Richtlijn: Voorkeurshouding en schedelvervorming (2012)

2. Etiologie van voorkeurshouding en schedelvervorming-Aanbevelingen

Er bestaan verschillende visies op de ontstaanswijze van voorkeurshouding en schedelvervorming. Deze visies zijn van belang omdat zij kunnen leiden tot verschillende manieren van preventie en behandeling. In de literatuur wordt in diverse studies ingegaan op risicofactoren voor zowel voorkeurshouding als schedelvervorming. Een risicofactor is een factor die de kans op de aanwezigheid of het oplopen van de aandoening verhoogt. Als iets een risicofactor is, zegt dat niets over de eventuele causaliteit van het verband tussen die factor en de aandoening.
Een onderscheid kan gemaakt worden in socio-demografische factoren, obstetrische factoren, kindfactoren en verzorgingsfactoren. In dit hoofdstuk richten we ons op de eerste plaats op het nagaan van de bewijslast voor de verschillende visies op de etiologie. Daartoe wordt ingegaan op de evidentie die op basis van de literatuur bestaat voor het verband tussen bepaalde factoren en voorkeurshouding en/of schedelvervorming. In thema 3 wordt vervolgens de vraag uitgewerkt welke socio-demografische, obstetrische of kindfactoren zich lenen voor een risicogroepbenadering bij preventie, signalering en aanpak van voorkeurshouding en schedelvervorming.

Aanbevelingen

De preventie van voorkeurshouding en schedelvervorming moet zich richten op:

  • het toepassen van schematische wisselligging bij prematuren tijdens ziekenhuisopname;
  • het variëren van de positie van het hoofd bij het te slapen leggen of na het inslapen bij à terme geboren kinderen;
  • het stimuleren en faciliteren dat de zuigeling zich vrij en gevarieerd kan bewegen door het beperken van het gebruik van wipstoel, babyswing of autozitje;
  • het regelmatig oefenen in buikligging gedurende wakkere periodes beginnend in de eerste weken met drie tot vijf keer per dag gedurende één tot vijf minuten en dit geleidelijk uit te breiden naar vijf keer vijftien of drie keer dertig minuten per dag op de leeftijd van drie maanden (slapen op de rug, spelen op de buik);
  • het wisselen van houding bij het voeden en verzorgen.

Lees verder voor de onderbouwing.


Pagina als PDF