Richtlijn: Kindermishandeling (2016)

Onderbouwing

De informatie en aanbevelingen in dit thema zijn gebaseerd op het Standpunt Bereik van de Jeugdgezondheidszorg van het RIVM (Dunnink, 2010), aangevuld met de expertise van JGZ-professionals uit de werkgroep over interventies. Dit standpunt wordt momenteel aangepast.

Standpunt Bereik van de Jeugdgezondheidszorg

Uit een rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ, 2009) bleek dat bijna de helft van alle JGZ-organisaties een bereik heeft van minder dan 95 %, terwijl dit percentage als ondergrens gezien wordt. Een deel van de jeugdigen in Nederland ontvangt dus geen of in ieder geval minder preventieve zorg van de JGZ. Het bereik van de JGZ bleek met name minder voor jeugdigen die opgroeien in een probleemgezin. Daarmee wordt voor de JGZ de mogelijkheid ontnomen om zicht te houden op de gezonde ontwikkeling van een kind en dat waar nodig bij te sturen. In het Standpunt Bereik worden verschillende redenen genoemd waarom niet alle jeugdigen in beeld zijn bij de JGZ:

  • sommige ouders kiezen niet voor de zorg van de JGZ of komen er niet aan toe om naar de JGZ te gaan vanwege grote problemen op meerdere terreinen die hogere prioriteit hebben;
  • sommige jeugdigen worden niet uitgenodigd, omdat ze niet bekend zijn bij de JGZ-organisaties of omdat het onduidelijk is welke organisatie verantwoordelijk is voor welke jeugdige;
  • gebrek aan eenduidigheid over  hoe precies de begrippen ‘in beeld’, ‘bereik’, ‘in zorg’ en ‘uit zorg’ geoperationaliseerd worden.

Voor jeugdigen in bijzondere omstandigheden zijn aanvullende afspraken nodig. Daar worden de volgende groepen bedoeld.
Het gaat om kinderen …

  • die tijdelijk op een ander adres verblijven, bijvoorbeeld kinderen die tijdelijk bij familie wonen na een echtscheiding; meestal wordt geen adreswijziging doorgegeven aan de gemeente;
  • van asielzoekers, vluchtelingen en immigranten, met name de nieuwe immigranten  uit EU-landen, die zich (tijdelijk) in Nederland vestigen zoals Bulgaren, Polen, en Roemenen;
  • die illegaal in Nederland verblijven;
  • die op een MKD of in een instelling verblijven, zij staan in  de regel ingeschreven op het woonadres van hun ouders;  
  • die thuisonderwijs krijgen;
  • van expats en van reizende ouders:
    - expats zijn mensen met een andere nationaliteit die tijdelijk in Nederland verblijven;
    - kinderen van reizende ouders: bijv. Roma-kinderen, kinderen van ouders die op een kermis of bij een circus werken of schipperskinderen.

Deze richtlijn beveelt daarom aan dat iedere JGZ professional juist ten aanzien van kinderen in bijzondere omstandigheden extra alert is. Deze alertheid is op zijn plaats bij alle aanbevelingen/acties die hieronder vanuit het Standpunt Bereik van de Jeugdgezondheidszorg worden beschreven.

De JGZ in beeld brengen

Het is van belang dat de JGZ zorgt dat alle ouders op de hoogte zijn van de JGZ en het belang ervan inzien. Om de JGZ bij ouders in beeld te brengen, én in beeld te houden, kan op de volgende manieren actie worden ondernomen:

Prenataal

Aanstaande ouders laten kennismaken met de JGZ ( eventueel via verloskundig zorgverlener en kraamzorg ), via Prenatale Huisbezoeken Jeugdverpleegkundige (na signalering door verloskundig zorgverlener) en door informatie te verspreiden via de media.

Na geboorte

Contact zoeken met de gemeenten met de vraag of die de JGZ informatiefolder kan uitdelen met contactgegevens en werkwijze van de JGZ bij inschrijving van pasgeborenen in hun gemeente. Dit geldt overigens ook bij mutatie (verhuizing) .

Ook bij de gehoorscreening/hielprik kan de JGZ in beeld gebracht worden bij het gezin.

Tweede levensweek

Bekendmaken van de werkwijze van de JGZ tijdens het contact/huisbezoek, en tevens inventariseren wat de verwachtingen en wensen van ouders zijn met betrekking tot de JGZ contacten.

Contactmomenten JGZ/CJG

Afspraken voor consulten worden op diverse manieren gemaakt. Bijvoorbeeld mondeling bij het consult, telefonisch, via planbureau, zelf inplannen door ouders via internet, etc.

