Richtlijn: Excessief huilen (2013, multidisciplinair)

Onderbouwing

Uitgangsvraag

Welke theorieën zijn er bekend over de functies van huilen en wat is hiervoor het bewijs?

Onderstaande informatie is niet alleen gebaseerd op peer-reviewed artikelen, maar ook op historische overzichten en handboeken.

Huilen als kenmerk van gedrag van zoogdieren
Huilen door het pasgeboren jong (ook wel ‘separation distress call’ genoemd) is universeel gedrag bij zoogdieren, inclusief de mens. Neonataal huilen heeft primair de functie te waarschuwen wanneer het jong wordt gescheiden van de moeder (Christensson and others 1995; Lummaa and others 1998; Soltis 2004a). Als zodanig is huilen een vorm van communicatie (Hardy 1999; Hofer 2002). Huilen door geluid te maken is vroeg in de evolutie van zoogdieren ontstaan (Newman 2007). Het lokt zoekend en zorgend gedrag uit bij de moeder en maakt als zodanig onderdeel uit van ‘attachment behavior’ (nabijheidsbevorderend gedrag) van de baby (Bowlby 1969/1982; Soltis 2004a). Een akoestisch signaal is bij scheiding (op enige afstand) effectiever dan een chemisch of tactiel signaal (bijvoorbeeld door middel van geur of tast), waarvoor nabijheid juist een voorwaarde is. Zorg door en contact met de moeder is bij zoogdierbaby’s essentieel voor overleving (Newman 2007) en heeft dus ‘survival value’ (Zeifman 2001b). Er zijn aanwijzingen dat de neuronale circuits die werkzaam zijn bij het huilen en de neuronale circuits die werken bij degene die naar het huilen luistert, samen geëvolueerd zijn (Newman 2007). De context waarin verschillende soorten zoogdierjongen gaan huilen, lijkt sterk op elkaar en structureel zijn er overeenkomsten tussen menselijk en niet-menselijk huilen (Hofer 2002; Newman 2007; Panksepp 1998).

Verbergen en dragen van jongen
Zoogdieren die op het land leven worden onderscheiden in twee typen: ‘Caching en carying species’ (Blurton Jones 1972; Lozoff and Brittenham 1985; Zeifman 2001a). ‘Caching species’ verbergen hun jongen op een beschutte plek (bijvoorbeeld in een nest of hol). Jongen en moeder hebben slechts zo nu en dan contact. De moeder verlaat het nest geregeld om voedsel te zoeken. Het huilen of roepen door de jongen verdwijnt snel nadat de moeder is vertrokken. Fysiek zijn de jongen en de voeding aangepast aan periodiek voeden: het vet- en proteïnegehalte van de moedermelk is hoog, de jongen zuigen snel, de voedingssessies zijn kort. De jongen zijn in staat tot onafhankelijke thermoregulatie. ‘Carrying species’ dragen hun jongen en hebben voortdurend fysiek contact. De jongen huilen luid en lang bij scheiding van de moeder. De jongen en de voeding zijn aangepast aan vaak en lang voeden: het vet- en proteïnegehalte van de moedermelk zijn laag, de jongen zuigen langzaam. De jongen zijn moeilijk in staat hun lichaamswarmte op peil te houden zonder fysiek contact met de moeder. Wanneer een mensenbaby wordt weggehaald na het huid-op-huid contact met de moeder direct na de geboorte, gaat hij huilen. Dat stopt meteen zodra er weer contact is met de moeder (Christensson and others 1995; Michelsson, Christensson, Winberg 1996). Mensenbaby’s zuigen langzaam en voedingssessies duren relatief lang (Ben Shaul 1962; Blurton Jones 1972). Pasgeboren mensenbaby’s ontberen goede regulatiemechanismen voor het op peil houden van hun lichaamstemperatuur. Mensen worden dus ingedeeld bij de ’carrying species’ (dragende zoogdieren).

