Richtlijn: Seksuele ontwikkeling (2014)

Onderbouwing

Taken JGZ professional

De JGZ volgt kinderen in de leeftijd van 0 tot 19 jaar. Tan aanzien van de seksuele ontwikkeling kan de taak van de JGZ omschreven worden als:

Het stimuleren van en adviseren rondom een gezonde seksuele ontwikkeling en opvoeding én het voorkomen van problemen.
Het tijdig signaleren van een niet-optimale seksuele ontwikkeling op fysiek en psychoseksueel gebied en de risicofactoren hiervoor. Het zo nodig inzetten van interventiemaatregelen en desgewenst verwijzen.
De bovengenoemde taken dienen bij te dragen aan de seksuele gezondheid van (jonge) kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 19 jaar. Het doel van de JGZ-richtlijn is het bevorderen van een positieve en gezonde seksuele ontwikkeling en opvoeding én het signaleren en voorkomen van problemen. Voor meer algemene informatie over de uitvoering van de taken van de JGZ verwijzen wij naar de beschrijving in thema 1.

Deskundigheid JGZ professional

De JGZ-professional dient deskundig en competent te zijn om de taken (a, b en c) uit 'Taken JGZ-professionals' uit te voeren.

Competenties JGZ-professional
De seksuele ontwikkeling is een veelomvattend thema, met per ontwikkelingsfase specifieke aandachtspunten. De ene JGZ-professional is hier al meer vertrouwd mee of heeft meer deskundigheid opgebouwd dan de andere. In principe kan iedere JGZ-professional zich onderstaande competenties eigen maken. Naarmate men meer ervaring opdoet met het thema, zal de deskundigheid toenemen en kan handelingsverlegenheid overwonnen worden.

  • Kennis van de seksuele ontwikkeling

Het spreekt voor zich dat een goede basiskennis over de seksuele ontwikkeling van 0 tot 19 jaar onontbeerlijk is om ouders, kinderen en jongeren goed te kunnen begeleiden. Hierbij is het van belang te weten hoe de normale en gezonde seksuele ontwikkeling verloopt en wanneer er sprake is van afwijkend, risicovol of zorgwekkend gedrag. Maar ook kennis over risico- en beschermende factoren, de belangrijkste risicogroepen en mogelijke gevolgen van een ongezonde of schadelijke seksuele ontwikkeling zijn van belang. Daarnaast is kennis gewenst over de seksuele opvoeding alsook kennis over interventies en instrumenten voor begeleiding en ondersteuning.

  • Proactieve en uitnodigende houding 

Een proactieve en uitnodigende houding – bijvoorbeeld kunnen vragen naar de seksuele ontwikkeling of seksueel gedrag en het belang van een gezonde seksuele ontwikkeling kunnen benoemen – kan barrières (zoals schuld en schaamte) wegnemen bij ouders of jongeren om over seksualiteit te praten. De kans is groot dat als de JGZ-professional hier niet zelf actief naar informeert of dit niet bespreekbaar maakt, het kind of de ouder dit onderwerp ook niet aan de orde stelt.

  • Duiden van seksueel gedrag 

De JGZ-professional zal het seksuele gedrag van kinderen moeten kunnen exploreren, bevragen en op merites kunnen beoordelen. De JGZ-professional is vaak aangewezen op observaties en informatie van anderen. Een JGZ-professional moeten kunnen doorvragen naar de beleving, aard, omvang en ernst van het seksuele gedrag en de context waarin het gedrag plaatsvond. De JGZ-professional zal feitelijke en relevante informatie moeten verzamelen om gedrag adequaat te kunnen duiden.

  • Waarden en normen en omgang met diversiteit

Bij het bespreken van seksualiteit en de seksuele ontwikkeling is het belangrijk dat de JGZ-professional zich bewust is van zijn eigen normen en waarden en kan aansluiten bij de normen en waarden van cliënten. Deze kunnen binnen een bepaalde maatschappij, cultuur, levensbeschouwelijke overtuiging, gezin of groep verschillen. Zo zijn er verschillende opvattingen over seksueel gedrag op jonge leeftijd, homoseksualiteit, vrije partnerkeuze of uithuwelijking, vrouwelijke genitale verminking of jongensbesnijdenis, abortus, anticonceptiegebruik, seks voor het huwelijk, et cetera. Het is van belang dat de JGZ-professional de seksuele rechten van de mens kan onderschrijven en een positieve kijk heeft op seksualiteit.

‘Mijn geloof speelt een belangrijke rol in mijn dagelijkse leven. Zo ook in de seksuele opvoeding van mijn kinderen. Soms krijg ik het gevoel dat artsen een negatief beeld hebben van de islam. Ze denken bijvoorbeeld dat mijn zoontje mij niet naakt mag zien. Terwijl ik dat juist goed vind voor zijn ontwikkeling. Ik hecht daarom veel waarde aan een open gesprek met professionals, vrij van vooroordelen.’ 
Aïsha, 44 jaar

 

Handvatten voorlichting en begeleiding 0-6 jaar

In de eerste vier levensjaren is het contact tussen de JGZ, kinderen en ouders het meest intensief. Ouders kunnen de JGZ-professional vragen stellen over het seksuele gedrag en de opvoeding en de JGZ-professional kan relevante informatie en advies geven.

Veelgestelde vragen van ouders
Jonge kinderen ontdekken en onderzoeken hun eigen lichaam en gevoelens, ontdekken verschillen tussen jongens en meisjes, ontdekken eigen en andermans geslachtsdelen, spelen seksuele spelletjes, zijn nieuwsgierig naar het lichaam van andere kinderen, oefenen met het aangeven van wensen en grenzen in spel en leren sociale regels over seksueel gedrag. Voor de meeste kinderen verloopt de seksuele ontwikkeling niet problematisch of zorgwekkend. Ouders en professionals kunnen vragen hebben over de seksuele ontwikkeling of het seksuele gedrag van jonge kinderen. Ouders vragen zich bijvoorbeeld af of het gedrag veelvoorkomend is en/of weten bijvoorbeeld niet welk gedrag normaal of afwijkend is. Of ze realiseren zich niet dat kinderen al vanaf jonge leeftijd een seksuele ontwikkeling doormaken. Het is van belang ouders en professionals hierover goed te informeren en hen zo nodig gerust te stellen. Hiermee wordt voorkomen dat ouders en professionals zich onnodig zorgen maken of seksueel gedrag van kinderen onnodig wordt geproblematiseerd of bestraft.

Veelgestelde vragen van ouders in deze leeftijdsperiode zijn bijvoorbeeld:

  • Mijn kind van 2 jaar speelt voortdurend met zijn plassertje, is dat normaal?
  • Mijn dochter van 3 jaar wil mijn geslachtsdelen aanraken als ik in bad zit, kan ik dat toestaan?
  • De voorhuid van mijn zoon van 2 jaar is erg nauw, is dat problematisch?
  • Mijn zoontje van 5 jaar loopt voortdurend rond in vrouwenkleren, is hij homoseksueel?
  • Ik betrap mijn dochter van 6 jaar soms op seksuele spelletjes, hoever mag ze hierin gaan?

Reageren op vragen en zorgen van ouders over seksueel gedrag
De volgende tips kunnen de JGZ-professional helpen bij het reageren op zorgen en vragen van ouders over gezond seksueel gedrag van jonge kinderen.

