Richtlijn: Excessief huilen (2013, multidisciplinair)

7. Effectieve therapie-Aanbevelingen

Voor de aanpak van excessief huilen bij baby’s (zonder onderliggende pathologie) zijn er veel mogelijkheden. De effecten van deze therapieën zijn niet altijd goed bekend. In Nederland zijn veel methoden/strategiën om toch steun te bieden. Iedereen doet zijn best handvatten te vinden. Normalilter worden deze niet besproken in een evidence based richtlijn. Echter het niet bespreken zal in het veld veel vragen oproepen. Daarom heeft de redactie besloten ze toch te bespreken in de wetenschap dat dit hoofdstuk meer inventariseert dan dat het aanbevelingen of richtlijnen geeft. Over therapieën zijn drie uitgangsvragen opgesteld.

Aanbevelingen

Elke aanpak begint met:

  • Ouders  erkennen, steunen en geruststellen.
  • Voorlichting geven over het normale huilpatroon, co- en zelfregulatie (zie model ouder- en kind regulatie) en over preventie van Shaken Baby Syndroom.
  • Afraden van voedingswisselingen (van borst- naar kunstvoeding of van kunst- naar kunstvoeding). Het stoppen van borstvoeding om excessief huilen te verminderen, wordt afgeraden.
  • Inschatten draagkracht/draaglast ouders, zo nodig eerst time-out (via sociale netwerk, familie/vrienden) alvorens aan de aanpak te beginnen

Ouders van een baby die excessief huilt, krijgen diverse handvatten aangereikt om de interactie met hun excessief huilend kind zo goed mogelijk te bevorderen. Hiertoe wordt in Nederland de volgende programma’s aangeboden: (Behandelingen die aansluiten bij de medische diagnostiek, zoals een koemelkallergie  of urineweginfectie, worden hier niet apart beschreven.).

  • Adviezen waar staat beschreven hoe vorm wordt gegeven aan het aanbrengen van regelmaat, voorspelbaarheid en prikkelreductie.
  • Beginnen met inbakeren wanneer het hanteren van regelmaat, voorspelbaarheid en prikkelreductie na een tot twee weken onvoldoende effect heeft of wanneer ouders moeite hebben met het aangeraden verzorgingspatroon.
  • Het verdient aanbeveling zorgverleners te informeren over indicaties en contra-indicaties voor inbakeren (Bijlage Inbakeren). Zorgverleners dienen over basiskennis te beschikken  over borstvoeding, wiegendood, dysplastische heupontwikkeling, inbakeren, slaap, huilen, co- en zelfregulatie en de sociaal-emotionele en gedragsmatige ontwikkeling van baby’s, zodat zij met deze informatie ouders goed kunnen begeleiden.
  • Video interactie begeleiding/video home training.
  • Voedingswisseling(en), van borst- naar kunstvoeding of van kunst- naar     kunstvoeding, met het doel excessief huilen te verminderen worden actief afgeraden. Het stoppen van borstvoeding bij excessief huilende zuigelingen is ongewenst, en het wisselen  van (kunst)voeding is niet effectief.
  • Diagnostiek en behandeling van voedselallergie vinden plaats volgens de JGZ richtlijn Voedselovergevoeligheid.

Onderstaande zorg kan ouders ondersteunen, maar er is geen onderzoek  naar het effect van deze interventies op excessief huilen:

  • Moeder baby interventie
  • Stevig Ouderschap
  • Voorzorg
  • Kinderfysiotherapie
  • Prelogopedie
  • (Kinder)diëtetiek
  • Infant Mental Health
  • Baby Extra
  • Babygroepen (Medisch kinderdagverblijven)
  • Neonate programma’s (bijv. IBAIP voor prematuren)
  • Psychiatrische behandelprogramma’s voor ouders

Chiropractie en spinale manipulatie worden afgeraden, vanwege het ontbreken  van bewijs voor de effectiviteit en vanwege de potentieel ernstige bijwerkingen.

De volgende ‘behandelingen’ worden niet aangeraden met het doel excessief huilen te verminderen, omdat er onvoldoende bewijs is voor een positief effect  en/of omdat er mogelijk negatieve effecten zijn:

  • Gedragsmodificatie in de vorm van het aanbieden van een voeding tussen 22.00 en 23.00, zonder het kind in slaap te wiegen of te lopen met de baby en het geleidelijk verlengen van de tijd tussen huilen en voeden in de nacht of het gedurende een door ouders gekozen tijdsduur dragen van de baby.
  • De baby op de buik te slapen leggen met het doel huilen te reduceren.
  • Een voedingsdieet (anders dan bij een koemelkallergie vastgesteld aan de hand van een eliminatie-provocatie test)
  • Simethicone (in Nederland verkrijgbaar onder de naam Infacol)
  • Interventies zoals venkelthee, en babymassage
  • Het is aan te bevelen dat de jeugdverpleegkundige in geval van een huilbaby  zo vroeg mogelijk de situatie van het gezin in kaart brengt. Zorgcoördinatie valt binnen het takenpakket van de jeugdverpleegkundige, die beschikt over de juiste competenties. Bij milde problemen neemt zij de zorg voor het gezin zelf ter hand. Bij ernstige problemen overlegt zij met de jeugdarts en/of gedragswetenschapper over hulp erbij halen.
  • Zorgverleners dienen te weten dat veel onderzoek naar behandeling van excessief huilen niet duidelijk maakt of de afname van het huilen een gevolg is van de  interventies of van het natuurlijke beloop en spontane verbetering (effectiviteit onbekend).

Lees verder voor de onderbouwing.


Pagina als PDF