Richtlijn: Overgewicht (2012)

Onderbouwing

Uitgangsvragen

Voor het ontwikkelen van de richtlijn zijn uitgangsvragen geformuleerd. Deze uitgangsvragen zijn een zo goed mogelijke weergave van de belangrijkste bestaande knelpunten binnen de JGZ bij de aanpak van overgewicht bij kinderen

  • Wat is de effectiviteit van (gecombineerde) leefstijlinterventies (interventies gericht op voeding, lichamelijke activiteit en gedrag) op de preventie van overgewicht bij kinderen?
  • Wat is de effectiviteit van (gecombineerde) leefstijlinterventies op vermindering van overgewicht bij kinderen?
  • Is betrokkenheid van ouders/verzorgers bij de behandeling van overgewicht voor alle leeftijdsgroepen van belang?

Bij de beantwoording van deze uitgangsvragen wordt rekening gehouden met de leeftijd van het kind en de sociaaleconomische positie en etnische achtergrond van het gezin. Daarnaast worden bij de beantwoording de ongewenste effecten meegewogen. De resultaten worden waar mogelijk opgesplitst in korte- en langetermijneffecten.

 

Niveau van bewijs

Conclusie

Literatuur

Niveau 4

Er is gebrek aan bewijs voor het vaststellen van de effectiviteit van leefstijlinterventies (interventies gericht op voeding, lichamelijke activiteit en gedrag) specifiek gericht op een populatie van kinderen (0-19 jaar) met overgewicht (waarbij kinderen met obesitas werden uitgesloten).

D Mening van de werkgroep

Gecombineerde leefstijlinterventie
Bij kinderen met obesitas is onvoldoende wetenschappelijk bewijs om uitspraken te doen over het afzonderlijke effect van dieetinterventie (Atlantis et al. 2006; Collins et al. 2006; Gibson et al. 2006; McGovern et al. 2008). Wél zijn er aanwijzingen dat een gecombineerde behandeling voor kinderen met obesitas, waarin drie of meer componenten worden aangeboden (voeding, lichamelijke activiteit en gedrag) effectief is. Hierbij zijn klinische studies, ‘community based’-studies en gezinsgerichte interventies effectiever dan schoolprogramma’s (Oude Luttikhuis et al. 2009).

Betrokkenheid ouders/verzorgers
Evenals bij de interventiestudies is hierover alleen onderzoek verricht bij obese kinderen en niet (apart) bij kinderen met overgewicht. Studies onder kinderen met obesitas tonen aan dat participatie van de ouders in de interventie bijdraagt tot een beter resultaat (Young et al. 2007).

Uit een meta-analyse met kinderen en adolescenten met obesitas (niet alleen overgewicht) van Amerikaanse etnische minderheden in de leeftijd van 6-19 jaar (10.725 kinderen) en waarbij zowel schoolinterventies als klinische studies zijn geïncludeerd, blijkt dat interventies waarbij:

  • meerdere componenten tegelijk worden meegenomen, zoals lichamelijke activiteit, voeding en counseling, effectiever zijn dan interventies waarbij maar een of twee componenten betrokken worden (Seo and Sa, 2010);
  • de ouders betrokken zijn, effectiever zijn dan interventies waarbij alleen kinderen worden betrokken bij de gedragsveranderingen (Seo and Sa, 2010);
  • de gedragsveranderingen op het gebied van lichamelijke activiteit en voeding ingebed worden in de dagelijkse routine, effectiever zijn dan interventies waarbij dit niet gebeurt (Seo and Sa, 2010; Wilfley et al. 2007);
  • rekening wordt gehouden met de culturele achtergrond, effectiever zijn dan interventies waarbij dit niet gebeurt (Seo and Sa, 2010);
  • deelnemers individuele feedback krijgen via interactieve computerprogramma’s over lichamelijke activiteit en eetgedrag en waarbij bekrachtiging plaatsvindt als positieve gedragsveranderingen plaatsvinden, effectiever zijn dan passieve computerinterventies zonder op-maatadviezen en individuele bekrachtiging (Seo and Sa, 2010).

Overbruggingsplan
In 2005 is een ‘practice based’-plan opgesteld, het Overbruggingsplan. Met dit protocol worden kinderen met overgewicht binnen de JGZ gestimuleerd samen met ouders een plan te maken om een of meerdere gedragingen aan te pakken, waarbij gekozen kan worden uit meer bewegen, regelmatig ontbijten, minder frisdrank/fastfood en minder televisiekijken/computeren (Bulk-Bunschoten et al. 2006). Het Overbruggingsplan is inmiddels op meerdere plaatsen in Nederland geëvalueerd en lijkt veelbelovend. Recente evaluatie van het Overbruggingsplan in een clustergerandomiseerde studie bij kinderen van 5 jaar waaraan 8784 gezinnen meededen laat gunstige effecten zien op de BMI na 2 jaar follow-up. Een tweede follow-upstudie op de leeftijd van 10 jaar wordt geadviseerd om na te gaan of de effecten blijvend zijn (Veldhuis et al. 2009, Raat et al. 2011).

Nadelen van interventieprogramma’s
In een review werden nadelige effecten van obesitas-interventieprogramma’s bij kinderen onderzocht. In slechts zeven studies werd hiernaar gekeken. In twee studies traden significante effecten op. Deze effecten waren in de ene studie minder gebruik van pillen om af te vallen, minder braken en minder gebruik van laxantia. In de andere studie betrof het agressief verbaal gedrag. In één studie leek de interventie na drie jaar een negatief effect op het zelfbeeld te hebben, maar vanwege het ontbreken van een controlegroep kan hier ook sprake zijn van een leeftijdseffect in plaats van een interventie-effect. In de meeste studies werd geen effect gevonden (van Wijnen et al. 2009). Zie over dit onderwerp ook thema 5: Preventie.

Kosteneffectiviteit
Er is nog geen onderzoek verricht naar de kosteneffectiviteit van het Overbruggingsplan. De kosten van het Overbruggingsplan zijn 1 tot maximaal 3 extra consulten binnen de JGZ. Door het RIVM is de kosteneffectiviteit van een matig intensieve variant van een gecombineerde leefstijlinterventie voor volwassenen berekend. Deze kosten zijn ongeveer 400 euro (patiëntgebonden kosten); dit is als kosteneffectief beoordeeld (van der Meer et al. 2009). Hiertegenover staat dat in Nederland naar schatting per jaar een bedrag van 505 miljoen euro wordt uitgegeven aan de (directe) gevolgen van ernstig overgewicht. Dit is ongeveer 1,6% van de totale kosten van de gezondheidszorg voor volwassenen van 20 jaar en ouder. De indirecte kosten van overgewicht (als gevolg van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid) worden door de Raad voor de Volksgezond- heid & Zorg (RVZ) geschat op 2 miljard euro per jaar (Bovendeur, 2007).

Referenties


Pagina als PDF