Richtlijn: Kindermishandeling (2016)

Verantwoording

Wetenschappelijke bewijsvoering

De kernredactie heeft, met hulp van een informatiespecialist van TNO, literatuur gezocht bij de uitgangsvragen die evidence based zijn uitgewerkt. Dit is gedaan in de databases Pubmed, Psychinfo en Cochrane. De literatuursearch richtte zich op de periode van 1990 tot 2014. Per uitgangsvraag is vervolgens aan de hand van de sneeuwbalmethode en suggesties van werkgroepleden een aantal relevante artikelen toegevoegd.

Per uitgangsvraag zijn de abstracts door twee personen beoordeeld op relevantie voor het beantwoorden van de uitgangsvraag. Vervolgens is een overzichtstabel gemaakt met relevante onderzoeksresultaten. Alle studies zijn beoordeeld op hun methodologische kwaliteit volgens de EBRO-methode. Artikelen van matige of slechte kwaliteit zijn uitgesloten. Indien relevant, is de gevonden evidence samengevat in zogenaamde bewijsklassetabellen. Deze zijn beschreven bij de afzonderlijke thema’s van de richtlijn.

Kennislacunes

Specifiek JGZ:

  • De opvoedingsvaardigheden van ouders en ouderlijke stress zijn weliswaar onderwerpen van gesprek in de JGZ-contacten en in de algemene instrumenten zoals GIZ en SPARK, maar: is het niet wenselijk dat juist de JGZ diepgaander de opvoedingsvaardigheden in kaart weet te brengen? Er zijn diverse instrumenten, maar deze zijn niet specifiek (onderzocht) voor de JGZ.
  • Er is geen screeningsinstrument specifiek gericht op kindermishandeling voor de JGZ. Is dit wenselijk of volstaan algemene instrumenten zoals DMO-protocol, GIZ en SPARK?
  • Het is onbekend wat de status is van de mini-CARE.
  • De rol van de JGZ in de zwangerschap is op dit moment nog onvoldoende duidelijk en het is wenselijk om op landelijk niveau hierover de discussie te voeren, ook over het opnemen van deze rol en activiteiten zoals Prenatale Huisbezoeken JGZ, prenataal Stevig Ouderschap en/of VoorZorg in het Basispakket JGZ. Evenals de overdracht van de verloskunde en kraamzorg naar de JGZ. Dit is nog steeds niet gestandaardiseerd en overwegend medisch georiënteerd.
  • Het is wenselijk om op landelijk niveau de discussie te voeren over het moeten overleggen van de jeugdarts met Veilig Thuis onder andere in verband met de capaciteit bij Veilig Thuis.

Algemeen:

  • Het is niet bekend hoeveel jeugdigen in Nederland overlijden ten gevolge van kindermishandeling.
  • Er is weinig zicht op de pleger(s) van kindermishandeling: wie zijn zij, wat kenmerkt hen, waarom, welk gedrag, etc.?
  • Het is onvoldoende bekend wat de langetermijngevolgen van kindermishandeling (en ACE’s/vroegkinderlijke traumatisering in het algemeen) in Nederland zijn. Bijvoorbeeld: welk aandeel van volwassen GGZ-problematiek, werkloosheid, armoede etc. is toe te schrijven aan kindermishandeling? Wat is de maatschappelijke impact?
  • De economische kosten van kindermishandeling zijn voor Nederland niet bekend: wat is de economische impact? (TNO en Universiteit Leiden zijn met een vooronderzoek bezig).

Juridische betekenis van richtlijnen

Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar op wetenschappelijke ‘evidence’ gebaseerde inzichten en aanbevelingen waaraan zorgverleners moeten voldoen om kwalitatief goede zorg te verlenen. Aangezien deze aanbevelingen hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de ‘gemiddelde cliënt/patiënt’, kunnen zorgverleners op basis van hun professionele autonomie zo nodig afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen kan in bepaalde situaties zelfs noodzakelijk zijn. Wanneer van de richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd en gedocumenteerd te worden.

Herziening

De richtlijnen zijn van de beroepsgroepen AJN, V&VN en NDVA. Hierbij ondersteunt het NCJ met landelijke regie op ontwikkeling, implementatie en borging van richtlijnen. In principe heeft de richtlijn een geldigheidsduur van vijf jaar. Uiterlijk in 2019 wordt bepaald of actualisering noodzakelijk is. De geldigheid van deze richtlijn verloopt eerder indien resultaten uit wetenschappelijk onderzoek of nieuwe ontwikkelingen een eerdere aanpassing vereisen.

Belangenverstrengeling

De werkgroepleden hebben verklaard in de laatste vijf jaar (tot op heden) geen relatie of bemoeienis te hebben gehad met bedrijven of organisaties die op enigerlei wijze zijn verbonden aan het onderwerp van de JGZ-richtlijn ‘Kindermishandeling’, waardoor een belangenconflict zou kunnen ontstaan met de werkzaamheden in de richtlijnwerkgroep en de belangen van AJN, V&VN of NVDA.

Voor de ontwikkeling van deze richtlijn is financiering verkregen van ZorgOnderzoek Nederland Medische Wetenschappen (ZonMw).


Pagina als PDF