bij een zuigeling vaak op aspecifieke wijze, bijvoorbeeld door veel huilen. Daarbij komt dat aangeboren afwijkingen van de urinewegen zich op zeer jonge leeftijd vaak manifesteren door middel van een infectie. Om deze redenen acht de werkgroep het toch zinvol urineonderzoek aan te bevelen bij jonge (< 4 maanden) ernstig excessief huilende zuigelingen. Van belang is het bepalen van nitriet, leuco’s en ery’s in de urine van de zuigeling.

Voeding

Niveau Conclusie Literatuur
3 Er zijn onvoldoende studies van kwaliteit om een uitspraak te kunnen doen over het effect van caseïne gehydrolyseerde melk op huilen.

B Forsyth 1989
C Hill 1995

3 Er zijn aanwijzingen dat er geen effect is tussen het afnemen van excessief huilen en melk zonder lactose. B Kearny 1998
2 Het is aannemelijk dat bij een populatie die de huisarts bezoekt het vervangen van kunstmatige zuigelingenvoeding door wei gehydroliseerde melk het huilen reduceert. A2 Lucassen 2000
3 Er zijn onvoldoende studies van kwaliteit om een uitspraak te kunnen doen over het effect van sojamelk op excessief huilen. B Lothe 1982

 

  • Caseïne gehydrolyseerde melk: Er zijn twee RCT’s verricht naar het effect van caseïne gehydrolyseerde melk op huilen, maar er kan geen uitspraak worden gedaan over dit effect. Eén onderzoek was te klein (Forsyth 1989) en in het andere onderzoek (Hill and others 1995) was veel uitval en maakte het poolen (samennemen) van de resultaten van de baby’s die borstvoeding en baby’s die kunstmatige zuigelingenvoeding kregen het niet mogelijk om vast te stellen wat het effect is van het vervangen van artificiële melk door caseïnehoudende melk.
  • Lactosevrij dieet: Eén RCT was te klein en valt buiten de criteria en een tweede RCT (Kearney and others 1998), waarin 53 kinderen zijn geïncludeerd, toonde aan dat baby’s met een moeder die een lactosevrij dieet volgde (borstvoeding) en baby’s die lactose vrije melk kregen minder huilden na cross-over op 25 dagen, in vergelijking met borstvoeding of reguliere kunstmatige zuigelingenvoeding. Dit verschil was niet significant (mediaan: 11.0 uur met lactosevrij melk en 14.1 uur zonder lactosevrije melk; het verschil in huilen was 23%; p=0.09). De baby’s in het onderzoek van  Kearney (Kearney and others 1998) waren niet geselecteerd op grond van een medisch vastgestelde lactose intolerantie. Het cross-over design van de studie brengt beperkingen met zich mee ten aanzien van validiteit en klinische bruikbaarheid, omdat excessief huilen van nature een variabel verloop heeft.
  • Wei hydrolisaat: Eén RCT (Lucassen and others 2000) toonde aan dat bij een populatie die de huisarts bezoekt het vervangen van kunstmatige zuigelingenvoeding door wei gehydroliseerde melk het huilen reduceert. Deze RCT heeft vanwege de geringe groepsgrootte brede betrouwbaarheidsintervallen.
  • Voeding op soja basis: In twee RCT’s werd soja voeding vergeleken met reguliere kunstmatige zuigelingenvoeding, waarvan er één te beperkt van omvang is (Campbell 1989). In de tweede RCT (Lothe, Lindberg, Jakobsson 1982) werden kinderen geïncludeerd die naar het ziekenhuis waren verwezen wegens excessief huilen en er werden matige onderzoeksmethoden gebruikt.  

Roken

Niveau Literatuur Conclusie
2 Het roken van ouders is geassocieerd met een ongeveer twee keer zo hoge prevalentie van excessief huilen van hun zuigelingen.

C Reijneveld et al 2000
C Reijneveld et al 2002
C Reijneveld et al 2005
B Sondergaard et al 2001

 

In Nederland is relatief veel onderzoek verricht naar de rol van roken bij het optreden van excessief huilen. In een dwarsdoorsnede onderzoek onder ruim 3000 kinderen jonger dan 6 maanden op consultatiebureaus hing het roken van meer dan 15 sigaretten door de moeder samen met twee keer zo vaak excessief huilen bij kinderen die uitsluitend kunst- matige zuigelingenvoeding kregen. Deze correlatie was constant en onafhankelijk van de verschillende, vaak gehanteerde definities van excessief huilen (Reijneveld, Brugman, Hirasing 2001; Reijneveld, Brugman, Hirasing 2002). In een vervolgstudie (Reijneveld and others 2005) werd onderzocht of onderscheid kan worden gemaakt tussen roken in de zwangerschap en na de geboorte. Het roken van moeder tijdens de zwangerschap bleek niet significant gecorreleerd met huilen na correctie voor andere factoren. Roken door de vader van meer dan 15 sigaretten na de bevalling bleek gecorreleerd met een verhoogde kans op excessief huilen (na correctie voor andere factoren). Een grote prospectieve cohort studie in Denemarken (Sondergaard and others 2003) liet, na correctie voor andere factoren, wel een associatie zien tussen roken in de zwangerschap door moeder en excessief huilen. Baby’s hadden een tweemaal zo hoge kans op excessief huilen als hun moeder 15 of meer sigaretten had gerookt tijdens de zwangerschap of in de eerste 8 maanden na de bevalling. Bij moeders die zowel tijdens de zwangerschap als in de eerste 8 maanden na de bevalling rookten (ongeacht het aantal sigaretten), was de kans 1,5 maal zo hoog. Ook werd gevonden dat roken van meer dan 15 sigaretten door vader (na de bevalling) een 1,8 maal zo hoge kans op excessief huilen gaf.

