Nieuws 28 januari 2021

‘Haal leer-kracht uit alle generaties en luister naar iedere lerende’

In dit interview stelt NCJ-adviseur Mark Weghorst zes vragen aan Ingrid Paalman, Lector Goede Onderwijspraktijken aan Hogeschool VIAA en Onderwijskundig Innovator, over veerkrachtige generaties.

Ingrid, kun je jezelf introduceren?

Mijn naam is Ingrid Paalman en ik ben werkzaam als lector aan de Hogeschool Viaa waar ik me bezighoud met de vraag: wat is een goede onderwijspraktijk? Dat is ontstaan bij mijzelf omdat ik veel interesse heb in processen van leren en wil weten wat werkt nu? Ik denk misschien stiekem ook wel vanuit mijn eigen schoolervaringen. Ik zat vaak in de klas en dan dacht ik, tja, waar gaat dit nu eigenlijk over allemaal? Is dit wel relevant voor mij? Ik ben niet iemand die vanuit die frustratie het onderwijs in is gegaan, want ik heb hiervoor een journalistiek opleiding gedaan. Maar er was wel een punt dat ik dacht; ik wil ergens het verschil gaan maken. Ik denk namelijk ook écht dat het anders kan. Ik ben nieuwsgierig naar wanneer iemand vindt dat iets afwijkt, wat er dan gebeurt? Waar worden mensen door getriggerd? In de basis denk ik dat het altijd begint bij goed te luisteren naar elk mens en in schoolsetting te luisteren naar elke lerende. Het gaat er altijd om of je iemand ziet en of je luistert. Daar begint mijn avontuur.

“Het is heel erg oké om te zeggen dat je iets nog niet helemaal goed begrijpt of iets lastig vindt. Generaties hebben nu een soort economisch cultuurtje gecreëerd dat het altijd perfect moet gaan. In dat perfectionisme raken mensen volgens mij hun eigen zijn kwijt, maar daarmee ook een stukje veerkracht”.

Als NCJ werken we voor de sector Jeugdgezondheid. Waarom denk jij dat wij denken dat jij ons iets kunt vertellen over veerkrachtige generaties? 

Ik denk dat we onze generaties een beetje zijn kwijtgeraakt. We hebben teveel gefocust op groepen generaties zoals ouderen, veertigers, jongeren. Door die classificering zijn generaties te veel en ook letterlijk in hokjes geplaatst. Ik geloof er juist heel erg in dat je door de generaties heen ontwikkelt en leert. Zo heb ik me er bijvoorbeeld altijd over verbaasd dat iemand die met pensioen gaat en die ontzettend veel kennis en ervaring heeft, dan een soort van uitgerangeerd is. We wensen iemand dan een fijne tijd en vragen wat ‘ie gaat doen met zijn pensioen. Wat zou het mooi zijn als je juist die generatie terugbrengt. Ook naar jongere mensen in ontwikkeling, die nog worstelen met vraagstukken waar iemand anders ze al is voorgegaan. Daar zit dat stukje veerkracht voor mij in. Dat je van en met elkaar kunt leren. Wat mij betreft zouden generaties dus veel meer door elkaar heen mogen lopen. Ook in leerprocessen. Hoe cool is het, als ik leer wat het persoonlijke verhaal is van iemand, en dat je dus de levensloop van iemand gebruikt – niet om hem te reproduceren – maar om van te kunnen leren? Zo kom je er misschien achter waar iemands vitaliteit en/of kracht in zat. En wat kan ik daar dan van leren?

Natuurlijk, ieder mens heeft zijn eigen persoonlijkheid, maar het kan je helpen te ontdekken. Soms denk je dat je zelf met iets heel ingewikkeld rondloopt, maar dan ineens leer je dat je daar niet alleen in bent. Ik hoor te vaak dat mensen alleen struggelen. En dan denk ik: hou daar toch mee op. Ga in verbinding met die ander. Het is heel erg oké om te zeggen dat je iets nog niet helemaal goed begrijpt of iets lastig vindt. Generaties hebben nu een soort economisch cultuurtje gecreëerd dat het altijd perfect moet gaan. In dat perfectionisme raken mensen volgens mij hun eigen zijn kwijt, maar daarmee ook een stukje veerkracht.

Heb jij vanuit jouw kennis over wat kinderen nodig hebben, nu maar ook als volwassene, zicht op hoe we dat moeten doen? En wat we dan moeten doen en wat we misschien wel moeten nalaten?

