Richtlijn: Voorkeurshouding en schedelvervorming (2012)

9. Ouderperspectief-Aanbevelingen

In dit thema wordt ingegaan op opvattingen van ouders over de vorm van het hoofd van hun kind, op eventuele verschillen in perceptie (beleving) en kennis met betrekking tot schedelvervorming tussen autochtone en allochtone bevolkingsgroepen en op de preventie en behandeling van schedelvervorming.

Ouders zijn van nature bezorgd over het uiterlijk van hun kind(eren). In verschillende culturen gelden min of meer dezelfde normen over wat aantrekkelijk wordt gevonden. Uit een meta-analyse blijkt dat aantrekkelijke kinderen en volwassenen, zelfs door bekenden, positiever worden beoordeeld en behandeld dan onaantrekkelijke kinderen (Langlois et al., 2000). De samenhang tussen verzorgingsfactoren waaronder slaaphouding, positionering en hantering van de baby enerzijds en voorkeurshouding en schedelvervorming anderzijds is voor zorgverleners duidelijk. Voor ouders is dit minder vanzelfsprekend. Aan de voorlichting over preventie van wiegendood wordt adequaat aandacht besteed in de ketenzorg voor (aanstaande) ouders. De in het verlengde van deze voorlichting te geven voorlichting over positionering en hantering van de baby vindt, hoewel vaak niet gecoördineerd en onderling afgestemd, op diverse plaatsen in de keten wel plaats maar heeft niet altijd het gewenste effect. Voor ouders zijn de onderwerpen wiegendood en voorkeurshouding/schedelvervorming van een verschillende orde en niet altijd even zwaarwegend. Bij wiegendood gaat het om een levensbedreigende gebeurtenis en een schedelvervorming is een cosmetisch probleem. Het tijdstip waarop men voorlichting over deze onderwerpen moet geven, de manier waarop en de inhoud kunnen daarom verschillen. Zo ook de mate waarin de voorlichting beklijft en resulteert in gewenst gedrag.

Aanbevelingen

  • Ontwikkeling van een landelijke, geïllustreerde, bij voorkeur meertalige folder over de preventie en aanpak van voorkeurshouding en schedelvervorming;
  • In de zwangerschap en kraamperiode wordt voorlichting gegeven, gebruikmakend van een preventiefolder. In de kraamperiode kan de kraamverzorgende de positionerings- en hanteringsadviezen voordoen;
  • Zorgverleners hebben aandacht voor de perceptie (beleving) van ouders over het uiterlijk van hun kind en proberen eventuele ongerustheid en angst van ouders te reduceren;
  • Angst neemt af als men het gevoel heeft controle te hebben over de situatie. Het aan ouders geven van duidelijke, uitvoerbare instructies over de omgang met hun kind (positionering en hantering) leidt tot angstvermindering.

Lees verder voor de onderbouwing.


Pagina als PDF