Depressiviteit en sociale stressoren bij ouders

Niveau Conclusie Literatuur
2 Er is een associatie tussen emotionele problemen (o.a. depressieve klachten, angst en stress) bij ouders en de kans op excessief huilen van hun baby.

B Van der Wal 2007
B Van den Berg 2009

2 Er is een associatie tussen negatieve ervaringen en problemen in de zwangerschap en de kans op excessief huilen van de baby.

B St James Roberts 2005
B Sondergaard 2003

 

In verschillende studies is een verband gevonden tussen excessief huilen en allerlei psychosociale problemen en stressoren van de ouders tijdens en na de zwangerschap. Het lijkt erop dat stress bij de ouders invloed kan hebben op hun draagkracht en perceptie van het huilen van het kind. Aan de andere kant kan het hebben van een excessief huilend kind de draaglast van ouders aanzienlijk vergroten wat uiteraard zijn invloed heeft op hun gemoedstoestand. Dit maakt het moeilijk om te beoordelen of er een causaal verband is. In een groot dwarsdoorsnede onderzoek in Engeland werd een associatie gevonden tussen een hogere opleiding en betere sociale situatie van ouders en het meer huilen van de zuigeling op de leeftijd van één maand (Crowcroft and Strachan 1997). In een meer recente Engelse studie (met een hoge respons) was er in één cohort een relatie tussen problemen bij de partus en een hogere kans op een excessief huilend kind. Bij een tweede cohort werd dit verband niet gevonden, maar was er wel een associatie tussen angst bij de moeder en de kans op een excessief huilende baby (St James-Roberts and Conroy 2005). Ook in een grote prospectieve Deense studie werd bij baby’s van moeders met (gezondheids)problemen tijdens zwangerschap 2-3 keer vaker excessief huilen vastgesteld (Sondergaard and others 2003). In een aantal studies is meer expliciet gekeken naar depressie bij ouders. In een grote prospectieve Amsterdamse studie met gevalideerde meetinstrumenten werd een verband aangetoond tussen het optreden van veel huilen en prenataal aanwezige depressieve symptomen bij de moeder, tussen veel huilen en aan de zwangerschap gerelateerde angst, tussen veel huilen en stress rondom ouderschap en stressgerelateerd aan het werk (Wal van der, Van Eijsden, Bonsel 2007). In een tweede grote prospectieve Rotterdamse studie, onderdeel van het Generation R project, bleken moeders en vaders met depressieve symptomen respectievelijk een 2 en 1,3 keer zo grote kans te hebben op een baby die excessief huilt op de leeftijd van één maand (Berg van den and others 2009). De prospectieve opzet sluit uit dat de ouders depressief werden naar aanleiding van het huilen, maar causaliteit is met deze onderzoeksopzet niet aangetoond.

Craniocervicale gewrichten (KISS-concept)

Niveau Conclusie Literatuur
2 Er is geen bewijs voor het bestaan van een zogenaamde blokkade in de craniocervicale gewrichten (KISS-concept) en een eventuele associatie met excessief huilen.

B Wiberg et al 1999
A2 Olafsdottir et al 2001

 

Door sommige therapeuten wordt verondersteld dat een blokkade in de cervicale wervelkolom en/of de craniocervicale gewrichten aanleiding geeft tot pijn en dus tot huilen van de zuigeling. Op basis van deze veronderstelling wordt manipulatie van het hoofd-nek gebied toegepast bij excessief huilende zuigelingen. Onderzoek hiernaar is veelal ongecontroleerd. Er zijn 2 RCT’s bekend (Olafsdottir and others 2001; Wiberg, Nordsteen, Nilsson 1999). In één RCT (n=41) van slechte kwaliteit is spinale manipulatie vergeleken met het medicijn simethicone (oppervlaktespanning verlagende stof); dit onderzoek toonde een verschil aan ten gunste van manipulatie. In een tweede RCT (n=86) van redelijke kwaliteit is spinale manipulatie vergeleken met vasthouden van het kind door een verpleegkundige; er werd geen verschil tussen de behandelingen gevonden.

Darmflora

Niveau Conclusie Literatuur
2 Het is aannemelijk dat het geven van Lactobacillus reuteri (een probiotica) aan borstgevoede zuigelingen die excessief huilen vaker leidt tot een afname van het huilen, dan het geven van placebo of simethicone.

B Savino et al 2007
A2 Savino et al 2010

 

De hypothese dat de intestinale microflora een rol kan spelen bij excessief huilen werd onderzocht in twee gerandomiseerde trials. In de eerste trial werden 90 exclusief borst- gevoede zuigelingen die excessief huilden openlijk gerandomiseerd in het krijgen van simethicone of probiotica (Lactobacillus reuteri) voor een periode van 4 weken. Binnen  7 dagen was er een significante verbetering in de groep zuigelingen die probiotica kreeg vergeleken met de simethicone groep; dit verschil hield stand gedurende de hele studieperiode. In de tweede dubbelblinde trial kregen 50 borstgevoede zuigelingen die excessief huilden probiotica (L. reuteri) of placebo gedurende 21 dagen. In de probiotica groep waren er significant meer zuigelingen bij wie het huilen was afgenomen op dag 7, 14 en 21.

Referenties


Pagina als PDF