Richtlijn: Seksuele ontwikkeling (2014)

Onderbouwing

Theoretische verklaringsmodellen seksueel gedrag

In de gezondheidsbevordering worden verschillende modellen gebruikt om seksueel riskant gedrag van jongeren te verklaren of duiden (Schutte, 2010). De meest bekende modellen zijn:
a. de theorie van gepland gedrag (Ajzen, 1988);
b. het health belief model (Rosenstock, 1974);
c. de protectieve-motivatietheorie (Rogers, 1975);
d. de sociaal-cognitieve theorie (Abraham, 1998);
e. het seksuele-interactiecompetentiemodel (Vanwesenbeeck, 1999);
Voor de volledigheid worden de eerste drie modellen kort toegelicht. De sociaal-cognitieve theorie en het sociaal interactieve verklaringsmodel worden bij de beschrijving van risico- en beschermende factoren in dit hoofdstuk als uitgangspunt genomen.

Theorie van gepland gedrag
In de theorie van gepland gedrag wordt gesteld dat het gedrag het best te voorspellen is door jongeren te vragen of ze van plan zijn dat gedrag te vertonen: de gedragsintentie. De gedragsintentie wordt bepaald door de eigen opvattingen, opvattingen van anderen en de eigen inschatting om het gedrag uit te kunnen voeren.

Health belief model
Het besluit van jongeren om zich seksueel gezond te gedragen wordt bepaald door de ervaren gezondheidsdreiging (bijvoorbeeld zwangerschap, soa/hiv) en de evaluatie van het aanbevolen gedrag. Zij laten zich bijvoorbeeld screenen op soa als ze denken dat ze een gezondheidsrisico lopen en weten dat dit ernstige consequenties kan hebben. Het bewustzijn van de vatbaarheid en het bewustzijn of besef over de ernst van de gevolgen vormen dus samen de risicoperceptie.

Protectieve-motivatietheorie
Volgens deze theorie kunnen jongeren op twee manieren reageren op informatiebronnen: adaptieve respons (gedrag gericht op bescherming van de gezondheid) en maladive respons (gedrag dat niet goed is voor de gezondheid). Een verhoogde angst zal leiden tot verhoogde inschatting van de ernst en vatbaarheid waardoor de kans wordt vergroot om zich te beschermen.

Sociaal-cognitief verklaringsmodel
Er zijn verschillende sociaal-cognitieve verklaringsmodellen voor gezond gedrag. Onderstaand model is de meestgebruikte theorie om seksueel gedrag onder jongeren te verklaren of te duiden. Dit model is gebaseerd op een review van een groot aantal sociaal-cognitieve modellen.

FIGUUR 1

In dit model gaat men ervan uit dat gedrag wordt bepaald door verwachtingen en intenties om dit gedrag te vertonen. De intentie wordt beïnvloed door de volgende factoren:

Attitude Opvattingen over het gedrag en waarderingen ten opzichte van de voor- en nadelen van het gedrag.
Sociale invloeden Inschattingen van wat belangrijke anderen van het gedrag vinden, wat belangrijke anderen doen en sociale druk.
Eigen inschatting effectiviteit De (eigen) inschatting dat iemand het gedrag kan uitvoeren in verschillende contexten en onder verschillende omstandigheden.
Identiteitsoverwegingen De mate waarin het gedrag in overeenstemming of tegenspraak is met het zelfbeeld.

In bovenstaand model wordt kennis niet genoemd, maar kennis maakt wel deel uit van gezondheidsbevorderingsmodellen (Fisher, 1999). In gezondheidsbevorderingsmodellen wordt ervan uit gegaan dat kennis (lees: informatie) een noodzakelijke voorwaarde is voor gezond gedrag. En dat deze samen met iemands motivatie (bestaande uit attitude, sociale normen en risicoperceptie) en vaardigheden bepaalt in hoeverre iemand gezond gedrag vertoont.

Sociaal-interactief verklaringsmodel
In het model van Abraham et al. (Abraham, 1998) (zie 5.1.4) is weinig oog voor interactie. Tijdens de seksuele ontwikkeling staan de factoren genoemd in het model niet op zichzelf. De seksuele ontwikkeling is een continu en dynamisch proces waarin kinderen en jongeren zelf een actieve rol spelen. Ze reageren, geven betekenis aan gevoelens, situaties, risico’s et cetera en leren op die manier zelf keuzes maken. Het model van Vanwesenbeeck et al. (Vanwesenbeeck, 1999) geeft zicht op zowel individuele factoren als de interacties tussen personen.