  • Seksueel gedrag heeft een functie. Leg uit dat het gedrag (zie hoofdstuk 2 voor handelingsadviezen) veelvoorkomend is en een functie heeft voor het kind. Bijvoorbeeld kinderen die hun eigen geslachtsdelen aanraken ontdekken hun eigen lichaam en eigen gevoelens (wat voelt fijn en wat niet); jongens die in vrouwenkleren rond lopen experimenteren met hun eigen genderidentiteit. Deze gedragingen horen bij een gezonde seksuele ontwikkeling. 
  • Voorbijgaande aard. Vertel ouders dat genoemd seksueel gedrag meestal na verloop van tijd vanzelf weer overgaat. Ouders hoeven daarom geen overmatige aandacht aan het seksuele gedrag (zoals: vieze woorden roepen, in vrouwenkleren lopen, geslachtsdelen aanraken) te besteden. De JGZ-professional komt in een volgend contactmoment terug op de vraag van de ouder, zodat de JGZ-professional kan monitoren of het gedrag van voorbijgaande aard was.
  • Adequate reacties op seksueel gedrag. Soms reageren ouders in paniek op seksueel gedrag, terwijl dit niet nodig is. Bij gezond seksueel gedrag is negeren (geen aandacht aan besteden) of benoemen van het seksuele gedrag (zonder in te grijpen) een adequate reactie. Als ouders gezond seksueel gedrag bestraffen of afkeuren is het goed om door te vragen. Soms is er sprake van paniek, soms zijn persoonlijke waarden en normen in het spel. De JGZ-professional vraagt ouders hoe ze op het gedrag hebben gereageerd, welk gedrag de ouder ontoelaatbaar vindt en waarom. De JGZ-professional kan op basis van de criteria en handelingsadviezen uit hoofdstuk 2 aangeven dat straffen niet altijd de oplossing is en de seksuele ontwikkeling kan belemmeren. De JGZ-professional benoemt naar ouders dat het gedrag voor het kind geen seksuele lading heeft, maar bijdraagt aan (bijvoorbeeld) het ontdekken van het eigen lichaam of de eigen gevoelens.

Op welke leeftijd kun je wat bespreken?
Ouders maken zich soms zorgen over wat je op welke leeftijd aan kinderen kunt vertellen zonder dat het schadelijk is. De JGZ-professional vraagt ouders welke onderwerpen ze met hun kind hebben besproken. Aan de hand van de brochure Seksuele ontwikkeling 0-6 jaar (zie hoofdstuk 4) laat de JGZ-professional zien welke thema’s nog meer relevant zijn. Laat ouders weten dat kinderen die informatie oppakken waar ze zelf aan toe zijn. Betrouwbare informatie is nooit schadelijk voor een kind.

Begeleiding van de seksuele ontwikkeling
In bepaalde situaties hebben kinderen extra begeleiding of ondersteuning nodig. Ouders spelen dan een belangrijke rol. Ze kunnen de seksuele ontwikkeling van hun kind monitoren en volgen en seksueel gedrag van hun kind tijdig bijsturen, begrenzen en corrigeren. De JGZ-professional dient ouders hierbij te ondersteunen door handvatten voor de seksuele opvoeding te bieden.

De JGZ-professional geeft ouders bijvoorbeeld voorbeelden van hoe ze hun kind kunnen uitleggen dat bepaald gedrag niet gepast of toelaatbaar is. In de casuïstiek wordt seksueel gedrag beschreven, met tips voor de JGZ-professional om dit bespreekbaar te maken met ouders. De JGZ-professional kan onderstaande voorbeelden gebruiken bij het bieden van seksuele opvoedingsondersteuning aan ouders.

Casus 1: imiteren van geslachtsgemeenschap.
Vrijwillige seksuele spelletjes, zoals stapelen (naakt op elkaar liggen) komen vaker voor en zijn niet zorgwekkend. Imitatie van geslachtsgemeenschap komt minder vaak voor, maar hoeft niet direct zorgwekkend te zijn. Ouders dienen dit gedrag echter wel af te leren, door het gedrag te benoemen, te begrenzen en uit te leggen waarom ze het begrenzen (Frans, 2010). Bijvoorbeeld: ‘Ik zie dat jullie doen alsof jullie vrijen. Ik heb liever niet dat jullie dat doen, dat vind ik meer iets voor grote mensen.’ Leg ouders uit dat het voor een gezonde seksuele ontwikkeling belangrijk is dat kinderen soms begrensd worden. Op deze manier leren kinderen sociale regels (Frans, 2010).

Casus 2: genderidentiteitsontwikkeling.
Een moeder van Ghanese afkomst vraagt hoe zij het vrouwelijke gedrag van hun zoontje van 5 jaar kan bijsturen. Ze heeft geen behoefte aan ‘westers’ advies. Ze vertelt dat in haar cultuur mannen een sterke genderstereotiepe rol hebben.

In hoofdstuk 2 worden theorie en handelingsadviezen beschreven. In dit geval staat er het volgende:
‘De ontwikkeling van de genderidentiteit is een doorlopend proces vanaf de geboorte. Het is het socialisatieproces van kinderen tot jongen of meisje, waarbij opvoeding, omgevingsfactoren én biologische factoren een grote rol spelen. […] De genderidentiteit van een kind kan zich uiten in zichtbaar jongensachtig en meisjesachtig gedrag; bijvoorbeeld door haardracht, kleding, voorkeur voor spelletjes en voorkeur voor speelgoed. […] Experimenteren met genderidentiteit hoort bij een gezonde genderidentiteitsontwikkeling en hoeft dus niet afgeleerd te worden. […] Ouders hebben er soms moeite mee als hun kind zich niet volgens de heersende gendernormen gedraagt. Mede hierdoor kunnen deze kinderen emotionele en sociale problemen ontwikkelen. Wat als een “normale” genderspecifieke ontwikkeling wordt gezien, verschilt per cultuur.’

De JGZ-professional stelt ouders gerust en legt uit dat gendervariaties voorkomen binnen een gezonde seksuele ontwikkeling. De JGZ-professional vraagt naar de visie van ouders en neemt de zorgen serieus. De JGZ-professional geeft aan de hand van de literatuur (cultuuronafhankelijk) aan dat het belangrijk is kinderen ruimte te geven in hun genderidentiteitsontwikkeling. Kinderen kunnen anders emotionele en sociale problemen ontwikkelen. De JGZ-professional adviseert om variatie in gendergedrag te accepteren en gevoelens van het kind serieus te nemen. De JGZ-professional kan kind en ouders ondersteunen. In dit geval vraagt de JGZ-professional de ouders hoe ze ondersteund willen worden: waar willen ze hulp bij?

Casus 3: aanraken van geslachtsdelen van andere kinderen met de mond.
Of bijvoorbeeld het stoppen van voorwerpen in vagina of anus (bij zichzelf of andere kinderen). In deze situatie dienen ouders het gedrag te corrigeren. Bijvoorbeeld: ‘Je mag geen kraal in de anus van je broertje stoppen. Dat is gevaarlijk en doet pijn.’ Vertel ouders dat ze ook consequenties aan dit gedrag moeten verbinden. Bijvoorbeeld: ‘Als je het nog een keer doet, mag je niet meer buiten spelen’ (Frans, 2010). Leg ouders uit dat seksueel gedrag gecorrigeerd moet worden als het pijnlijk of schadelijk is voor het kind zelf of de ander.

