Richtlijn: Zindelijkheid van urine en feces (2011)

Verwijzing

Er dient vanuit de JGZ verwezen te worden bij niet zindelijk zijn voor urine na anamnese en lichamelijk onderzoek op grond van de volgende criteria:

  • Op grond van de alarm-/verwijssymptomen of afwijkingen bij lichamelijk onderzoek wordt bij het signaleringsconsult verwezen.
  • Bij persisterend bedplassen zonder succes van de begeleiding wordt verwezen.
  • Bij kinderen met terugkerende problemen (secundaire vorm) is herhaald lichamelijk onderzoek en het opnemen van de anamnese noodzakelijk en zo nodig verwijzing.
  • Bij kinderen met vermoeden van een overactieve bekkenbodem, een verkeerde plastechniek of een overactieve blaas kan naar een fysiotherapeut worden verwezen.

Omdat rechtstreeks verwezen mag worden, dient de verwijzer zich kundig genoeg te voelen voor het stellen van een diagnose. Bij twijfel wordt sowieso naar de huisarts verwezen.

Naar wie verwijzen?
In de huidige situatie wordt voor zindelijkheidsproblemen nog niet overal rechtstreeks naar een kinderarts, pipopoli (voor pies/poep), bedplascentrum of andere specialist verwezen en gaat verwijzing vaak via de huisarts. Rechtstreekse verwijzing naar de medisch specialist dient overwogen te worden voor die situaties dat de huisarts geen interventie kan bieden. De huisarts kan dit wel bij verdenking van urineweginfectie en obstipatie (zie discussie). Hierover moeten lokaal afspraken gemaakt worden. Zie hiervoor ook de LESA. Er mag rechtstreeks verwezen worden naar de fysiotherapeut. Deze is ook vaardig op het gebied van toilettraining. Bij rechtstreekse verwijzing moet de huisarts hierover worden ingelicht.

Follow-up na verwijzing
Na een verwijzing dient de JGZ te volgen of de verwijzing is opgevolgd, hoe het met het kind gaat en of de therapie wordt begrepen en uitgevoerd. De JGZ kan hier eventueel, in overleg met de hoofdbehandelaar, een begeleidende rol in hebben. Zie ook thema 3.


Pagina als PDF