FIGUUR 2

De seksuele interactiecompetentie heeft betrekking op ‘het geheel aan vaardigheden, gevoeligheden en strategieën die nodig zijn om een seksueel contact prettig, veilig en gelijkwaardig te maken’. Het gaat dus om de mate waarin kinderen en jongeren in seksuele situaties hun kennis, attitudes, gevoelens, betekenissen en vaardigheden kunnen inzetten om tot een positieve seksuele interactie te komen. Het inzetten van deze vaardigheden gebeurt grotendeels automatisch.

Voorbeeld
Om een ongeplande zwangerschap te voorkomen, moeten jongeren de intuïtie hebben zich te beschermen tijdens seksueel contact, condoom en anticonceptie kunnen gebruiken en seks zonder anticonceptie of condoom kunnen weigeren (Kirby, 2009). Anticonceptie wordt daarnaast ook vaker gebruikt als dit vooraf met de partner is besproken (Kirby, 2009; Sionéan, 2002; Stone, 2002; Traen, 2007).


Het model van Vanwesenbeeck et al. (Vanwesenbeeck, 1999) geeft ook zicht op de vaardigheden die jongeren nodig hebben om indirecte, subtiele en/of non-verbale communicatie uitingen van seksuele wensen en grenzen op te pikken. Jongeren leren in interactie wensen en grenzen van anderen adequaat te interpreteren, hierover te communiceren en deze te respecteren.

Voorbeeld
Om te komen tot een gewenst en prettig seksueel contact maken jongeren gebruik van seksuele-interactiecompetenties. Ze weten wat de gevolgen zijn van grensoverschrijdend seksueel gedrag en hebben de intentie grenzen en wensen te respecteren. De ander moet wel in staat zijn wensen en grenzen duidelijk te uiten op het gebied van zoenen, strelen, vingeren, aftrekken of (orale) geslachtsgemeenschap en niet-ambigu te communiceren (O'Sullivan, 1998). Het respecteren van wensen en grenzen van de ander is een belangrijke vaardigheid om grensoverschrijdend seksueel gedrag te voorkomen (De Bruijn, 2006). Zo moeten jongeren zich seksueel kunnen beheersen als de ander iets niet (meer of verder) wil.


Het interactiecompetentiemodel (Vanwesenbeeck, 1999) geeft geen zicht op de competenties van kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar. Wellicht is het model ook voor kinderen van 0 - 12 jaar te gebruiken.

Determinanten van seksueel gedrag

In onderzoeken komen meer dan 500 risico- en beschermende factoren naar voren die invloed hebben op seksueel gedrag van jongeren (Schutte, 2010). Risicofactoren vergroten de kans op seksueel riskant gedrag en beschermende factoren verminderen deze kans. Deze invloeden zijn gerelateerd aan persoonlijke factoren en omstandigheden van de jongeren zelf en factoren in de sociale omgeving. Het meeste onderzoek is gebaseerd op jongeren die een ‘normale’ seksuele ontwikkeling doorlopen. Naar de determinanten van seksueel gedrag onder jongeren met een verstandelijke of lichamelijke beperking of jongeren met psychiatrische problematiek is nog nauwelijks onderzoek verricht.

Invloed van persoonlijke factoren
Persoonlijke factoren zoals sekse, leeftijd, seksuele rijping en dergelijke zijn van invloed op het seksuele gedrag maar lastig beïnvloedbaar. Andere, meer beïnvloedbare persoonlijke determinanten van seksueel gedrag zijn: kennis, seksuele gevoelens, denkbeelden, opvattingen, motieven, attitudes, intenties, seksueel zelfbeeld, eigen effectiviteit, vaardigheden en seksuele leefstijl. We weten ook dat jonge starters, laagopgeleide jongeren, gelovige jongeren, bepaalde etnische groepen en jongeren met een verstandelijke of lichamelijke beperking een groter risico lopen op seksueel riskant gedrag. In hoofdstuk 6 worden de kwetsbare groepen apart besproken.

Kennis
Een voorwaarde voor het maken van seksueel verstandige keuzes is kennis. Jongeren die seksueel actief worden zijn bijvoorbeeld gebaat bij kennis over de voortplanting, de menstruatiecyclus, anticonceptiemethoden, vormen van seksuele dwang en risico’s en gevolgen van onveilige seks (soa’s en zwangerschap). Zo blijkt dat meiden die onvoldoende kennis hebben over anticonceptie én zich hier niet bewust van zijn (ze denken dus dat ze voldoende kennis over anticonceptie hebben), het hoogste risico lopen op een ongeplande zwangerschap (Brückner, 2004; Van Berlo, 2005).