Huilen door mensenbaby’s
Huilen door mensenbaby’s is normaal biologisch gedrag. Het dient de overleving en kan getypeerd worden als nabijheidsbevorderend gedrag. Pasgeboren mensenbaby’s huilen meer, wanneer zij (gedurende 1,5 uur) gescheiden zijn van de moeder (Christensson and others 1995). Er zijn diverse aanwijzingen dat het huilen door de baby en het zorggedrag van de moeder in co-evolutie met elkaar ontstaan zijn. Zo kunnen mensenmoeders hun eigen baby herkennen aan de manier waarop hij huilt (Formby 1967; Green and Gustafson 1983; Wiesenfeld, Malatesta, DeLoach 1981). Ook is bekend dat de temperatuur van de moederborst binnen 7 minuten na het begin van het huilen stijgt en dat de melk begint te stromen in reactie op het huilen (Vuorenkoski and others 1969). Verder reageert de hartslag van de moeder op het huilen van de baby op een specifieke manier, waardoor zij fysiek aangespoord wordt tot actie of interventie. Huilen in fysieke nabijheid/aanwezigheid van de ouder (verzorger) komt bij andere diersoorten dan de mens en in niet-industriële samenlevingen zelden voor (Konner 1976; Zeifman 2001a). Cross-culturele studies onder pasgeborenen, tonen aan dat bij deze groep minder huilen voorkomt, wanneer ouders een verzorgingsstijl hanteren waarin meer plaats is voor fysieke nabijheid (Barr and others 1991; Lee 2000; St James-Roberts and others 2006; St James-Roberts and others 2006). Uit een systematische Cochrane review naar 30 (quasi) gerandomiseerde onderzoeken, blijkt uit drie onderzoeken, met respectievelijk 50, 44 en 66 baby’s, dat er een verband is tussen direct huid op huid contact tussen pasgeborenen en moeder na de geboorte en minder huilen ten tijde van het contact ((Moore, Anderson, Bergman 2007); (Christensson and others 1995);(Christensson and others 1992); (Mazurek and others 1999)).Opvallend en uniek voor mensenbaby’s is dat zij soms blijven huilen, ook nadat de scheiding van de moeder/ouder ongedaan is gemaakt. Dat verschijnsel wordt ‘ontroostbaar huilen’ (unsoothable crying) genoemd. Bij andere zoogdieren komt dit gedrag niet voor (Zeifman 2001a). Een eenduidige verklaring voor dit gedrag is niet bekend. Verschillende hypothesen worden verderop in deze tekst op een rij gezet.

Huilen als gradueel signaal van baby’s behoeften
Behalve dat huilen door mensenbaby’s, als ‘separation distress call’, de nabijheid van de ouder bevordert, communiceert de baby door te huilen over zijn behoeften. Huilen informeert de ouder over welzijn, gezondheid en behoeften van de baby (Soltis 2004a; Zeifman 2001a). Aanvankelijk dacht men akoestisch verschillende typen huilen te kunnen onderscheiden (geboorte-schreeuw, honger, pijn), maar het idee groeit dat huilen het best opgevat kan worden als een ‘gradueel signaal’, waarmee de baby de ernst van de situatie aangeeft (Soltis 2004a; Wood and Gustafson 2001; Zeifman 2001a). Het lukt ouders niet om soorten huilen te onderscheiden bij kinderen van andere ouders en bij de eigen baby lukt dit ook niet altijd (Soltis 2004a). Uit de intensiteit van het huilen én de context maakt de ouder op wat er aan de hand kan zijn (Murray 1979). De melodie (stijgen en dalen van de toonhoogte) wijst erop dat huilen een voorstadium is van de spraak. Huilen staat aan het begin van de spraakontwikkeling (Wermke and others 2002).

De invloed van stress en chronische aandoeningen op huilen
De tiende hersenzenuw (nervus vagus) speelt een belangrijke rol bij de regulatie van het huilen. Deze hersenzenuw maakt onderdeel uit van het parasympathische zenuwstelsel en heeft een remmende invloed op de samentrekking van de spieren van de stembanden (Porter, Porges, Marshall 1988; Soltis 2004a). Afname van de activiteit van de nervus vagus doet de toonhoogte van het huilen toenemen, en toename van de activiteit van de nervus vagus zorgt voor een daling in toonhoogte. Acute stress of pijn doet de activiteit van de nervus vagus snel afnemen, wat een cascade van fysiologische reacties op gang brengt, waaronder toename van hartslag en verhoging van de toonhoogte van vocalisaties (Porges 1995; Wood and Gustafson 2001). Veranderingen in toonhoogte (intensiteit) van het huilen zegt dus iets over de (tijdelijke) stress die baby’s ervaren.