Stappen voor begeleiding van ouders
De JGZ-professional dient vragen en zorgen van ouders over seksueel gedrag serieus te nemen en ouders de ruimte te geven om hun verhaal te vertellen. Voor een goede begeleiding dient de JGZ-professional een goed beeld van de vraag of het gedrag te krijgen. Vraag door naar feitelijk waarneembaar gedrag van het kind. Stem vervolgens met de ouders af aan welke ondersteuning ze behoefte hebben. Waar willen ze hulp bij? Hebben ze behoefte aan tips voor begrenzen/corrigeren? Laat ouders hun kind tijdelijk monitoren: wanneer vertoont hun kind het seksuele gedrag en hoe vaak? Zo kunnen ouders zich een beter beeld vormen van het gedrag. In een volgend gesprek kan de JGZ-professional er dan ook makkelijker op terugkomen. De volgende stappen voor begeleiding kunnen de JGZ-professional helpen bij het ondersteunen van ouders in de seksuele opvoeding van jonge kinderen:

  • Stap 1: reageren op zorgen van ouders of opvoeders. De JGZ-professional neemt de zorgen van ouders serieus en geeft ruimte aan de visie en kijk op het gedrag van de ouders. 
  • Stap 2: doorvragen. De JGZ-professional vraagt door naar feiten en observeerbaar gedrag van het kind. Spreek de ouders niet op een beschuldigende manier aan, maar leg uit dat het belangrijk is om de situatie goed in beeld te krijgen. Waar maken de ouders zich vooral zorgen om? 
  • Stap 3: criteria doornemen. De JGZ-professional gebruikt de handelingsadviezen uit hoofdstuk 2 ten aanzien van de ontwikkelingsfase van 0 tot 6 jaar om te interpreteren/beoordelen of het gaat om een gezonde seksuele ontwikkeling. De JGZ-professional legt uit hoe het gedrag geïnterpreteerd kan worden. Als er sprake is van gedrag waarvoor doorverwezen dient te worden, verwijst de JGZ-professional door. 
  • Stap 4: begeleiding bepalen. Vraag de ouders hoe ze ondersteund willen worden. Waar willen ze vooral hulp bij? Geef ouders tips over het stellen van regels en begeleiding van het gedrag. Vertel ouders dat het kan helpen om het gedrag van hun kind tijdelijk te monitoren, bijvoorbeeld door bij te houden wanneer hun kind het seksuele gedrag vertoont, in welke situatie en hoe vaak. Ouders kunnen zo tijdig ingrijpen als het ongewenste gedrag zich blijft voordoen. De JGZ-professional kan in een volgend contactmoment de observaties van de ouders navragen.

Handvatten voorlichting en begeleiding 6 tot 12 jaar

In deze leeftijdsfase ziet de JGZ-professional kinderen (en ouders) in principe eenmaal, op 10-/11-jarige leeftijd. In sommige regio’s blijft het contact beperkt tot het invullen van een vragenlijst. Ouders en professionals kunnen vragen of zorgen hebben over het seksuele gedrag of de seksuele ontwikkeling van het kind.

Veelgestelde vragen van ouders
In deze fase ontdekken en onderzoeken kinderen nog steeds hun eigen lichaam en gevoelens, én het lichaam en de gevoelens van anderen. Alleen gebeurt dit vaker buiten het gezichtsveld van volwassenen. Ze krijgen meer gevoel voor sociale regels, waardoor ook gevoelens van schaamte kunnen ontstaan (niet meer bloot of douchen in bijzijn van anderen). Ook kunnen in deze fase de eerste gevoelens van verliefdheid ontstaan en begint tegen het eind van deze fase de voorfase van de puberteit, met bijbehorende lichamelijke en emotionele veranderingen en onzekerheid.

Voor en tijdens de (pre)puberteit kunnen ouders vragen hebben over de lichamelijke veranderingen van hun zoon of dochter (te snel, te vroeg), over gedrag waar ze zich zorgen over maken (opeens te sexy kleden, naar porno kijken, e.d.) maar ze kunnen ook vragen hebben over seksuele voorlichting: wanneer begin je daarmee en hoe doe je dat op een leeftijdsadequate manier? Ouders willen vaak weten hoe je kunt reageren op vragen over bijvoorbeeld: puberteit, voortplanting, zaadlozing of menstruatie. Ook kinderen zelf kunnen vragen hebben over menstruatie, zaadlozing, vruchtbaarheid, puberteit en negatieve ervaringen hebben met seksualiteit (seksuele grensoverschrijding of intimidatie) of zelf vroegrijp en seksueel actief zijn. De JGZ-professional dient ouders en kinderen te informeren en waar mogelijk gerust te stellen of te adviseren. Hiermee wordt voorkomen dat ouders en kinderen zich onnodig zorgen maken over de seksuele ontwikkeling of seksueel gedrag onnodig afkeuren of bestraffen.

Veelgestelde vragen van ouders:

  • Mijn dochter van 8 krijgt borsten, is dat te vroeg?
  • Mijn zoon van 10 masturbeert dagelijks, hoe ver mag hij hierin gaan?
  • Op welke leeftijd kan ik beginnen met seksuele voorlichting?
  • Mijn kind wil niet met mij praten over seksualiteit, hoe pak ik dit aan?
  • Ik betrap mijn dochter soms op het bekijken van erotische websites, kan ik dat toestaan?
  • Mijn zoon speelt alleen met meisjes, is hij homoseksueel?
  • Wat is geschikt voorlichtingsmateriaal en waar vind ik dat?

 
Reageren op zorgen van ouders over seksueel gedrag
Voor het ondersteunen van ouders bij de seksuele opvoeding van 6- tot 12-jarigen gebruikt de JGZ-professional de ‘algemene handvatten seksuele opvoeding’ en ‘LOVE-regels’ zoals deze beschreven zijn in paragraaf 3.6.1. Ook de tips uit paragraaf 3.3.1 sluiten aan bij 6- tot 12-jarigen.

Op welke leeftijd kun je wat bespreken?
Betrouwbare informatie is nooit schadelijk voor een kind. Laat ouders weten dat kinderen de informatie oppakken waar ze zelf aan toe zijn. Aan de hand van brochures over de seksuele ontwikkeling (zie hoofdstuk 4) laat de JGZ-professional zien welke thema’s relevant kunnen zijn. Denk bij kinderen van 10 tot 12 jaar bijvoorbeeld aan: seksuele gevoelens, verliefdheid, zwangerschap & voortplanting, puberteit, seksuele oriëntatie, wensen en grenzen, seksuele grensoverschrijding (Van Lee, 2008).

Voorbeelden

  • Puberteit. Ouders kunnen vanaf deze leeftijd praten over de lichamelijke en emotionele veranderingen in de puberteit (lichaam, gedrag, gevoelens). Ook kunt u ouders de folder Puber in huis! (zie hoofdstuk 4) meegeven. Informeer pubers zelf ook (bijvoorbeeld met de pubergids) en vraag of ze vragen hebben. 
  • Voortplanting. Adviseer ouders om in het kader van voortplanting en vrijen ook over de risico’s te praten (zoals een soa en ongeplande zwangerschap) en over voorzorgsmaatregelen (anticonceptie en voorbehoedsmiddelen). Vertel ouders dat de meeste pubers op deze leeftijd nog niet vrijen, maar dat ze juist baat hebben bij een goede voorbereiding op het moment dat ze vruchtbaar zijn. De JGZ-professional kan pubers ook zelf informeren over de seksuele rijping en de voortplanting. 
  • Wensen en grenzen. Ouders kunnen vanaf deze leeftijd over wensen en grenzen praten met hun kind(eren) in het kader van verliefdheid of verkering. Ouders kunnen vragen wat hun puber fijn vindt aan verkering en ‘wat als’-situaties voorleggen: ‘Wat zou je doen als iemand met jou wil zoenen, terwijl jij dat (nog) niet wilt?’ De JGZ-professional kan pubers ook zelf informeren over wensen en grenzen.
  • Seksuele grensoverschrijding. Seksuele grensoverschrijding kan op deze leeftijd voorkomen. Vertel ouders dat het belangrijk is dat ze hun kind(eren) laten merken dat het bij hen terechtkan als het iets vervelends heeft meegemaakt of geheimen heeft. Bespreek dit ook met de jongere zelf. Maak duidelijk dat seksuele grensoverschrijding niet toelaatbaar is en dat het belangrijk is wensen en grenzen te uiten en te respecteren.