Risicoperceptie
Bij risicoperceptie gaat het om de inschatting die jongeren maken over het risico wat ze lopen. In recente studies is gebleken dat de frontale cortex van de hersenen tijdens de puberteit nog rijpt. De frontale cortex reguleert de cognitieve controletaken, zoals planning, abstract denken en doelgericht gedrag. Ook de afstemming tussen de hersengebieden tijdens taken waar emoties worden afgewogen, functioneert nog niet optimaal (Doreleijers, 2010). De hersenen zijn pas uitgegroeid rond het 20e à 25e jaar. Onderzoekers verklaren hiermee dat jongeren in de puberteit nog niet in staat zijn om hun gedrag te reguleren of controle op handelingen uit te oefenen en extra gevoelig zijn voor de acceptatie door anderen (Doreleijers, 2010). Onderzoek naar risicoperceptie op seksueel gebied toont aan dat het onderschatten, ontkennen en negeren van risico’s belangrijke oorzaken zijn waardoor jongeren zichzelf niet goed beschermen tegen soa’s en zwangerschap (O'Sullivan, 2010). Het risico op seksuele grensoverschrijding wordt door vrouwen structureel te laag ingeschat. Vrouwen denken vrijwel altijd dat andere vrouwen meer risico lopen dan zijzelf. Het is onduidelijk of een lage risicoperceptie op dit gebied zorgt voor een hoger risico op grensoverschrijding. Verschillende onderzoeken laten hier verschillende resultaten zien. Het maakt vooral uit hoe vrouwen reageren op een risico wanneer het risico eenmaal is waargenomen. Slachtoffers reageren meer indirect, minder actief en meer toegevend (Gidycz, 2006).

Attitudes en intenties
Een positieve intentie om een onbedoelde zwangerschap te voorkomen blijkt een van de beste voorspellers voor daadwerkelijk anticonceptiegebruik. Als jongeren bijvoorbeeld positiever over anticonceptie denken en meer nadelen en minder voordelen aan een zwangerschap en jong ouderschap zien, gebruiken ze vaker anticonceptie (Kirby, 2007; Ryan, 2007). Jongeren – en dan vooral meiden – die geen anticonceptie gebruiken, hebben vaker negatieve opvattingen over anticonceptie. Ze vinden het te veel gedoe, te duur, te veel planning, ze vinden het moeilijk om jongens over te halen, ze vinden dat anticonceptie het seksuele plezier beperkt, anticonceptie moreel verkeerd is of dat anticonceptie slecht is voor hun reputatie (Brückner, 2004). Wat betreft seksuele grensoverschrijding blijken jongens met opvattingen die seksueel geweld rechtvaardigen vaker grensoverschrijdend seksueel gedrag te vertonen (De Bruijn, 2006). Ook een vijandige houding tegenover mannen en vrouwen vergroot de kans op verbaal en fysiek geweld (Maxwell, 2003).

Seksueel zelfbeeld
Een positief seksueel zelfbeeld en lichaamsbeeld dragen bij aan meer weerbaarheid. Jongeren zijn beter in staat uiting te geven aan hun eigen wensen en grenzen. Zo speelt het seksuele zelfbeeld, en of men vooral onafhankelijkheid of intimiteit belangrijk vindt, een rol in de afweging bij grensoverschrijding binnen de context van een relatie (Norris, 2004; Nurius, 2004). Een negatief seksueel zelfbeeld (ontevreden over het seksleven, preoccupatie en schaamte) kan ten grondslag liggen aan seksueel geweld of hier ook juist aan voorafgaan. Ook vergroot het hebben van seks uit bijvoorbeeld eenzaamheid of om de relatie goed te houden de kans op seksueel geweld (Messman-Moore, 2008).