Verschillende hypothesen over de oorsprong van excessief huilen
Er zijn globaal vijf hypothesen bekend over de oorsprong van excessief huilen Deze hypothesen zijn deels complementair, deels staan zij lijnrecht tegenover elkaar. Het lijkt erop dat een samenspel van factoren ten grondslag ligt aan het excessief huilen. De hypothesen zijn:

  1. Excessief huilen is onderdeel van normaal, aangeboren gedragsrepertoire: er is niets bijzonders aan de hand met deze kinderen, maar gewaakt moet worden voor de fysieke en relationele gevolgen van veel huilen (Barr, St James-Roberts, Keefe 2001).
  2. Ziekte of pijn kunnen ten grondslag liggen aan veel huilen. Een baby met een oor-ontsteking is hier een voorbeeld van, evenals een baby met een metabole stoornis. De definitie van excessief huilen beperkt zich in principe tot gezonde kinderen. Daarom wordt in deze richtlijn niet nader ingegaan op huilen bij kinderen met bepaalde syndromen en ziektebeelden.
  3. Excessief huilen heeft een ‘interne oorzaak’ (Zeifman 2001b): er ligt een, mogelijk nog onbekende organische oorzaak aan ten grondslag. Als mogelijke interne oorzaken worden in de literatuur naar voren gebracht:
    a. Excessief huilen kan een gevolg zijn van vertraagde ontwikkeling van (biochemische, fysiologische en/of gedragsprocessen van) het 24 uurs ritme (Hofer 2002). Dat het excessief huilen van voorbijgaande aard is (van 2 tot 12-15 weken na de geboorte), ondersteunt deze hypothese. Er is een verband tussen excessief huilen en een afgevlakte cyclus van dagelijkse cortisolproductie (White and others 2000). Dit zou kunnen wijzen op minder goed gecoördineerd dag- en nachtritme van baby’s die veel huilen. Niet duidelijk is vooralsnog of het vele huilen voorafgaat aan deze afgevlakte cortisolcyclus of dat het vele huilen er een gevolg van is.
    b. Excessief huilen is een gevolg van afwijkingen in het functioneren van het centrale zenuwstelsel, wat een negatieve invloed heeft op de vaardigheid van het kind om te reageren op normale stimuli (DiGangi and others 1991). Rijpingsprocessen in het centraal zenuwstelsel verlopen niet optimaal (Emde, Gaensbauer, Harmon 1976). Baby’s die veel huilen zouden minder goed in staat zijn het huilen te reguleren vanaf het moment dat het begint: het gedrag houdt zichzelf in stand (Barr, Wooldridge, Hanley 1991; Belsky 2005; Zeifman 2001a).
    c. Excessief huilen zou een teken zijn van een moeilijk temperament (Barr, Trent, Cross 2006). Hier lijken minder aanwijzingen voor te zijn. Kinderen die excessief huilen verschillen fysiologisch niet van baby’s die niet excessief huilen (qua hartslag, cortisol, vagale tonus). Ook hebben zij dezelfde autonome en adrenocorticale stress reacties als baby’s die niet excessief huilen (Barr, Trent, Cross 2006). Kinderen die veel huilen zijn over het algemeen niet moeilijk te hanteren gedurende de perioden dat ze niet huilen, en huilen lijkt ook geen voorbode te zijn voor het hebben/krijgen van een temperamentvol kind. Veel ouders van baby’s die veel huilden percipiëren hun kind niettemin, lang nadat het huilen gestopt is, als ‘moeilijker’ (Lehtonen, Svedstrom, Korvenranta 1994).
  4. Excessief huilen is ontstaan door natuurlijke selectie van de mens en heeft evolutionaire voordelen (Canivet, Jakobsson, Hagander 2000; Hofer 2002; Lummaa and others 1998).