Hoe praat je over voortplanting?

Shirley, 8 jaar: ‘Waar is dit voor (pakje tampons uit de wc)?’
Ouder: ‘Dat is voor als een vrouw ongesteld is.’
Shirley: ‘Waarvoor dan?’
Ouder: ‘In de buik van een vrouw zitten eitjes en die kunnen samen met een zaadje van een man een kind maken. Als je groter bent is er elke maand één eitje rijp om een kind van te maken. In de baarmoeder wordt dan een soort nestje gemaakt, waar het eitje in kan nestelen. Als er geen zaadje bij het eitje is gekomen, kan er geen kindje groeien. Het eitje komt dan samen met het nestje van slijm en bloed uit het lichaam. Een soort grote schoonmaak. Dat gebeurt elke maand en noem je “ongesteld”. Iedere vrouw wordt ongesteld, het is heel normaal. Je gebruikt dan maandverband of tampons om het bloed op te vangen. Een meisje wordt meestal voor het eerst ongesteld tussen de 10 en 16 jaar.’
Shirley: ‘Oké’ (en speelt verder met haar pop).


Begeleiding van de seksuele ontwikkeling
In bepaalde situaties hebben kinderen extra begeleiding of ondersteuning nodig. Ouders spelen dan een belangrijke rol. Ze kunnen de seksuele ontwikkeling van hun kind monitoren en seksueel gedrag van hun kind tijdig bijsturen, begrenzen en corrigeren. De JGZ-professional dient ouders hierbij te ondersteunen.

Casus 1: masturbatie.
De meeste kinderen masturberen, jongens doen dit vaker dan meisjes. De aanleiding voor masturbatie kan een lichamelijke aanraking zijn of confrontaties met seksueel opwindend materiaal. Masturbatie hoort bij een gezonde seksuele ontwikkeling en hoeft niet afgeleerd te worden. Veelvuldige masturbatie komt minder vaak voor en hoeft niet direct zorgwekkend te zijn. Ouders kunnen het gedrag bijsturen door af te leiden, het gedrag te benoemen, te begrenzen en uit te leggen waarom ze begrenzen (Frans, 2010). Bijvoorbeeld: ‘Zullen we even een spelletje x spelen?’ of ‘Ik begrijp dat het aanraken van [fijn plekje, gevoelig plekje, geslachtsdeel] prettig voelt. Ik heb liever dat je dat niet in de woonkamer doet.’ Op het moment dat masturbatie de ‘normale ontwikkeling van het kind verstoort of remt’ – wat dus betekent dat het kind niet meer aan het gewone leven kan deelnemen omdat de masturbatie dit in de weg staat – kunnen ouders het beste in gesprek gaan met de jeugdarts. Aan het gedrag kan een dieperliggend probleem ten grondslag liggen. De JGZ-professional gebruikt dan de criteria zoals beschreven in hoofdstuk 2 om te bepalen of verwijzing noodzakelijk is.

Casus 2: seksueel opwindende beelden.
Vooral jongens zijn vanaf een jaar of 10 geïnteresseerd in seksueel getinte beelden en pornografie. Ze vinden dit vaak spannend, raken er opgewonden van of zijn nieuwsgierig. Ouders hoeven zich hier niet direct zorgen over te maken. Wel kunnen ze uitleggen dat deze beelden niet altijd realistisch zijn. Ouders kunnen waarden en normen meegeven door bijvoorbeeld samen naar een videoclip te kijken en te vragen naar de mening van het kind/ de jongere: ‘Wat vind jij van die videoclip? .. [antwoord] Ik vind [mening, bijvoorbeeld: dat de man niet echt vriendelijk doet naar de vrouw. Ik vind dat eigenlijk niet echt normaal als je verliefd bent, een relatie hebt, samen vrijt], wat vind jij daar dan van?... etc.’

Casus 3: seksueel spel of grensoverschrijding?
De ouders van een 7-jarige meisje komen tijdens een consult bij een JGZ-professional. Ze geven aan dat hun dochter van 7 jaar door een klasgenootje is misbruikt. Het vriendje (7 jaar) heeft het meisje gelikt aan haar vagina.

In hoofdstuk 2 staat het volgende:
‘Vrijwillige […] seksuele ervaringen, gedrag of contact met anderen komt voor het twaalfde jaar voor: tussen kinderen onderling, met vriendjes of vriendinnetjes van hetzelfde of het andere geslacht en met familieleden (broers/zussen, neven/nichten). […] Oraal seksueel gedrag komt weinig voor onder kinderen van 6 tot 12 jaar. Seksueel gedrag wat niet veel voorkomt hoeft niet per se zorgelijk te zijn. Ouders kunnen dit gedrag bijsturen door het te benoemen, te begrenzen en uit te leggen waarom ze het begrenzen. […] Seksueel spel dient begrensd of afgeleerd te worden als er sprake is van dwang/onvrijwilligheid, het spel niet met wederzijdse instemming plaatsvindt, het spel een ander of het kind zelf pijn doet of als er sprake is van machtsmisbruik of ongelijkwaardigheid.’

De JGZ-professional stelt in deze situatie ouders gerust, mits er geen sprake was van dwang/onvrijwilligheid, en legt uit dat seksueel contact tussen kinderen onderling op deze leeftijd vaker voorkomt en veelal buiten het gezichtsveld van volwassenen. Vervolgens legt de JGZ-professional uit dat het belangrijk is om een goed beeld van de situatie te krijgen en vraagt door naar feitelijk en observeerbaar gedrag. De JGZ-professional vraagt naar de visie van ouders op het seksuele gedrag en neemt de zorgen serieus. De JGZ-professional geeft aan de hand van de theorie aan dat seksueel contact tussen kinderen onderling (van dezelfde leeftijd) begrensd/afgeleerd dient te worden op het moment dat er geen wederzijdse instemming is, als er sprake is van dwang/onvrijwilligheid of als een kind herhaaldelijk geslachtsdelen met de mond aanraakt én niet ontvankelijk is voor bijsturing.

De JGZ-professional kan kind en ouders ondersteunen bij het begrenzen en afleren van seksueel gedrag. In dit geval vraagt de JGZ-professional de ouders hoe ze ondersteund willen worden: waar willen ze hulp bij? De JGZ-professional kan ouders tips geven of bijvoorbeeld doorverwijzen naar een andere vorm van hulpverlening waarbij ouders en kind ondersteund worden. Denk aan een verwijzing naar een psycholoog, pedagoog of gedragstherapeut.

Zie voor stappen bij begeleiding van ouders ook paragraaf 3.3.3.

Handvatten voorlichting en begeleiding 12 tot 19 jaar

De JGZ-professional ziet kinderen in deze leeftijdsfase meestal 1 à 2 keer. Meestal rond de 13 à 14 jaar en sinds kort op 15- of 16-jarige leeftijd (extra 14+-contactmoment). Jongeren kunnen verwezen worden naar Sense-spreekuren of de Sense-infolijn indien zij specifieke vragen of problemen hebben op het gebied van seksualiteit.