Zelfeffectiviteit
Zelfeffectiviteit is de eigen inschatting van jongeren dat ze in staat zijn een bepaalde actie uit te voeren. De inschatting van de eigen effectiviteit (bijvoorbeeld om anticonceptie effectief te gebruiken, te communiceren over wensen en grenzen of te communiceren over anticonceptie en condoomgebruik) speelt een belangrijke rol bij het voorkomen van seksuele grensoverschrijding, een soa of een ongeplande zwangerschap. Zo laat één studie zien dat jongeren die inschatten dat ze anticonceptiegebruik kunnen bespreken met hun partner, vaker anticonceptie gebruiken (Traen, 2007). Ook hangt het idee te kunnen praten over seks met de partner samen met het kunnen weigeren van ongewenste seks (Sionéan, 2002).

Communicatieve vaardigheden
Communicatieve vaardigheden zijn van belang om te komen tot seksueel gezond gedrag. Veel jongeren praten niet met elkaar over seksualiteit, wensen en grenzen of anticonceptiegebruik. Jongeren zien zelf de voordelen niet van communicatie of beschikken niet over de juiste vaardigheden. Om seks zonder condoom te weigeren zijn onderhandelingsvaardigheden nodig. Om seksueel riskant gedrag te voorkomen moet een jongere duidelijk over de eigen grenzen en wensen kunnen communiceren (De Neef, 2010).

Gender
Gender heeft betrekking op sociale constructies die bepalen welke gedragingen van jongens en meisjes in een bepaalde cultuur wel of niet acceptabel of gewenst zijn. Sekserolopvattingen kunnen jongens en meisjes belemmeren dan wel stimuleren in hun seksuele ontwikkeling. Jongens en meisjes ondervinden andere beperkingen, maar deze werken wel complementair (Tolman, 2003). Meisjes die seksueel actief zijn kunnen op afkeuring rekenen. Jongens die zich seksueel actief gedragen krijgen eerder waardering. In culturen waar familie-eer een belangrijke rol speelt (zoals de Afghaanse, Turkse, Marokkaanse en Surinaams-Hindoestaanse cultuur) lijkt deze ongelijkheid te worden uitvergroot. Deze gangbare genderrollen beperken zowel jongens als meisjes in het aangeven van hun wensen en grenzen. Jongens horen het initiatief te nemen, maar mogen niet opdringerig zijn. Ook wordt van hen verwacht altijd zin te hebben, waardoor het lastig is om nee te zeggen. De druk om seks te hebben is in sommige groepen jongens behoorlijk groot. En daarbij komt dat jongens zich nauwelijks bewust zijn van hun eigen grenzen. Het aangeven van grenzen is juist de taak van de meisjes (De Graaf, 2008). Omdat meisjes zo sterk bezig zijn met het bewaken van grenzen, komen ze onvoldoende toe aan het herkennen en realiseren van hun wensen. Zo belemmeren genderopvattingen meisjes bij het aangeven van hun wensen. Bovendien wordt het aangeven van wensen niet ‘vrouwelijk’ gevonden (Vanwesenbeeck, 1997).

Toekomstperspectief
Voor zowel jongens als meisjes blijkt dat een beperkt toekomstperspectief, geen uitzicht op een baan en negatieve verwachtingen ten opzichte van school, bijdragen aan een ongeplande zwangerschap. Voor sommige meisjes is een kind dan de meest aantrekkelijke optie (Harden, 2006). Meiden die zich verbonden voelen met school en die toekomstplannen hebben, hebben een kleinere kans op tienerzwangerschap (Kirby, 2007). Ook wat betreft seksuele grensoverschrijding speelt toekomstperspectief een belangrijke rol. Jongeren die hun school minder positief waarderen en minder gemotiveerd zijn op school, hebben een grotere kans om zowel slachtoffer als dader te zijn (De Bruijn, 2006).

Invloed van de (sociale) omgeving
De omgeving waarin een jongere opgroeit en de situatie waarin de jongere verkeert zijn van invloed op de mate waarin gewenst, veilig en prettig seksueel contact tot stand komt. De jongere moet zich dus kunnen aanpassen aan de eisen die de situatie of omgeving aan sociaal-seksuele vaardigheden stelt.

Gezinsfactoren
Jongeren die in een warm gezin opgroeien, met veel openheid, affectie en steun, zeggen dat ze bij het vrijen assertiever en zelfverzekerder zijn. Ook geven ze aan meer controle te hebben en beter te kunnen praten met hun partner (De Graaf, 2007). Deze jongeren beginnen iets later met geslachtsgemeenschap en beschermen zich beter tegen een ongeplande zwangerschap (De Graaf, 2007; Siebenbruner, 2007). Ook hebben jongeren uit een warm gezin een kleinere kans om dader of slachtoffer van seksueel geweld te zijn (De Bruijn, 2006; De Graaf, 2007). Anderzijds wordt onder daders van seksueel geweld vaker een verstoorde relatie met ouders gevonden. Ze ontwikkelen hierdoor beperkte vaardigheden rondom het aangaan van intieme relaties, wat kan leiden tot agressief seksueel gedrag (Hudson, 2000). Dit wil echter niet zeggen dat alle jongeren met een verstoorde relatie met ouders zich ontwikkelen tot daders van seksueel geweld.