    a. In de prehistorie hadden baby’s die hard en vaak huilden meer kans om opgepakt te worden door een ouder of andere volwassene, ook in noodgevallen zoals bij een aardbeving, oorlog of hongersnood. Natuurlijke selectie kan ervoor hebben gezorgd dat baby’s die veel huilen vaker overleefden. Bewijs hiervoor is afkomstig uit het onderzoek van De Vries (Vries de 1984) die bij de Masai in Afrika vaststelde dat die baby’s die het hardst huilden, een aardbeving vaker overleefden dan diegenen die ‘gemakkelijk’ waren en weinig huilden (Canivet, Jakobsson, Hagander 2000).
    b. Natuurlijke selectie heeft ervoor gezorgd dat baby’s die het gedrag van hun ouders succesvol beïnvloeden, beter overleven. Maar tegelijk werkt natuurlijke selectie ook in op de ouders die onterechte of overdreven eisen van hun kind kunnen weerstaan (Zeifman 2001b). Er is dus sprake van een conflict tussen ouders en baby (Soltis 2004a). Excessief huilen is in dat licht een poging van de baby om de ouders aan te zetten tot meer zorg (Lummaa and others 1998; Soltis 2004a). Dit verwachte positieve effect (vaker voeden, effectievere zorg) moet groot genoeg zijn om op te wegen tegen de energie die baby’s in het huilen steken en het grotere risico van het aan- trekken van vijandelijke dieren.
  5. Excessief huilen komt voort uit niet goed op de zuigeling aansluitende zorg. Verschillende hypothesen worden op dit punt in de literatuur gevonden:
    a. Door ingrijpende gebeurtenissen (huwelijksproblemen, depressie, of andere psychische problemen en stoornissen) zijn ouders emotioneel en fysiek niet goed in staat om tegemoet te komen aan de behoeften van de baby (Doesum van 2007; Hiscock and Jordan 2004; Raiha and others 2002). Dit kan aan de kant van de baby samengaan met meer huilen dan gebruikelijk.
    b. Excessief huilen is het gevolg van gebrek aan regelmaat en voorspelbaarheid, waardoor de baby niet goed slaapt, onrustig eet en veel huilt (Sleuwen van 2008).
    c. Excessief huilen ontstaat door gewoonten die niet aansluiten bij de biologie van baby’s en ouders. Deze gebruiken komen vooral voor in geïndustrialiseerde samenlevingen waarin fysieke nabijheid en veelvuldig voeden niet de gewoonte is bij de meerderheid van de bevolking en (kortdurend) negeren van huilen daarentegen bij de meerderheid wel voorkomt (Zeifman 2001a). Baby’s worden in geïndustrialiseerde landen in de eerste drie maanden gedurende éénderde van de uren dat de baby wakker is, gedragen (Lozoff and Brittenham 1985), terwijl dat in sommige niet geïndustrialiseerde landen 80 tot 90% van de tijd is (Konner 1976). In de evolutie is een complex fysiek afstemmingsproces tussen baby en verzorger(s) gegroeid, dat in geïndustrialiseerde samenlevingen minder kans krijgt zich te manifesteren.
    d. Binnen de kliniek van de Infant Mental Health is zowel in empirisch onderzoek als in de kliniek veel aandacht besteed aan de relatie tussen excessief huilen en de emotionele beschikbaarheid van ouders, de mate van afstemming tussen ouders en kinderen en de kwaliteit van de hechting. Excessief huilen wordt dan meestal bestudeerd binnen de bredere context van regulatiestoornissen zoals die beschreven zijn in de DC:0-3R (Zero to Three, 2005; Couturier, 2011). De bevindingen zijn niet eenduidig (Postert and others, 2012)

Samenvattend: Er bestaat geen consensus over de functies van excessief huilen. Het overzicht toont dat huilen betekenisvol gedrag is dat een functie heeft in de wederzijdse regulatie tussen baby en ouder (zie het model van ouder- en kind regulatie).

Referenties


Pagina als PDF