Veelgestelde vragen van jongeren
Vanaf een jaar of 12 komen kinderen in de puberteit. Ze worden zelfstandiger en zetten hun eerste stappen in hun ‘seksuele carrière’. Ze beginnen met tongzoenen, voelen/strelen, vingeren/aftrekken en geslachtsgemeenschap. Ook ontdekken pubers in deze fase hun seksuele voorkeur en leren ze hun wensen en grenzen aan te geven. De centrale thema’s voor 12- tot 19-jarigen zijn: relaties en verliefdheid, seksuele oriëntatie, seksueel gedrag (masturbatie, zoenen, voelen onder de kleren, elkaar bevredigen, geslachtsgemeenschap, orale/anale seks, porno), seksuele gevoelens/opwinding, genderidentiteitsontwikkeling, anticonceptie/voorbehoedsmiddelen, soa’sa, (ongeplande) zwangerschap, wensen en grenzen/weerbaarheid en seksuele grensoverschrijding, omgang met media, positieve en negatieve ervaringen.

Jongeren vinden het over het algemeen zelf niet gemakkelijk om vragen aan professionals te stellen over seksualiteit en relaties. Ze hebben zelf vaak wel vragen, maar voelen zich soms onzeker of schuldig op dit terrein. De JGZ-professional informeert jongeren proactief en maakt seksualiteit bespreekbaar.

Veelgestelde vragen van jongeren:

  • Hoe weet ik of ik een soa heb?
  • Hoe ziet een vrouwen- of mannenlichaam eruit?
  • Hoe vertel je iemand dat je verliefd op hem/haar bent?
  • Mijn penis is een beetje krom, is dat normaal?
  • Mijn borsten zijn zo klein, komt dit nog goed?
  • Hoe lang duurt een normale ongesteldheid en hoeveel kramp heb je dan?
  • Als je de pil een paar maanden doorslikt en een paar dagen vergeet, hoeveel kans heb je dan om zwanger te worden?
  • Als ik moet blozen als een jongen naar me kijkt, ben ik dan homoseksueel?


Reacties op vragen en zorgen
Voor jongeren is het niet altijd eenvoudig om vragen te stellen aan professionals over seksualiteit. Schaamte, onervarenheid of schuldgevoelens kunnen hierbij een rol spelen. Voor het ondersteunen van jongeren in hun seksuele ontwikkeling zijn in paragraaf 3.4.4 tips opgenomen om seksualiteit met jongeren bespreekbaar te maken.

Op welke leeftijd kun je wat bespreken?
In deze leeftijdsfase zijn veel verschillende thema’s relevant. Denk voor jongeren van 12 tot 19 jaar bijvoorbeeld aan: de seksuele carrière, (voorbereiding op) de eerste keer seks, flirten op internetsites, interesse in porno/erotisch materiaal, wensen en grenzen in een relatie, seksuele oriëntatie, genderidentiteitsontwikkeling, seksuele risico’s en grensoverschrijding (Van Lee, 2008).

Voorbeelden
De JGZ-professional kan de verschillende relevante thema’s op onderstaande wijze bespreekbaar maken.

  • Seksuele carrière. Voor de meeste jongeren verloopt de seksuele ontwikkeling stapsgewijs (zoenen, tongzoenen, strelen, naakt vrijen, geslachtsgemeenschap, orale seks). Ouders en de JGZ-professional kunnen jongeren betrouwbare informatie geven over relaties en seksualiteit, bijvoorbeeld door jongeren te wijzen op www.sense.info en jongeren foldermateriaal (pubergidsen) mee te geven. 
  • Eerste keer seks. Sommige jongeren doen al op zeer jonge leeftijd ervaring op met geslachtsgemeenschap (7% op 12- tot 14-jarige leeftijd), de zogenaamde vroege starters. De eerste keer seks, met name op jonge leeftijd, wordt niet altijd als prettig ervaren. Laat weten dat iedere puber hierin een eigen tempo heeft en dat de ander je niet onder druk mag zetten. Als er sprake is van een groot leeftijdsverschil tussen de partners, kan seksualiteit verschillend beleefd worden. Als de ander seksueel meer ervaren is en ouder, kan het lastig zijn goed voor eigen wensen en grenzen op te komen. Leg uit dat dwang of overhalen niet thuishoort in een gelijkwaardige relatie.
  • Interesse in porno/erotisch materiaal. Bij veel jongeren (vooral jongens) groeit de interesse in erotisch materiaal vanwege nieuwsgierigheid en opwindende gevoelens. Ook dit is veelvoorkomend gedrag en hoort bij een gezonde seksuele ontwikkeling. De JGZ-professional dient jongeren te informeren over het realiteitsgehalte van erotisch materiaal, om zo te voorkomen dat jongeren een irreëel beeld ontwikkelen over wat ‘normaal’ is in seks en waar jongens/meisjes van genieten tijdens seks. 
  • Flirten op internet/datingsites. Internet en/of mobiele applicaties spelen een belangrijke rol bij het contact leggen en/of flirten onder jongeren. Wijs jongeren op de voor- en nadelen van digitale communicatie (zie ook www.kindonline.nl), de risico’s en hoe ze hier verantwoord mee om kunnen gaan. 
  • Wensen en grenzen in relaties. Jongeren doen vanaf deze leeftijd ervaring op met relaties (verliefdheden, verkering maar ook eerste seksuele contacten). Een belangrijk aandachtspunt is de communicatie over wensen en grenzen. Maak duidelijk dat lang niet alle jongeren meteen weten wat ze wel en niet prettig vinden en dat het lastig is om wensen en grenzen aan te geven. Wijs jongeren op ‘Can you Fix It’ (filmpjes op www.sense.info), waar jongeren kunnen oefenen met het aangeven van eigen wensen en grenzen en het herkennen van andermans wensen en grenzen. Ouders kunnen informatie vinden op www.uwkindenseks.nl
  • Seksuele oriëntatie. Sommige jongeren worstelen met hun seksuele voorkeur, onder andere vanwege een geringe zelfacceptatie of geringe acceptatie in hun eigen omgeving. Het is belangrijk aan te geven dat seksuele diversiteit normaal is en dat iedereen het recht heeft hier op eigen wijze uiting aan te geven. Wijs jongeren voor meer informatie naar www.sense.info of www.allesovergay.nl
  • Genderidentiteit. Soms vertonen jongeren sterk atypisch gendergedrag en/of zijn ze ontevreden over hun eigen geslacht. Veelal wordt in de puberteit duidelijk of dit gedrag/gevoel blijvend van aard is. In het literatuuronderzoek (hoofdstuk 2) en de overzichtskaarten is duidelijk beschreven wanneer mogelijk sprake is van genderdysforie en wat de JGZ-professional dan doet. 
  • Seksuele risico’s. Jongeren moeten weten wat de risico’s van onveilige seks kunnen zijn: seksueel overdraagbare aandoeningen en ongeplande zwangerschap. De JGZ-professional kan jongeren vertellen over anticonceptiemethoden en de morning-afterpil of wijzen op relevante informatiebronnen zoals Sense.info, de infolijn en Sense-spreekuren. De website www.anticonceptievoorjou.nl is een handig zelfkeuze-instrument voor jongeren die anticonceptie overwegen. 
  • Seksuele dwang en grensoverschrijding. Seksuele dwang en overhalen komen nog steeds veel voor. Maak duidelijk dat ook deze onderwerpen bespreekbaar zijn bij de JGZ. Indien er sprake is van een strafbaar feit (zie ook hoofdstuk 7, Juridische kaders) kan men overwegen een melding of aangifte te doen bij de politie. Tevens kan een gesprek of onderzoek bij de huisarts zinvol zijn of hulp gewenst zijn bij de verdere verwerking.