Jongeren die opgroeien in een omgeving met veel armoede, geweld en drugsgebruik worden vaker op jonge leeftijd zwanger (Kirby, 2007). Dit heeft mogelijk ook te maken met het ontbreken van een toekomstperspectief. Jongeren die opgroeien met beide biologische ouders (ten opzichte van stiefouders of eenoudergezinnen) gebruiken vaker anticonceptie en worden minder vaak ongepland zwanger. Als ouders hogeropgeleid zijn en meer verdienen, is de kans op zwangerschap en agressie kleiner (Kirby, 2007; Van Lee, 2009; Xie, 2001). Ook als ouders excessief alcohol of drugs gebruiken of hun kinderen mishandelen is er een grotere kans op ongeplande zwangerschap (Kirby, 2007; Woodward, 2001), agressie of seksuele victimisatie (Bogaerts, 2000; De Bruijn, 2006; De Graaf, 2007). Als moeder, broers of zussen voor hun 20e een kind kregen, is de kans op tienerzwangerschap bij de jongere zelf groter (Kirby, 2007; Woodward, 2001).

Tot slot speelt ook de houding ten aanzien van seks in het gezin van herkomst een rol. Zo is de kans groter dat jongeren anticonceptie gebruiken op het moment dat ouders ruim van tevoren seks en anticonceptie met hun kind bespreken. Als dit door de moeder gebeurt, is de invloed sterker (De Graaf, 2007; Kirby, 2007). Meisjes die vaker met hun moeder over seks spraken voor hun eerste keer, en niet alleen over de biologische kanten (maar ook over de emotionele kanten en over opwinding), ervaren de eerste keer vaker als iets plezierigs, kiezen zelf vaker voor de eerste keer geslachtsgemeenschap, kijken ernaar uit en zijn beter voorbereid. Ook zijn ze beter in staat om veranderingen aan te brengen als seksuele ervaringen niet helemaal naar wens verlopen. Ze kunnen beter aangeven wat ze willen op seksueel gebied en beter ongewenste seks weigeren (De Graaf, 2007). Maar ook de opvoedingscultuur is van invloed: in Antilliaanse en Surinaamse culturen komt alleenstaand jong ouderschap meer voor en wordt minder snel als een probleem gezien (Van Berlo, 2005). Jongeren zullen derhalve minder adequaat gebruikmaken van anticonceptie. Gebrek aan openheid en acceptatie van seksualiteit spelen een rol in islamitische en streng religieuze gezinnen. Hierdoor zijn streng religieuze jongeren soms minder goed voorbereid op hun seksuele contacten of ze ervaren schuld- en schaamtegevoelens.

Leeftijdsgenoten
In veel onderzoek is aangetoond dat leeftijdsgenoten in de puberteit belangrijker worden en dat jongeren overeenkomsten vertonen met hun vrienden, ook wat seksuele ervaring betreft. Veelal kiezen jongeren gelijkgestemden als hun vriendengroep (Engels, 2007). In sommige (jeugd)subculturen kan wel sprake zijn van sociale druk. Zo ervaren sommige jongeren dat het in hun vriendengroep belangrijk is om seksueel ervaren te zijn om erbij te horen (De Graaf, 2008). Onder Marokkaanse en Turkse jongens is dit percentage hoger dan onder autochtone Nederlandse jongens.

Opvattingen over seksualiteit onder leeftijdsgenoten zijn van invloed op seksueel gedrag. Als iemand bijvoorbeeld weet dat veilig vrijen en het bij je hebben van condooms de norm is, is het eenvoudiger om de stap naar veilig vrijen te maken. Een positieve houding van leeftijdsgenoten ten aanzien van beschermingsgedrag blijkt bij jongeren sterk samen te hangen met consequent condoomgebruik (De Graaf, 2005).