Laatst had ik het hierover met mijn dochter. Je kent het begrip curlingouder? Dus dat ouders alles wegvegen voor kinderen? Ik zei laatst tegen mijn dochter, misschien krijgen we ook wel curling docenten. Het moet allemaal goed georganiseerd en geregeld zijn. De chaos die je soms nodig hebt om veerkrachtig te kunnen worden, wordt daarmee weggenomen.

Het is belangrijk dat je het een leerling gunt om zelf over vraagstukken na te denken en samen te kijken naar hoe je iets kunt aanpakken. Dus letterlijk het oefenen met kritisch denken, maar ook oefenen met uitdagingen die misschien wel groter zijn dan het kind in eerste instantie denkt dat hij aankan. Als begeleider hoef je dat proces niet los te laten, juist erbij blijven en mooie vragen blijven stellen. Het oefenen met veerkracht moet kinderen gegund worden. Daarvoor is de schoolcontext heel bepalend. Volgens mij is er nu een schoolcontext ontstaan die dat juist niet aanmoedigt. Als je mij vraagt wat er anders moet dan zou ik zeggen: veel meer de mogelijkheid binnen de school creëren om veerkracht te kunnen laten zien en dit te ontwikkelen. Ik prefereer eigenlijk dat niet alleen binnen de school te doen, maar juist ook daarbuiten. Stuur kinderen dus ook op pad en laat ze contact maken met mensen. Dat is hartstikke spannend voor kinderen, want ze moeten daarvoor dan bijvoorbeeld iemand bellen. Dan gaan ze dus al nadenken wat ze nodig hebben om die verbinding met de buitenwereld te kunnen maken. Je laat kinderen zo ontmoetingen hebben met zo’n oudere of andere generatie.

Veerkracht is belangrijk, want het helpt je dingen te doorstaan. Neem de corona crisis. Tjongejonge. Dat biedt prachtig lesmateriaal. Hoe mooi zou het zijn als je bestaande programma’s dan ook eens los kunt laten en in plaats van het te hebben over leerachterstand, het te hebben over ‘’leer-kracht’’. Dus te kijken naar wat je hier uithaalt. En het te hebben over: wat is jouw kracht dat jij hier tóch iedere dag zit? Want je zit er wel! En laten we dat eens benoemen. En laten we zeggen: wat leuk dat je er bent. En vragen: wat vind je lastig dan? Heb je wat geleerd? En wat zou je met ons willen delen?

In leersituaties zou veerkracht moeten betekenen dat je continu met leerlingen die vragen kunt aangaan. En er ook voor zorgt dat je die leerling ziet. Het heeft geen zin om te bouwen aan veerkracht als je geen eigenwaarde mag opbouwen. Ik heb eigenwaarde nodig om veerkracht te kunnen laten zien. En ook om te leren dat als mij iets overkomt, ik kan opstaan, ik er iets van mag leren en dat ik de volgende keer denk: hee hier heb ik een ervaring.

“Als je luistert naar kinderen dan denk ik dat je alles krijgt waar je graag op hoopt. Dan krijg je vooruitgang. Kwantitatief krijg je zeker resultaat met leervorderingen. Maar kwalitatief krijg je ook prachtig mooie mensen”.

Wat zou er veranderen als wij echt naar de stem van kinderen of de lerenden gaan luisteren? En we ons daarna ook verantwoordelijk maken voor hun antwoorden?

Haha, Mark, ik zou bijna zeggen, heb je nog even? Als je luistert naar kinderen dan denk ik dat je alles krijgt waar je graag op hoopt. Dan krijg je vooruitgang. Kwantitatief krijg je zeker resultaat met leervorderingen. Maar kwalitatief krijg je ook prachtig mooie mensen. Het is essentieel om te zeggen dat met luisteren naar de stem van een leerling ook een verantwoordelijkheid komt. Als je luistert naar kinderen ga je ook kijken naar welke verantwoordelijkheden dat met zich meebrengt. Het is belangrijk daar iets mee te doen. Dus luisteren naar die stem, en samen verantwoordelijkheid nemen daarvoor. Altijd in verbinding met het grotere geheel. Dus verbinding maken met wat het je leert en hoe we dat kunnen verbinden met wat er moet gebeuren. Je bent niet op de wereld gezet om alleen te zijn.

Kun je daar een praktisch voorbeeld bij geven voor een jeugdarts of – verpleegkundige in een schoolsetting?

