Richtlijn: Pesten (2014)

Inleiding

Uit onderzoek blijkt dat veel kinderen soms of regelmatig gepest wordt en dat ouders en leerkrachten vaak niet op de hoogte zijn van pestproblematiek. Het hoogtepunt van het aantal pestgevallen ligt bij 9 - 14-jarigen. De JGZ kan een belangrijke rol vervullen in signalering, verwijzing en door bij te dragen aan een structureel anti-pest beleid. Ook kinderen die zelf pesten kan de JGZ signaleren. Doel van deze JGZ-richtlijn is om richting en uniformiteit te geven aan het handelen van JGZ-professionals. De richtlijn geeft handvatten voor voorlichting, preventie en vroege opsporing, symptomen en signalering, ondersteuning en behandeling, en verwijzing en nazorg.

Definitie van pesten

Kinderen worden gepest als ze door een of meer leeftijdsgenoten bewust en stelselmatig worden beschadigd door negatieve acties waarbij de macht ongelijk verdeeld is en het slachtoffer zich meestal niet kan verdedigen. Het is een negatieve actie als iemand opzettelijk letsel of ongerief aanbrengt of probeert aan te brengen bij de ander. Deze acties kunnen direct (verbaal of fysiek), indirect (relationeel/emotioneel) of digitaal (via computer of telefoon) zijn.

Op basis van expertopinie en de in de internationale literatuur gangbare definitie is bepaald dat in deze richtlijn wordt aangehouden dat pesten aandacht behoeft vanuit de JGZ indien:

  • het pesten niet incidenteel is en het leidt tot disfunctioneren of verminderd welzijn bij het kind;
  • het kind aangeeft dat het pesten een probleem is;

en/of: 

  • er een onveilig klimaat ontstaat voor de hele groep.

Afbakening

Afbakening cliëntengroep en beoogde gebruikers van de richtlijn
De richtlijn is gericht op de preventie, signalering, behandeling, begeleiding en verwijzing bij kinderen die pesten of gepest worden. Hoewel de richtlijn tot stand is gekomen na overleg met verschillende experts van binnen én buiten de JGZ, is het een richtlijn voor de JGZ voor de leeftijdsgroep 0-19 jaar. Verschillende onderdelen kunnen echter ook uitgevoerd worden door andere disciplines, zoals huisarts, praktijkverpleegkundige, kinderarts, kinderverpleegkundige, psycholoog, pedagoog, (school)maatschappelijk werk, schoolbegeleidingsdiensten, zorgadviesteams (ZAT’s), jeugdhulp en onderwijzers. Met name de preventie en signalering met bijbehorende verwijzing zijn taken van de JGZ, de overige taken (behandeling en begeleiding) worden op vraag en op indicatie door de JGZ gedaan. Dit kan overigens met de invoering van de Jeugdwet per 1 januari 2015 per gemeente anders ingevuld gaan worden. Het gehele JGZ-team heeft een taak bij de preventie, signalering, diagnostiek, begeleiding, behandeling en zo nodig verwijzing van kinderen die pesten of gepest worden.
De JGZ speelt onafhankelijk van hoe de zorg voor jeugd in een gemeente wordt ingevuld (via het CJG, wijkteams of in andere vormen) altijd een belangrijke rol in de ketenzorg. Verschillende stappen die hierbij belangrijk zijn, zijn vastgelegd in deze richtlijn.

Afbakening van het onderwerp
De huidige richtlijn gaat over pesten bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 19 jaar. De volgende onderwerpen vallen buiten deze richtlijn:
Pesten en gerelateerde agressie op jonge leeftijd (kinderen tot 4 jaar) komt in deze richtlijn ook aan de orde, maar het beleid bij deze jonge kinderen is gericht op preventie van pesten met behulp van opvoedondersteuning. Voor de interventies wordt daarom verwezen naar de JGZ-richtlijn Opvoedingsondersteuning (2014).
Het onderwerp pesten van leerkrachten valt buiten het kader van deze richtlijn.
Sommige vormen van pesten tussen jongeren zijn dermate excessief (strafbaar/crimineel), bijvoorbeeld ernstig lichamelijk geweld of vernieling,dat een externe instantie (zoals Bureau Halt of de politie) ingeschakeld moet worden. Deze strafbare/criminele vorm van pesten valt buiten het kader van de richtlijn.

Prevalentie en spreiding

Prevalentie van pesten
Een substantieel deel van de schoolgaande kinderen wordt gepest of pest zelf. Cijfers over de prevalentie van pesten lopen uiteen, doordat de gebruikte definities verschillen, de studieopzet wisselt en de gehanteerde meetinstrumenten niet overeenstemmen in de uitgevoerde studies. In Nederland komt uit verschillende studies naar voren dat 16 tot 27% van de kinderen wordt gepest (Analitis et al., 2009; Fekkes et al., 2005).

Een internationale cohortstudie in 11 Europese landen toont dat gemiddeld 20,6% van de kinderen van 8 tot 18 jaar last heeft van pesten. Dit percentage is onder de 1850 Nederlandse kinderen significant meer: 26,6% (OR 1,68 [1,38-2,01] )(Analitis et al., 2009). Fekkes toonde in zijn onderzoek onder 2766 Nederlandse kinderen in de leeftijd van 9 tot 11 jaar dat 16,2% regelmatig (een paar keer per maand of meer) werd gepest (Fekkes et al., 2005). Enkele studies hebben gekeken of de prevalentie door de jaren heen verschilt. In een Scandinavische studie werd onder kinderen van 2 tot 17 jaar een kleine stijging van de prevalentie van pesten geobserveerd, van 13,7% in 1984 naar 16,4% in 1996 (Nordhagen, Nielsen, Stigum & Kohler, 2005). Santalahti vond onder 8-jarige Finse kinderen echter een daling van het aantal kinderen dat pest of gepest werd in 1999 en opzichte van 1989 (Santalahti et al., 2008). Een deel van de kinderen pest én wordt gepest. Nansel observeerde onder 15.686 kinderen in de VS dat 29,9% betrokken was bij pesten: 13,0% als pester, 10,6 als gepeste en 6,3% als zowel pester als gepeste (Nansel et al., 2001).