De JGZ houdt ouder en kind in beeld

Om ouders en kinderen in beeld te houden, kan de JGZ een aantal maatregelen nemen:

  • Herinnering aan afspraken versturen via een brief/kaartje, mailing, sms.
  • Direct nadat het kind na de geboorte is ingeschreven in de gemeente, contact opnemen.
  • Direct nadat een kind na verhuizing is ingeschreven bij de gemeente, contact opnemen.
  • Zich op de hoogte stellen of kinderen die ingeschreven staan in de gemeente maar geen zorg van de eigen JGZ-organisatie ontvangen, op één of andere manier toch preventieve zorg ontvangen. Het gaat dan om de volgende groepen:
    - ouders die geen zorg van de JGZ-organisatie wensen omdat hun kind elders in zorg is (bijvoorbeeld een antroposofisch consultatiebureau, kinderarts, huisarts). In dat geval dient de JGZ na te gaan of de zorgverlenende instantie ook preventieve zorg levert.
    - kinderen die in zorg zijn bij een collega JGZ-organisatie. In dat geval dient de JGZ (indien aan de orde) te zorgen voor overdracht van gegevens naar de collega JGZ- organisatie.
  • Wanneer het gezin niet meer op het opgegeven adres blijkt te wonen, eerst zelf uitzoeken waarheen het gezin verhuisd is. Als dat niets oplevert  dient te worden nagegaan of mutatie bekend is bij de gemeente, de school of de huisarts. In dat geval kan het dossier worden overgedragen met eventuele risicovermelding.
  • Wanneer bij een gezin risicofactoren voor kindermishandeling of verwaarlozing zijn geconstateerd, dient de JGZ proactief en uitgebreid na te gaan of andere zorgverlenende instanties het gezin in de gaten houden. Indien daar onvoldoende zicht op is, dient de JGZ het gezin ‘op te schalen’.
  • Wanneer vanuit de kraamzorg/verloskundige zorg overdracht plaatsvindt waarbij eventuele risicofactoren of zorgwekkende gezinssituaties zijn benoemd, dient de JGZ dit gezin extra te begeleiden en een plan te maken voor het in beeld houden en de begeleiding van dit gezin.

Maatregelen bij niet verschijnen

Wanneer een gezin regelmatig niet op een afgesproken contactmoment verschijnt, kan dat een signaal zijn van een zorgwekkende situatie zoals verwaarlozing of mishandeling. Wat betreft het ‘niet verschijnen’ maken we onderscheid tussen ouders die…

  • niet verschijnen met bericht (NVMB)
  • niet verschijnen zonder bericht (NVZB)

Voor beide categorieën ouders is een stroomschema opgesteld (overgenomen uit het Standpunt Bereik van de JGZ). Bij NVZB wordt onderscheid gemaakt tussen de 1ste keer niet verschijnen en meerdere keren niet verschijnen.

Figuur 3.3 Stroomschema proces Niet Verschenen Met Bericht
Figuur 3.4 Werkwijze Niet Verschenen Zonder Bericht eerste keer
Figuur 3.5 Stroomschema werkproces Niet Verschenen Risicokind

Meerdere keren niet verschenen zonder bericht

Wanneer kinderen/jeugdigen en hun ouders meerdere keren niet verschijnen zonder bericht, dient de JGZ alert te zijn op risico’s voor de gezondheid en het welzijn van de jeugdige. Dit betekent dat de JGZ moet onderzoeken of er sprake kan zijn van verwaarlozing of zelfs mishandeling. Er zijn echter ook diverse andere redenen waarom ouders/gezinnen niet komen verschijnen bij een contactmoment. Uit onderzoek van de Academische Werkplaats Jeugd in Twente blijkt dat naarmate kinderen ouder worden, er meer no-shows optreden (Sieverink, 2013). Factoren die ook een rol spelen in het niet komen opdagen: het moment van de dag waarop de afspraak is gemaakt; lage SES en anderstaligheid van de ouders. In het onderzoek wordt geen link gelegd met kindermishandeling of verwaarlozing. Echter, er wordt wel melding gemaakt van het belang van een goede digitale registratie om in de loop van de tijd eventuele risicofactoren te kunnen achterhalen.

Afwegen, risicofactoren, interventies

De acties en eventuele interventies van de JGZ worden bij herhaald NVZB ‘op maat’  ondernomen en/of aangeboden. Steeds moet de JGZ hierbij de risicofactoren voor kindermishandeling nagaan, evenals de beschermende factoren. Afhankelijk van de situatie en de mogelijkheden en de bereidwilligheid van ouders om naar oplossingen te zoeken, kan de JGZ op verschillende manieren interveniëren. Indien ouders bereidwillig zijn, verdient het de voorkeur om geïndiceerde preventieve interventie(s) in te zetten wanneer sprake is van een risico op kindermishandeling. Het kan dan gaan om opvoed- of oudertrainingsprogramma’s (Triple P) en home-visiting programma’s  (VoorZorg, Stevig Ouderschap, MIM, Home-Start). De gezinnen nemen vrijwillig deel, in samenspraak wordt het programma gepland en uitgevoerd.

Indien ouders minder of niet bereidwillig zijn om preventieve zorg te ontvangen (en daarbij ook geen goed alternatief voor hun kind hebben), kan de JGZ bij herhaald niet verschijnen Bemoeizorg inzetten, een ongevraagde zorg. Deze zorg wordt ingezet op grond van een gesignaleerde bedreiging van de gezondheid van het kind/ jeugdige. Het doel is om samen met de ouder te komen tot het punt dat zij (h)erkennen dat er een probleem is en dat hulpverlening nodig is. Meestal zijn meer dan drie contacten nodig om de ouders tot hulpverlening te motiveren (Kooijman, 2009).

Een review naar de kosteneffectiviteit van huisbezoeken ter preventie van kindermishandeling liet zien dat kosteneffectiviteit het grootst was als het doelgezin een hoog risicoprofiel had , als de interactie niet alleen uit huisbezoek bestond, en als de hulpverlener een professional was werkend in een multidisciplinair team (Dalziel & Segal, 2012).


Pagina als PDF