Begeleiding van de seksuele ontwikkeling
Soms hebben jongeren extra begeleiding of ondersteuning nodig. Dit kan zijn vanwege seksueel gedrag wat schadelijk voor henzelf of anderen is of vanwege seksuele risico’s. De JGZ-professional kan onderstaande voorbeelden gebruiken bij het bieden van begeleiding en ondersteuning aan jongeren en jongeren bij seksuele problemen en wijzen op de Sense-spreekuren (zie www.sense.info).

Casus 1: Digitaal daten/sexting.
Een jongen van 16 jaar had met instemming van zijn vriendin (15 jaar) een bloot filmpje van haar gemaakt. Na een paar maanden maakte zijn vriendin de verkering uit. Hij was hier zo boos over dat hij het filmpje doorstuurde naar twee vrienden. Zonder dat hij het wist, hebben zij het filmpje op Facebook gezet. Het meisje schaamde zich diep en durfde niemand meer onder ogen te komen.

Het maken en verspreiden van filmpjes met geseksualiseerde beelden is in principe strafbaar. In dit geval hadden beiden hier aanvankelijk samen mee ingestemd, maar heeft de jongen nadien de consequenties van zijn eigen daden niet goed overzien. Het is belangrijk jongeren tijdig te informeren over de risico’s en de gevolgen van dergelijk gedrag en dit gedrag te begrenzen. De filmpjes moeten zo snel mogelijk verwijderd worden van internet. Ook de twee vrienden moeten gewezen worden op de gevolgen en aangesproken worden op hun gedrag. Voor het meisje moet gekeken worden of extra zorg nodig is.

Casus 2: seksueel gedrag
Seksueel gedrag zoals het aanwrijven van het eigen lichaam tegen dat van anderen, lolitagedrag (verleidelijk gedrag ten aanzien van volwassenen), eenmalig gluren, eenmalig seksuele plagerijen, grote interesse in porno, opvallend bezig zijn met seks, promiscue gedrag en geslachtsgemeenschap op zeer jonge leeftijd (12 tot 14 jaar) hoeft niet direct zorgwekkend te zijn, maar is belangrijk om te begrenzen (Frans, 2010). Ook kunnen andere professionals hun zorgen over dit gedrag uiten. Vertel jongeren, ouders en professionals in hun omgeving dat het belangrijk is om het gedrag te benoemen, te begrenzen en uit te leggen waarom het begrensd wordt (Frans, 2010). Jongeren zijn aan het experimenteren en zijn aan het leren dat sommige gedragingen zichzelf of anderen schade toebrengen. Mogelijkerwijs overzien ze zelf deze risico’s nog onvoldoende.

Casus 3: onzekerheid over seksuele identiteit of ervaringen met discriminatie/pesten vanwege seksuele voorkeur.
Een jongen van 15 jaar merkt dat hij verliefd is op een jongen in zijn klas. Hij is hierover in verwarring en is bang dat als zijn klasgenoten hierachter komen ze hem uitmaken voor mietje. Hij is nog nooit eerder verliefd geweest op een jongen en viel altijd op meisjes.

Jongeren kunnen zich in deze fase onzeker voelen over hun seksuele voorkeur, zichzelf hierin niet accepteren of last hebben van of bang zijn voor negatieve reacties uit hun omgeving. De JGZ-professional dient stil te staan bij de twijfels van jongeren over de eigen seksuele identiteit, de mate van zelfacceptatie en mogelijke negatieve reacties uit sociale omgeving. Het is belangrijk om informatie geven over de seksuele ontwikkeling en seksuele voorkeur en steun of hulp bij een eventuele coming-out.

Rachel (15)
‘Ik zou me eigenlijk wel ongemakkelijk voelen als een arts of verpleegkundige mij een vraag zou stellen over seks. Maar als je ergens mee zit, kun je er dan wel makkelijker over beginnen.’

Stappen voor de begeleiding van jongeren
De JGZ-professional dient vragen en zorgen van jongeren serieus te nemen en jongeren de ruimte te geven om hun eigen verhaal te vertellen. Hiervoor is een vertrouwensrelatie van groot belang. De JGZ-professional dient jongeren op hun gemak te stellen en uit te leggen dat veel jongeren vragen of zorgen hebben over hun relaties en seksualiteit. De JGZ-professional laat jongeren zien dat ze bij de JGZ terechtkunnen voor vragen over dit onderwerp en wijst hen op Sense.info of Sense-spreekuren in de regio. De JGZ-professional probeert een goed beeld te krijgen van de behoefte of vraag van jongeren. En onderzoekt of de jongere een informatieve vraag heeft of behoefte heeft aan intensievere begeleiding. Willen ze bijvoorbeeld leren hoe ze beter hun grenzen kunnen aangeven? Of willen ze hulp vanwege negatieve ervaringen? De JGZ-professional nodigt de jongere zelf uit na te denken over verantwoord seksueel gedrag en het maken van seksueel gezonde keuzes.

De volgende stappen kunnen de JGZ-professional helpen bij het ondersteunen van jongeren.

  • Stap 1: vragen en zorgen serieus nemen. De JGZ-professional neemt de vragen en zorgen van de jongere serieus en geeft ruimte aan de eigen visie en kijk op het seksuele gedrag van de jongere zelf. 
  • Stap 2: doorvragen. Voor een goede begeleiding vraagt de JGZ-professional door naar feiten, beleving, context en achterliggende motivaties/redenen voor het seksuele gedrag van de jongeren. Spreek de jongeren niet op een beschuldigende manier aan, maar leg uit dat het belangrijk is om de situatie goed in beeld te krijgen. Waar maken ze zich vooral zorgen om/waar hebben ze met name vragen over? 
  • Stap 3: criteria doornemen. De JGZ-professional vraagt de jongeren wat voor hen seksueel verantwoord gedrag inhoudt en bespreekt de verschillende criteria (3.2.2) en de evidence uit hoofdstuk 2 (inclusief de handelingsadviezen). Als de jongere al wat ouder is, kan hij of zij zelf leren het gedrag te duiden en te kijken wat hij of zij een volgende keer in zo’n situatie zou kunnen doen. Als er sprake is van gedrag waarvoor doorverwezen dient te worden, verwijst de JGZ-professional door. 
  • Stap 4: begeleiding bepalen. Vraag de jongere waarbij ze ondersteuning willen, van wie en hoe. Wijs de jongere onder andere op de Sense-spreekuren in de regio. Vraag ook in hoeverre ouders op de hoogte zijn (zie hoofdstuk 7, Juridische kaders, wanneer bij kinderen van 12 tot 16 jaar toestemming van ouders ook vereist is).

Tips om seksualiteit te bespreken met jongeren
Jongeren vinden het over het algemeen zelf niet gemakkelijk om vragen aan professionals te stellen over seksualiteit en relaties. De volgende tips kunnen de JGZ-professional helpen bij het bespreekbaar maken van seksualiteit en de seksuele ontwikkeling met jongeren.