Verschil in pestgedrag per leeftijd en per geslacht
De prevalentie van pesten neemt gedurende de basisschoolleeftijd toe, heeft een piek op de leeftijd van 8 tot 11 jaar en neemt vervolgens weer af gedurende de middelbareschoolleeftijd (Carlyle & Steinman, 2007; Finkelhor, Ormrod & Turner, 2009; Frisen, Holmqvist & Oscarsson, 2008).
Een cohortstudie in Nederland toonde de volgende prevalenties van pesten voor afzonderlijke leeftijdsgroepen: in de leeftijd van 8 tot 11 jaar werd 30,9% gepest, op 12- tot 15-jarige leeftijd 24,7% en op 16- tot 18-jarige leeftijd 22,4% (Analitis et al., 2009).

Finkelhor onderzocht onder 2030 kinderen uit de Verenigde Staten in de leeftijd van 2 tot 17 jaar het voorkomen van pesten. Hij toonde aan dat pesten niet continu met de leeftijd toeneemt. Fysiek pesten kwam het meeste voor in de leeftijdsgroep van 6 tot 9 jaar. Emotioneel pesten bereikt ook in de leeftijdsgroep van 6 tot 9 jaar het hoogste aantal, maar blijft even hoog in de leeftijd van 10 tot 13 jaar en neemt daarna af in de leeftijd van 14 tot 17 jaar. Wel werd opgemerkt dat het herkennen van pesten niet op alle leeftijden gelijk werd onderzocht en zelfgerapporteerd of oudergerapporteerd is, waardoor de resultaten beïnvloed kunnen zijn (Finkelhor et al., 2009). Onderzoek van Nansel bevestigt het patroon naar leeftijd (Nansel et al., 2001). Olweus liet ook zien dat op de leeftijd van 8 tot 10 jaar meer kinderen gepest worden. Echter dit verschil wordt niet gezien bij de pesters, omdat oudere kinderen geregeld jongere kinderen pesten (Olweus, 1994).

In meerdere onderzoeken is aangetoond dat meer jongens dan meisjes pesten of worden gepest, vooral op jonge leeftijd. Direct (fysiek) pesten komt meer voor bij jongens, indirect pesten door roddelen en het manipuleren van vriendschappen (o.a. buitensluiten of vriendinnen afpakken) komt even vaak voor bij jongens als bij meisjes (Card et al., 2008).
Als aan kinderen/jongeren in de leeftijd van 8 tot 18 jaar wordt gevraagd naar de definitie van pesten, rapporteren jongere kinderen vaker direct pesten. Indirect pesten wordt meer door oudere kinderen en meisjes genoemd (Vaillancourt et al., 2008). Pesten bij 0- tot 4-jarigen wordt beschreven in thema 5: Pesten bij 0-4-jarigen

Aanleiding

Pesten komt veel voor bij kinderen. Uit onderzoek blijkt dat een aanzienlijk deel van de kinderen soms of regelmatig gepest wordt (Analitis et al., 2009; Fekkes, Pijpers & Verloove-Vanhorick, 2005). Pesten staat echter niet op zichzelf, maar hangt samen met een groot aantal gezondheidsklachten en een laag zelfvertrouwen. Veel gezondheidsklachten volgen op een periode van gepest worden. Kinderen die langdurig worden gepest, lopen grote kans om depressieve of emotionele problemen te ontwikkelen, maar ook lichamelijke klachten. Daarnaast lopen kinderen met sommige specifieke klachten, zoals depressieve of angstige gevoelens, een veel grotere kans om gepest te worden (Fekkes, Pijpers, Fredriks, Vogels & Verloove-Vanhorick, 2006). Vroegtijdige opsporing, ondersteuning vanuit de JGZ en effectieve verwijzing zijn hierbij dan ook geboden en kunnen mogelijk latere gezondheidsproblematiek voorkomen.
Pesten komt vooral voor bij kinderen en jongeren tussen de 4 en 19 jaar. Aan pesten gerelateerde problematiek op het gebied van agressie speelt een rol bij 0- tot 4-jarigen. De jeugdgezondheidszorg (JGZ) heeft verschillende contactmomenten die in de leeftijdsperiode vallen dat kinderen veel gepest worden. Gedurende de contactmomenten – maar juist ook buiten deze contactmomenten – kan de JGZ een belangrijke rol vervullen in preventie en opsporing van pesten en ondersteuning, (door)verwijzing en nazorg bij pesten. Er is op dit moment echter geen uniform beleid voor zowel gepesten als pesters en geen goed zicht op de effectiviteit van het hulpaanbod waar de JGZ naar door kan verwijzen. Deze richtlijn biedt op transparante wijze uniforme aanbevelingen rondom pesten.

Doelstelling en doelgroep

Deze JGZ-richtlijn Pesten heeft tot doel handvatten te bieden voor zorgprofessionals en zorggebruikers voor betere, uniforme adviezen en hulp aan ouders en kinderen. Dit richt zich op het voorkomen (collectieve en individuele preventie), signaleren en oplossen van pestproblematiek.
Het is primair een richtlijn voor de medewerkers van de JGZ: jeugdartsen, -verpleegkundigen en doktersassistenten. De richtlijn verschaft echter niet alleen duidelijkheid voor de JGZ, maar ook voor haar samenwerkingspartners en leerlingen en ouders.


Pagina als PDF