Richtlijn: Zindelijkheid van urine en feces (2011)

Verwijzing

Zowel bij het signaleringsconsult in de JGZ als tijdens de begeleiding kan blijken dat verwijzing vanuit de JGZ noodzakelijk is. Hier volgen de redenen voor verwijzing naar de huisarts/tweede lijn.

  1. Op grond van de alarm-/verwijssymptomen in de anamnese of afwijkingen bij lichamelijk onderzoek.
  2. Begeleiding loopt niet zoals gewenst (persisterende fecale incontinentie). Deze mislukking kan bij elke stap optreden.

Enkele voorbeelden:

  • Onvoldoende steun van de ouders (verwijzing naar pedagoog of maatschappelijk werk).
  • Onbekendheid van ouders met een normaal voedingspatroon (verwijzing naar diëtist).
  • Tijdens de begeleiding treedt twijfel op of een medische oorzaak toch een rol speelt.
  • ‘Mislukte potjestraining’: een verkeerde perstechniek, geen ontspanning tijdens toilettraining (belangrijke indicatie voor verwijzing naar fysiotherapeut).
  • Medicatie (laxantia) heeft onvoldoende succes.
  • JGZ-professionals kunnen naast zelf ‘over the counter’-laxantia voor te schrijven overwegen dit door de huisarts te laten doen. Wanneer de JGZ-arts niet in staat is adequate follow-up te geven (afhankelijk van de ernst na 1-2 weken) is verwijzing naar de huisarts nodig.
  • Als de jeugdarts twijfelt aan de perstechniek en als er onvoldoende ontlasting wordt geproduceerd, volgt verwijzing naar een kinderarts voor nader onderzoek.
  • Als het gedrag het gevolg is van een onderliggend tijdrovend probleem, volgt verwijzing, liefst in overleg met de huisarts, naar een psycholoog.

3. Bij kinderen met terugkerende problemen is herhaald lichamelijk onderzoek en het opnemen van de anamnese in een academisch centrum door een kinderarts maagdarmleverziekten noodzakelijk. Hierbij vindt eveneens uitgebreid psychologisch en ontwikkelingsonderzoek plaats. Als er naast de obstipatie ook grote gedrags- of opvoedingsproblemen zijn, dan kan gedragstherapie overwogen worden. Dit geldt dan uiteraard niet als behandeling voor de obstipatie (Dijk van, 2008)!

De diagnose obstipatie, als meest frequente oorzaak van fecale incontinentie, wordt gesteld op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek (Rome III-criteria). Aanvullend onderzoek naar het al of niet bestaan van obstipatie wordt afgeraden en mag geen reden voor verwijzing zijn.

Naar wie verwijzen?

In de huidige situatie wordt voor zindelijkheidsproblemen nog niet overal rechtstreeks naar een kinderarts, pipopoli (voor pies/poep), bedplascentrum of andere specialist verwezen en gaat verwijzing vaak via de huisarts. Rechtstreekse verwijzing naar de specialist dient overwogen te worden voor die situaties dat de huisarts geen interventie kan bieden. De huisarts kan dit wel bij verdenking op obstipatie (zie discussie). Er mag rechtstreeks verwezen worden naar de fysiotherapeut. Deze is ook vaardig op het gebied van toilettraining. De verwijzer dient zich dan echter kundig genoeg te voelen voor het stellen van een diagnose. Als dit gebeurt, dient de huisarts hiervan op de hoogte gesteld te worden. Bij twijfel wordt sowieso naar de huisarts verwezen.

Follow-up na verwijzing

Na een verwijzing dient de JGZ te vervolgen of de verwijzing is opgevolgd, hoe het met het kind gaat en of de therapie wordt begrepen en uitgevoerd. De JGZ kan hier eventueel, en ook in overleg met de hoofdbehandelaar, een begeleidende rol hebben. Zie ook thema 3.

Referenties


Pagina als PDF