Richtlijn: ADHD (2015)

Diagnose

Diagnose ADHD (DSM-5)

In de multidisciplinaire richtlijn ADHD bij kinderen en jeugdigen (ten behoeve van de GGZ; stammend uit 2005) werd nog uitgegaan van de DSM-IV-TR voor de classificatie van ADHD. Sedert 2013 is er de DSM-5 (niet DSM-V), die in de loop van 2014 in de Nederlandse editie is geïntroduceerd, die ADHD als volgt definieert:

Er zijn 5 (A-E) diagnostische criteria. Aan alle 5 criteria moet worden voldaan alvorens tot classificatie van ADHD kan worden overgegaan:

A Een persisterend patroon van onoplettendheid en/of hyperactiviteit-impulsiviteit dat het functioneren of de ontwikkeling belemmert, zoals gekenmerkt door (1) en/of (2):

  1. Onoplettendheid
    Zes (of meer) van de volgende symptomen zijn gedurende minstens zes maanden aanwezig geweest in een mate die niet consistent is met het ontwikkelingsniveau en die een negatieve invloed heeft op sociale en schoolse of beroepsmatige activiteiten.

    NB De symptomen zijn niet alleen een manifestatie van oppositioneel gedrag, uitdagendheid, vijandigheid of een onvermogen om taken of instructies te begrijpen. Oudere adolescenten en volwassenen (17 jaar en ouder) moeten minstens aan vijf symptomen voldoen.

    De betrokkene:
    a Slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details, of maakt achteloos fouten in schoolwerk, op het werk of gedurende andere activiteiten (kijkt bijvoorbeeld over details heen of mist deze; levert slordig werk af).
    b Heeft vaak moeite om aandacht bij taken of spelactiviteiten te houden (heeft bijvoorbeeld problemen om geconcentreerd te blijven tijdens een les of gesprek, of bij het lezen van een lange tekst).
    c Lijkt vaak niet te luisteren als hij of zij direct wordt aangesproken (lijkt bijvoorbeeld afwezig, zelfs als er geen duidelijke aanleiding is).
    d Volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er dikwijls niet in om schoolwerk, karweitjes of taken op het werk af te maken (begint bijvoorbeeld wel met een taak, maar raakt snel afgeleid).
    e Heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten (heeft bijvoorbeeld moeite om een reeks taken achter elkaar af te maken; vindt het lastig om benodigdheden en eigendommen op hun plek op te bergen; het werk is slordig en wanordelijk; heeft moeite met tijdsindeling; haalt deadlines niet).
    f Vermijdt vaak om, heeft een afkeer van, of is onwillig om zich bezig te houden met taken die een langdurige geestelijke inspanning vereisen (bijvoorbeeld schoolopdrachten of huiswerk; bij adolescenten en volwassenen: een rapport opstellen, formulieren invullen, of lange artikelen doornemen).
    g Raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of activiteiten (bijvoorbeeld materiaal voor school, potloden, boeken, gereedschap, portemonnee, sleutels, papieren, bril, mobiele telefoon).
    h Wordt gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels (bij oudere adolescenten en volwassenen kan het gaan om gedachten aan iets anders).
    i Is vaak vergeetachtig tijdens dagelijkse bezigheden (bijvoorbeeld bij karweitjes, boodschappen doen; bij oudere adolescenten en volwassenen bijvoorbeeld terugbellen, rekeningen betalen, afspraken nakomen).

  2. Hyperactiviteit en impulsiviteit
    Zes (of meer) van de volgende symptomen zijn gedurende zes maanden aanwezig geweest in een mate die niet overeenstemt met het ontwikkelingsniveau en die een negatieve invloed heeft op sociale en schoolse of beroepsmatige activiteiten.

    NB De symptomen zijn niet alleen een manifestatie van oppositioneel gedrag, uitdagendheid, vijandigheid, of een onvermogen om taken of instructies te begrijpen. Oudere adolescenten en volwassenen (17 jaar en ouder) moeten minstens aan vijf symptomen voldoen.