  • Wie begint? Jongeren vinden het niet altijd gemakkelijk om over relaties en seksualiteit vragen te stellen. Ze vinden het privé, gênant en soms zijn ze gewoon onzeker. Start zelf een gesprek, wacht niet op de jongere. Refereer desnoods in het gesprek aan kennis uit onderzoek over jongeren. Bijvoorbeeld: ‘Wij weten dat veel jongeren die al jong seksueel actief zijn, niet altijd leuke ervaringen hebben met seks.’ En/of: ‘Misschien heb je dit zelf ook meegemaakt of ben je niet goed voorbereid op seks. Ik kan je hier informatie over geven.’
  • Privacy. De meeste jongeren krijgen steeds meer behoefte aan privacy. Voor sommige jongeren is het daarom voldoende om te weten dat ze met vragen over seks ook bij de JGZ terechtkunnen. Andere jongeren stellen gemakkelijk intieme vragen. De JGZ-professional kan jongeren ook vragen of ze personen in hun eigen omgeving hebben die ze in vertrouwen kunnen nemen of om advies kunnen vragen bij problemen of vragen over seksualiteit. Respecteer de privacy van jongeren, maar ga een gesprek niet uit de weg. Licht ook toe waarom je bepaalde vragen stelt. 
  • Veilige sfeer. De jongere moet zich op z’n gemak voelen bij dit onderwerp. Zorg voor een prettige sfeer. Soms praten meisjes makkelijker over dit onderwerp met vrouwelijke dan met mannelijke professionals en vice versa.
  • Klikt het? Soms ‘klikt’ het met de ene jongere gewoon beter dan met de andere. Juist bij een gesprek over relaties en seksualiteit kan deze ‘klik’ belangrijk zijn. De JGZ-professional kan merken dat een jongere dichtklapt bij vragen over dit onderwerp. Verwijs de jongere dan naar een collega, de chat of mail van de Sense-infolijn of het Sense-spreekuur. 
  • Vragen en behoeften van jongeren. Verschillende inventarisaties laten zien dat jongeren veel vragen hebben over relaties en seksualiteit, het vrouwelijke en mannelijke lichaam, soa’s, anticonceptie, seksueel misbruik, vervelende seksuele ervaringen, pijn bij het vrije en (ongeplande) zwangerschap. Het liefst willen ze weten hoe ze seks leuker kunnen maken. De JGZ-professional kan deze onderwerpen gebruiken om ook andere onderwerpen aan de orde te stellen, zoals de kwaliteit van de relatie, de beleving van seksualiteit en eigen wensen en grenzen. 
  • Websites en folders. Jongeren hebben op deze leeftijd steeds meer behoefte aan zelfstandigheid. Ze zoeken het zelf wel uit, hebben geen vragen of weten alles al. Toch valt dat in de praktijk vaak tegen. Gebruik folders, websites of brochures om jongeren informatie te geven. Een betrouwbare website voor jongeren tussen de 12 en 25 jaar is www.sense.info of wijs hen op de Sense-infolijn of Sense-spreekuren.
  • Vragenlijsten. Een verontrustend signaal of een verontrustende uitkomst van een vragenlijst kan aanleiding zijn voor een individueel gesprek. Zo kunnen jongeren bijvoorbeeld op 15-/16-jarige leeftijd een EMOVO-vragenlijst invullen en als blijkt dat jongeren op seksueel gebied problemen of vragen hebben, kan verwezen worden naar de JGZ. De JGZ kan ook op scholen spreekuren houden waarbij seksualiteit een van de onderwerpen is.

‘Ik zou het niet fijn vinden om met een vreemde over seksualiteit te praten. Maar ik vind wel dat het moet kunnen. Een algemeen gesprek vind ik niet zo erg, maar een persoonlijk gesprek wel.’

Joris, 15 jaar


Aanbevelingen van jongeren
In gesprekken met jongeren over de vraag of zij vragen over seksualiteit met de JGZ zouden bespreken kwamen verschillende aandachtspunten naar voren (Maris, 2011). De respondenten waren voornamelijk Nederlandse havoscholieren van een kleine gemeente. Ook deze jongeren gaven een beeld wat overeenkomt met ander onderzoek: namelijk dat ze het zelf lastig vinden om vragen te stellen (de drempel te hoog vinden). Tips om de drempel te verlagen van de jongeren zelf zijn:

  • Algemeen. Een algemeen praatje over seksualiteit heeft een drempelverlagende werking. Jongeren stellen dan eerder zelf vragen en doen ze dit niet, dan krijgen ze toch de informatie zonder dat ze persoonlijk hoeven te worden.
  • Veilige sfeer. De jongeren willen zich veilig voelen. Als de JGZ-professional erin slaagt een veilige sfeer te creëren, is het mogelijk dat de gesprekken persoonlijker worden. 
  • Seksuele risico’s. In meer algemene zin praten over seksuele risico’s is een ingang om meer persoonlijke vragen over seksuele risico’s te stellen. 
  • Chat en mail. Jongeren vinden het soms prettig om ‘anoniem’ met een hulpverlener te chatten of mailen over seksuele vragen of problemen. Wijs hen op de Sense.infolijn en kijk op www.sense.info of kijk of er chat- en mailmogelijkheden zijn binnen de JGZ.

Seksuele opvoedingsondersteuning aan ouders

Handvatten voor seksuele opvoedingsondersteuning
Ouders en opvoeders kunnen al in een vroeg stadium van de opvoeding een belangrijke rol spelen bij een gezonde seksuele ontwikkeling van hun kinderen. Veel ouders zijn zich niet bewust van hun rol en taak in de seksuele opvoeding van hun kind. Ze zijn soms niet op de hoogte van de seksuele ontwikkelingsfasen en weten niet hoe ze hun kind hierin adequaat kunnen ondersteunen. Ouders ervaren bij dit thema vaak handelingsverlegenheid, schaamte- of schuldgevoelens of voelen zich onvoldoende deskundig op dit terrein. De JGZ-professional kan ouders handvatten bieden voor de seksuele opvoeding.

Belang warm gezinsklimaat
Een warm gezinsklimaat heeft een positief effect op de seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren. Als de band met ouders goed is, ontwikkelt een kind zich seksueel beter. Jongeren uit een warm nest blijken in de puberteit later met seks te beginnen en zich beter te beschermen tegen zwangerschap of soa’s. Ook lopen deze jongeren minder kans om tot seksuele handelingen gedwongen te worden of een ander hiertoe te dwingen.

LOVE-regel
De LOVE-regel biedt ouders een handvat om een warm gezinsklimaat te realiseren. De JGZ-professional kan dit kader gebruiken bij de ondersteuning van ouders in de seksuele opvoeding.

L = Let op uw kind. Voor een goede ondersteuning is het belangrijk dat ouders weten waar hun kind mee bezig is en hoe de seksuele ontwikkeling verloopt; denk aan erecties bij jongetjes, seksueel spel bij kinderen van boven de 4 jaar, stimulatie en masturbatie, internetgebruik, verkering en seksuele contacten. De JGZ-professional kan ouders motiveren de seksuele ontwikkeling van hun kinderen te monitoren. Ouders hebben immers ook een belangrijke signaleringsfunctie. De JGZ-professional kan ouders uitnodigen duidelijke regels en afspraken te maken met het kind waarbinnen seksueel gedrag toelaatbaar en acceptabel is (begeleiding, bijsturen).

O = Open communicatie. Ouders kunnen een belangrijke rol in de seksuele opvoeding vervullen door vragen van hun kind te beantwoorden of een gesprek te beginnen met hun kind over relaties en seksualiteit. De JGZ-professional vertelt ouders in welke ontwikkelingsfase hun kind zich bevindt en wat voor die ontwikkelingsfase geschikte gespreksonderwerpen zijn. Ook geeft de JGZ-professional ouders informatie (m.b.v. brochures en websites) over hoe zij vragen van kinderen adequaat kunnen beantwoorden of wijst hen op betrouwbare informatiebronnen voor kinderen.

V = Voorbeeld geven. Ouders zijn altijd een voorbeeld voor hun kind. Voor een positieve seksuele ontwikkeling is het goed als het kind zich kan spiegelen aan ouders die respectvol en liefdevol met elkaar en anderen omgaan. De kans is dan groot dat ze die houding overnemen.