Media
In Nederland is tot op heden nog geen verband gevonden tussen het zien van seksueel getinte mediabeelden of beelden waarin vrouwen als lustobject worden gezien en onveilige of ongewenste seks. Wel toonde Nederlands onderzoek verbanden aan tussen het zien van seksueel getinte mediabeelden (porno en sterk seksueel getinte videoclips) en seksueel gedrag of opvattingen over seksualiteit. Dit gedrag en deze opvattingen hangen samen met de mate waarin de jongeren mediabeelden realistisch vinden of relevant. Of het mediagebruik de oorzaak of het gevolg is van deze opvattingen, kan hieruit niet geconcludeerd worden (De Graaf, 2008; De Graaf, 2009). Wel kunnen de beelden bestaande opvattingen en bestaand gedrag bestendigen.

Inmiddels is er wel één longitudinale Amerikaanse studie die een verband heeft gevonden tussen het zien van seksueel getinte beelden en de kans op tienerzwangerschap. Jongeren die uitzonderlijk veel kijken naar seksueel getinte media, hebben een twee keer zo grote kans om in de jaren erna zwanger te worden dan jongeren die hier uitzonderlijk weinig naar kijken (Chandra, 2008). In de uitgebreide literatuurstudie werd de nadruk gelegd op eventuele negatieve gevolgen van geseksualiseerde media. Onderzoek waar geen of een positief effect werd gevonden, werd in dit rapport simpelweg weggelaten.

In onderzoek naar de invloed van porno op seksuele grensoverschrijding wordt gevonden dat vooral mannen met aanleg tot seksueel agressief gedrag de meer gewelddadige vormen van porno opzoeken, vaker porno kijken en hier sterker door beïnvloed worden (Kingston, 2009; Malamuth, 2000; Vanwesenbeeck, 1999). Wanneer echter de illusie wordt gewekt dat het slachtoffer de seks ook lekker vindt, kunnen andere jongeren ook het idee krijgen dat het in orde is om vrouwen te belagen (Nikken, 2009).

Kenmerken van de partner
De meeste seksuele ervaringen van jongeren vinden plaats binnen een relatie. Het hebben van een partner vergroot de kans dat iemand seksuele ervaring heeft. Wanneer de partner (veel) ouder is, is de kans op seksuele ervaring nog groter. Waarmee ook de kans op inadequaat anticonceptiegebruik en zwangerschap groter wordt. Echter op het moment dat de partner positief staat ten opzichte van anticonceptiegebruik, is de kans op daadwerkelijk gebruik ook groter (Widman, 2006). Op het gebied van seksuele grensoverschrijding blijkt de dader in veel gevallen de partner te zijn (Maxwell, 2003; Testa, 2007). Ook lijken vrouwen minder geneigd om weerstand te bieden aan bekende daders. Als de dader een vaste partner is, moet iemand kiezen tussen zijn eigen belang (weerstand bieden) of de relatie met de dader (partner niet willen verliezen) (Gidycz, 2006).

Alcoholgebruik
Bij ongewenste seksuele ervaringen spelen alcohol of drugs vaak een rol (Messman-Moore, 2008). Dat geldt vooral voor grensoverschrijdend seksueel gedrag buiten een intieme relatie (Testa, 2007). Ook geven meisjes die vaker en meer alcohol gebruiken, vaker aan dat ze spijt hebben gehad van een seksuele ervaring of weleens tot seks gedwongen zijn (Corbin, 2001; Harreveld, 2009). Verklaringen die de meisjes zelf gaven, waren bijvoorbeeld dat alcohol ervoor zorgde dat ze iets deden wat ze anders niet hadden gedaan, dat ze de ander aantrekkelijker gingen vinden, dat ze de risico’s niet meer goed konden inschatten of dat ze niet meer in staat waren weerstand te bieden (Coleman, 2005; Harreveld, 2009). Toch zijn er ook meisjes die veel uitgaan en drinken die toch geen ongewenste seksuele ervaringen hebben. Ze beschrijven ongeveer dezelfde effecten. Maar de meisjes uit deze groep hebben vaker sterke ‘principes’ (bijvoorbeeld: geen seks hebben met een onbekende), waar ze – ook onder invloed – niet van afwijken. De principes bestaan vaak ook in de vriendengroep (die hen daarom kan helpen om zich eraan te houden). Voldoende zelfvertrouwen kan hierbij helpen. Meisjes zonder ongewenste seksuele ervaringen zorgen daarnaast vaker voor een veilige slaapplaats dan meisjes met ongewenste ervaringen (Harreveld, 2009).

Referenties


Pagina als PDF