    De betrokkene:
    a Beweegt vaak onrustig met handen en voeten, of draait in zijn of haar stoel.
    b Staat vaak op in situaties waarin verwacht wordt dat je op je plaats blijft zitten (staat bijvoorbeeld op van zijn of haar plek in de klas, op kantoor of op een andere werkplek, of in andere situaties waarin je op je plaats moet blijven zitten).
    c Rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is (NB Bij adolescenten of volwassenen kan dit beperkt zijn tot gevoelens van rusteloosheid).
    d Kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten.
    e Is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door’ (is er bijvoorbeeld niet toe in staat, of voelt zich ongemakkelijk om lang stil te zitten, zoals in een restaurant, tijdens een vergadering; anderen kunnen de betrokkene onrustig of moeilijk bij te houden vinden).
    f Praat vaak excessief veel.
    g Gooit het antwoord er vaak al uit voordat een vraag afgemaakt is (maakt bijvoorbeeld de zinnen van anderen af; kan niet op zijn of haar beurt wachten tijdens een gesprek).
    h Heeft vaak moeite op zijn of haar beurt te wachten (bijvoorbeeld bij het wachten in een rij).
    i Stoort vaak anderen of dringt zich op (bijvoorbeeld mengt zich zomaar in gesprekken, spelletjes of activiteiten; gebruikt ongevraagd en zonder toestemming te verkrijgen de spullen van een ander; bij adolescenten en volwassenen: dringt zich op bij de activiteiten van anderen of neemt deze over).

B Verscheidene symptomen van onoplettendheid of hyperactiviteit-impulsiviteit waren voor het 12e jaar aanwezig.

C Verscheidene symptomen van onoplettendheid of hyperactiviteit-impulsiviteit zijn aanwezig op twee of meer terreinen (bijvoorbeeld op school of werk; met vrienden of gezinsleden; tijdens andere activiteiten).

D Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de symptomen het sociale, schoolse of beroepsmatige functioneren belemmeren, of de kwaliteit daarvan verminderen.

E De symptomen treden niet uitsluitend op in het beloop van schizofrenie of een andere psychotische stoornis en kunnen niet worden verklaard door een andere psychische stoornis (bijvoorbeeld een stemmingsstoornis, angststoornis, dissociatieve stoornis, persoonlijkheidsstoornis, intoxicatie door of onttrekking van een middel).

De DSM-5 spreekt niet langer van subtypes, maar van beelden. Dit omdat de symptomen van ADHD niet stabiel zijn en blijven in individuele patiënten. Met name symptomen van hyperactiviteit/impulsiviteit lijken in de adolescentie/jong volwassenheid af te nemen, terwijl symptomen van onoplettendheid dan meer naar voren kunnen komen.

Het gecombineerde beeld ADHD komt het meest voor. Hier is dan ook het meest over gepubliceerd in de wetenschappelijke literatuur. ADHD – Beeld Overwegend Onoplettendheid komt wat minder voor. De minst voorkomende variant is het ADHD – Beeld Overwegend Hyperactief/Impulsief.

Ook kan de diagnose worden gesteld ADHD - In Partiële Remissie. Dit kan wanneer er bij een adolescent of een volwassene het volledige beeld is afgenomen, maar er nog wel ernstige symptomen blijven. De diverse varianten zijn niet stabiel. Dat wil zeggen, ze kunnen bij een individu in het verloop van de ontwikkeling in elkaar overgaan.

ADHD- Beeld Overwegend Onoplettendheid is strikt genomen geen externaliserende gedragsstoornis, omdat de meeste beperkingen vooral voor de jongere zelf ontstaan. Deze jeugdigen zijn, naast de aandachtstekort symptomen, ook vaak dromerig, passief en traag. Ze kunnen teruggetrokken zijn of in een eigen wereld leven en hebben daardoor ook in sociaal opzicht problemen. Het beeld van het kind met het overwegend onoplettendheid beeld voldoet niet aan het (publieke) verwachtingspatroon van het drukke kind met ADHD en werd daardoor in het verleden nogal eens gemist. Op dit moment is er juist een toename van de diagnose en lijkt een waarschuwing voor overdiagnostiek op zijn plaats.

International Classification of Diseases (ICD), ICD-10
Het gecombineerde beeld komt overigens in grote lijnen overeen met de hyperkinetic disorder in de ICD-10-classificatie. Overwegend onoplettendheid beeld komt niet in de ICD-10 voor.

De plaats van ADD
In een eerdere versie van de DSM werd ADHD – Overwegend Onoplettendheid type in het Engels aangeduid als Attention Deficit Disorder, ofwel ADD. Ofschoon DSM deze aanduiding niet meer kent, wordt de afkorting nog steeds gebruikt. Dit heeft ermee te maken dat in het spraakgebruik en ook in de klinische praktijk ADHD vaak wordt vereenzelvigd met het Gecombineerde of Overwegend Hyperactief/Impulsief beeld. Wij zullen in deze richtlijn de term ADD niet gebruiken, omdat deze niet meer verwijst naar een bestaande classificatie. In plaats daarvan zullen wij trachten om duidelijk te maken dat ADHD als samenvattende term ook mensen betreft met vooral problemen rond onoplettendheid.


Pagina als PDF