Ja, ik heb een eigen praktijkvoorbeeld. Ik had een leerling met heel veel spraak-taal problematiek. Dit kind was ook behoorlijk bekeken en gediagnosticeerd. Op een gegeven moment gaf de leerling aan: ‘ik wil niet dat ik aldoor uit de klas of de school moet en ik wil niet anders zijn’. Er is eigenlijk geen kind dat dat wil he?! Wij hebben toen met de jeugdgezondheidszorg binnen ons samenwerkingsnetwerk gekeken naar de betekenis van wat deze leerling ons vertelde en naar de mogelijkheden. Dus het liefste in de klas of af en toe buiten de klas maar wel binnen de vertrouwde schoolomgeving. We hebben ook gekeken naar alle kinderen die binnen de school bij dezelfde logopediste liepen en of we die begeleiding naar de klas konden brengen. Zodat niet alleen die leerling ervan profiteert, maar eigenlijk de hele klas. Zo konden we ervoor zorgen dat het heel gewoon werd en de leerlingen ook elkaar gingen helpen. Dat vond ik wel heel mooi. We checkten wel steeds bij de leerling of dit was wat hij bedoelde. Daarbij gaven we ook aan waar de mogelijkheden lagen en de grenzen. Wat daarbij ook goed was, is dat we de tijd hebben genomen voor dit proces. Zo’n anderhalve maand. Dat is belangrijk. Want los van de verantwoordelijkheid die je neemt voor de stem van het kind, er komt ook een verantwoordelijkheid voor het handelen. Kinderen zijn mensen in ontwikkeling en het is belangrijk dat zij ervaringen opdoen die ertoe doen. Als je dus iets in gang zet, moet je ervoor zorgen dat het niet een tijdelijke toevalstreffer is. Daar horen uiteindelijk dan ook passende afspraken bij, voor de leerling en ook voor de begeleiders. Dan ontstaat er een soort ‘’netwerkveerkracht’’.  Door afspraken en het overeengekomen commitment moet je elkaar daar ook steeds op wijzen.

Wat ik wel ook zie, en waar ik wat van vind, is dat kinderen met gedragsproblematiek heel erg zwaar worden belast in de klas. Dat klopt niet. Je legt de rekening dan heel sterk bij een kind neer en die rekening kan een kind vaak helemaal niet overzien en ook niet betalen. Dus als je het hebt over bouwen aan veerkracht, dan moet je ook laten zien wat past. Daar heb je een netwerk voor nodig die in de context samen kijkt wat er nodig is. Daar hoort de ouder natuurlijk ook bij. Er is een vraag en kijk dan vanuit de verschillende perspectieven samen hoe je daar een passend antwoord op vindt.

Wat kan de sector jeugdgezondheidszorg in de ondersteuning naar het onderwijs nou vanaf morgen beginnen te doen?

Mijn grotere droom is dat het allemaal geïntegreerd is. Dus niet dat je zegt dat is van onderwijs, dat is van de JGZ, nee we zitten bij elkaar. En we hebben met elkaar een verlangen om kinderen mooi te laten opgroeien in onze maatschappij. Dus dat er geen framing of raming meer is. Dus dat ik niet meer de ander positioneer van, oh, jij bent van de jeugdzorg dus er zal wel wat aan de hand zijn. Het begint met samen te kijken naar de overtuigingen die je hierbij hebt. En een bereidheid om dit samen met die ander op te pakken. Dus in eerste instantie, zoek elkaar op! En daarnaast goed luisteren naar dat kind. Wat zegt het kind? Maak van het kind niet meteen een soort casestudy, maar zie het kind in de relatie en verbinding waarbinnen het kind zich bevindt. Leg de rekening niet bij kinderen neer, maar zorg dat het een gedragen vraagstuk is.

Wat ik me ook wel realiseer na mijn 18 jaar onderwijspraktijk in het basisonderwijs, is dat ik nog veel meer gebruik had kunnen maken van de expertise in onze samenwerkingsverbanden zoals de jeugdgezondheidszorg. De bereidheid is vaak van alle kanten wel aanwezig maar je zit soms teveel in je eigen hokjes vast. Terwijl juist die interprofessionele context belangrijk is. Dus daar zou die sociale kaart veel meer op ingericht moeten zijn. Je hebt de school en dit is het verbindende netwerk. En dan niet alleen als er wat is en er een probleem is.

"*" geeft vereiste velden aan

Hidden
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Welkom op onze nieuwe website!

Heb je een gebruikersaccount? Dan ontvang je van ons een mail om je account opnieuw te activeren.