Richtlijn: Pesten (2014)

4. Signalering van pesten-Aanbevelingen

Signaleren kan door gebruik te maken van een signaleringsinstrument, een gestructureerde anamnese of een combinatie van beide. Om pesten te signaleren zijn handvatten nodig voor de JGZ. In dit hoofdstuk worden de signaleringsinstrumenten die beschreven zijn in de literatuur of bekend zijn bij de experts beschreven en beoordeeld op hun bruikbaarheid in de JGZ. Daarnaast wordt gekeken met welke specifieke anamnestische vragen de hulpverlener pesten kan signaleren.
Vraag c van de uitgangsvraag zal beantwoord worden op basis van de literatuurbespreking uit thema 3, Gevolgen van pesten, en thema 4, Risicofactoren voor pesten.

Aanbevelingen

Op basis van de beschikbare literatuur en expertopinie is gesteld:

1. Pesten wordt in de JGZ gesignaleerd door bij elk kind op de contactmomenten vanaf 4 jaar de volgende anamnese af te nemen:

  • Algemeen welbevinden? Zit je lekker in je vel? Hoe voel je je op school?
  • Gepest? Ben je de laatste tijd weleens gepest of mag je weleens niet meedoen met de groep?
  • Pester? Heb je de laatste tijd weleens iemand gepest, uitgelachen of gezegd dat hij/zij niet mee mag doen met de groep?
  • Cyberpesten/digipesten (vanaf 8 jaar)? Krijg je weleens iets vervelends via je mobiele telefoon, internet of online gamen? Stuur je zelf weleens negatieve berichten naar anderen?
  • Meeloper? Doe je weleens mee met het pesten van andere kinderen?
  • Gevolgen van pesten? Ben je bang of somber? Heb je hoofdpijn, buikpijn, weinig zin in eten? Slaap je goed?

Bij de aanwezigheid van risicofactoren (thema 3) en de aanwezigheid van mogelijke gevolgen (thema 2) van pesten dient men extra alert te zijn op pestgedrag.

Indien bij bovenstaande vragen geen problemen worden aangegeven door het kind (en/of ouders), is er geen extra aandacht voor pesten nodig.

Als bij een of meer van bovenstaande vragen wel problemen worden genoemd en/of het kind aangeeft te worden gepest, zelf te pesten of mee te doen met het pesten van anderen, wordt een aanvullende anamnese afgenomen waarbij het pesten verder wordt uitgevraagd. Aspecten die hierbij aan de orde komen, zijn:

  • Hoe vaak het pesten gebeurt en hoe lang het pesten gaande is. 
  • Op welke plaatsen en in welke situaties het pesten plaatsvindt.
  • Wie er pest(en), of de pester uit de eigen klas komt en worden anderen ook gepest.
  • Van welke vorm(en) van pesten er sprake is.
  • Hoe ernstig het pesten is en wat voor effect het pesten op het kind heeft.
  • Zijn er geassocieerde problemen (sociaal, thuis, op school, fysiek, etc.)
  • Zijn er suïcidegedachten (bij kinderen > 12 jaar).
  • Zijn ouders, leerkrachten of andere volwassenen op de hoogte van het pesten.
  • Wat er al gedaan is om het pesten te stoppen en of dit heeft geholpen.
  • Het hebben van vrienden is een beschermende factor, daarom is het nuttig dit ook te bespreken.

2. De JGZ dient bij elk contactmoment vanaf 4 jaar het kind enkele vragen te stellen of het kind wordt gepest en de vragen te stellen over of het kind zelf pest. Dit gebeurt bij voorkeur anamnestisch door de jeugdarts, jeugdverpleegkundige of assistent, maar kan ook via een vragenlijst uitgevraagd worden.

3. Als een kind aangeeft te worden gepest of zelf te pesten, wordt een aanvullende anamnese afgenomen waarbij het pesten wordt uitgevraagd. Indien via een vragenlijst naar boven is gekomen dat een kind pest of gepest wordt, wordt het kind vervolgens apart opgeroepen voor een aanvullende anamnese.

4. Naast de JGZ hebben ketenpartners, zoals scholen, kinderopvang en sportverenigingen, een rol bij het signaleren van pesten. Het is aan te bevelen dat de JGZ het onderwerp op de kaart zet bij deze ketenpartners en hen ondersteunt bij de zorg rondom pesten.

5. Meer onderzoek is nodig naar instrumenten voor de signalering van pesten. Hierbij wordt aanbevolen buitenlandse instrumenten te vertalen naar het Nederlands en deze te valideren.

 

Lees verder voor de onderbouwing.


Pagina als PDF