Richtlijn: Zindelijkheid van urine en feces (2011)

8. Conclusies en aanbevelingen

  • Het onderwerp ‘zindelijkheid’ valt in het Basistakenpakket JGZ onder productgroep 1:U1.1.5.1 (uniform, monitoring en signalering, individueel, functies, lichamelijk functioneren), en productgroep 2:U2.1.2 (uniform, inschatten zorgbehoefte, inschatten voorlichtingsbehoefte). Voor de preventie, signalering, voorlichting en behandeling daarvan dient gebruik gemaakt te worden van deze richtlijn.
  • Hoewel niet volledig beschreven als apart onderdeel in deze richtlijn, dienen notatie en registratie in het integrale (elektronische) dossier plaats te vinden. Uniformering van terminologie is hierbij van belang, waarbij de termen en definities uit de richtlijn gebruikt moeten worden. In een aparte rapportage over de ontwikkelde indicatoren bij deze JGZ-richtlijn ‘Zindelijkheid’ worden aanbevelingen gedaan hoe de Basisdataset aangepast zou moeten worden voor aansluiting op de richtlijn.
  • De richtlijn dient onderdeel te worden van het curriculum in de opleiding en na en bijscholing voor de verschillende JGZ-professionals.
  • Tijdens de implementatie van de richtlijn moeten het gebruik en het voorgestelde beleid worden geëvalueerd, zodat de richtlijn waar nodig kan worden aangepast. Dit is cruciaal voor een goed functioneren en goede acceptatie en borging van de richtlijn.
  • Gebruik de richtlijn voor de JGZ als startpunt om met de andere zorgverleners die betrokken zijn bij het kind met onzindelijkheid voor urine en feces tot een uniform beleid te komen en sluitende afspraken te maken over de verwijzing en uitwisseling van gegevens.
  • Rechtstreeks verwijzen van kinderen die niet zindelijk zijn door de JGZ naar de tweede lijn dient, nu een landelijke JGZ-richtlijn bestaat, mogelijk te worden.
  • Voorschrijven van medicatie door de JGZ dient, nu een landelijke JGZ-richtlijn bestaat, overwogen te worden. Echter: de opleiding dient daar dan aan aangepast te worden en dit zal meer consulttijd vragen. Aan beide randvoorwaarden is momenteel niet voldaan.
  • Bij het implementeren van de richtlijn moet de informatie aan ouders en kinderen een bijzonder aandachtspunt zijn.

Aanbevelingen nader onderzoek

  • Onderzoek naar de succesfactoren van therapie.
  • Onderzoek naar de prevalentie in de algehele populatie van fecale incontinentie per leeftijdsgroep.
  • Er dient verder onderzoek naar de effectiviteit van extra vezels in de behandeling bij kinderen met obstipatie verricht te worden. Dit geldt ook voor pre- en probioticagebruik met verschillende stammen.
  • Daarnaast moet de (kosten)effectiviteit van gedragstherapie en van fysiotherapie* verder onderzocht worden in de eerste en tweede lijn, evenals de (kosten)effectiviteit van multidisciplinaire behandeling en alternatieve geneeswijzen (NVK/NHG-richtlijn 2010).

* Gezien de aard van de problematiek wordt aanbevolen een fysiotherapeut in te schakelen met specifieke kennis en vaardigheden betreffende deze problematiek. In Nederland zijn bekkenfysiotherapie (met name gericht op de behandeling van volwassenen) en kinderfysiotherapie (gericht op de behandeling van kinderen) erkende specialismen binnen de fysiotherapie. De beide betreffende beroepsverenigingen streven ernaar in de nabije toekomst een aparte vermelding kinderbekkenfysiotherapie (fysiotherapie uitgevoerd door de bekkenfysiotherapeut en kinderfysiotherapeut met uitgebreide aanvullende scholing in de kinderbekkenfysiotherapie) op te nemen in de bestaande registers.


Pagina als PDF