E = Er zijn voor uw kind. Voor zowel jonge kinderen als jongeren is het belangrijk dat de thuissituatie warmte, veiligheid en bescherming biedt. Jongeren dienen zich gesteund te voelen door hun ouders. De JGZ-professional geeft ouders positieve opvoedtips zoals: het knuffelen van jonge kinderen, het serieus nemen van de wensen en grenzen van het kind, het kind begrenzen en corrigeren als seksueel gedrag niet toelaatbaar is, het kind ondersteunen bij het maken van seksueel gezonde keuzes, maar ook het kind ruimte bieden om te experimenteren met relaties en seksualiteit binnen de grenzen van wat toelaatbaar of acceptabel is.

Praten over seksualiteit: ouder en kind
Onderwerpen waarover ouders met hun kinderen praten
Met jonge kinderen over seksualiteit praten vinden ouders het meest lastig. Bij jonge kinderen komen bepaalde onderwerpen – zoals verliefdheid op iemand van hetzelfde geslacht en hoe een baby in en uit de buik komt – minder aan bod dan andere onderwerpen. Moeders praten meer over seksualiteit met hun kinderen dan vaders. Erg gelovige jongeren gaan minder vaak naar hun ouders met vragen over seksualiteit dan niet-gelovige jongeren (De Graaf, 2012). Jongeren van 12 tot 25 jaar – en met name meisjes – praten met name over thema’s als verliefdheid en relaties, het voorkomen van zwangerschap en soa’s, anticonceptie en condoomgebruik. Over onderwerpen zoals wensen en grenzen, plezier in seks of homoseksualiteit wordt veel minder gesproken.

Houding van ouders
Een minderheid van de ouders vindt dat hun kind geen seks mag hebben voor het huwelijk (De Graaf, 2009). Ouders dragen bij jongeren vooral de boodschap uit: ‘je moet pas seks hebben als je eraan toe bent’ en dat ‘je niets op seksueel gebied moet doen wat je niet wilt’. In streng religieuze gezinnen is seksualiteit minder bespreekbaar en wordt seksuele activiteit voor het huwelijk niet geaccepteerd. In islamitische gezinnen zijn het met name de meisjes die de (seksuele) familie-eer hoog moeten houden.

Seksualiteit en seksuele opvoeding bespreekbaar maken
De volgende tips kunnen de JGZ-professional helpen bij het bespreekbaar maken van de seksuele ontwikkeling met ouders.

  • Zorg voor een veilige sfeer. Een gesprek over de seksuele ontwikkeling loopt het best als ouders zich op hun gemak voelen. Laat merken dat een ouder met vragen over dit onderwerp altijd bij je terechtkan. In een volgend contactmoment kan de JGZ-professional hierop terugkomen en vragen of de ouder nog vragen heeft naar aanleiding van de informatie.
  • Bied informatie aan. Leg op een zichtbare plek informatie, zoals (voor)leesboeken, brochures en flyers met betrouwbare informatie over de seksuele ontwikkeling. De JGZ-professional kan ouders tijdens het contactmoment op deze informatie wijzen of de informatie samen met de ouder inzien. Ouders kunnen de boeken en brochures gebruiken voor de seksuele opvoeding. Als er geen contactmoment met ouders is, kan op informatie worden gewezen via een website of folder.
  • Bespreek de seksuele ontwikkeling. Voor lang niet alle ouders is seksualiteit een makkelijk te bespreken onderwerp. De JGZ-professional stelt het thema aan de orde, benoemt het belang ervan en geeft relevante informatie over de seksuele ontwikkeling. De brochure ‘Seksuele ontwikkeling van kinderen (0 tot 18 jaar) en wat ouders kunnen doen’ geeft ouders een duidelijk beeld van de seksuele ontwikkeling (zie hoofdstuk 4). De JGZ-professional kan aan de hand van voorbeelden en situaties uit de folder de seksuele ontwikkeling met ouders bespreken.
  • Actief vragen stellen. De JGZ-professional dient proactief vragen te stellen over de seksuele ontwikkeling tijdens de contactmomenten, zoals: ‘Ziet u uw kind weleens seksuele spelletjes doen met andere kinderen?’ of: ‘Op deze leeftijd is het normaal voor kinderen om seksuele spelletjes met andere kinderen te spelen, ziet u dit ook bij uw kind?’ of: ‘Maakt u zich weleens zorgen over de seksuele ontwikkeling of seksueel gedrag van uw kind?’ De JGZ-professional kan vervolgens uitleggen dat kinderen vanaf jonge leeftijd een seksuele ontwikkeling doorlopen. Ouders maken zich hier soms onnodig zorgen over of weten niet welk gedrag ‘gezond’ of ‘schadelijk/risicovol’ is.

Hoe praat je over seks?
Vader: ‘Mijn dochter van 3 jaar legt de laatste tijd haar hand op mijn geslachtsdeel als we samen in bad zitten. Ik weet niet zo goed ik hierop kan reageren, is dit normaal, moet ik me zorgen maken?’
JGZ-professional: ‘Wat gebeurde er precies? Kunt u vertellen wat u dochter zei en deed?’
Vader: ‘Ze zat in bad en vroeg: “Papa wat is dat, mag ik aanraken?” Ik schrok en voelde me niet erg op m’n gemak.’
JGZ-professional: ‘Hoe heeft u in eerste instantie gereageerd?’
Vader: ‘Ik heb gezegd: “Dat is mijn piemel, alle papa’s en jongens hebben een piemel, net als dat alle mama’s en meisjes een vagina hebben.” Ze vroeg toen of ze hem mocht aanraken. Ik heb gezegd: “Doe maar niet, dat is papa’s piemel en papa vindt het niet fijn als jij die aanraakt.”’
JGZ-professional: ‘Hoe reageerde uw dochtertje hierop?’
Vader: ‘Ze speelde verder in bad. Maar ik durf nu eigenlijk niet meer met haar in bad.’
JGZ-professional: ‘Ik vind het heel goed dat u aan uw dochter de verschillen tussen jongens en meisjes heeft uitgelegd. Ook heeft u uw eigen grens aangegeven en dat is prima. Uw dochter is aan het ontdekken wat verschillen tussen jongens en meisjes zijn, dat hoort bij haar leeftijd. Veel kinderen van haar leeftijd zijn geïnteresseerd in hun eigen geslachtsdeel en dat van anderen. Die interesse kan zich uiten in het kijken en aanraken van eigen en andermans geslachtsdelen. Vaak eerst bij ouders of broers/zussen en later bij andere leeftijdsgenoten. Zolang u niet zelf het initiatief neemt en uw dochter vraagt om uw piemel aan te raken, is er geen sprake van grensoverschrijding. Als u het zelf niet prettig vindt of u zich er ongemakkelijk bij voelt, is het goed dat u uw grens aangeeft. U kunt bijvoorbeeld met uw dochter een boek lezen of iets op internet bekijken over de verschillen tussen jongens en meisjes, zodat ze op die manier leert wat een piemel en een vagina is.’

Aanbevelingen van ouders
In gesprekken met ouders over de rol van de JGZ bij de seksuele ontwikkeling van kinderen kwam een aantal aandachtspunten naar voren (Maris, 2011).

Praten met kinderen
Ouders willen graag weten hoe ze met hun kind kunnen praten over seksualiteit en hoe ze zo’n gesprek kunnen beginnen. Ook willen ze weten wat ze kunnen vertellen in welke fase. Ze zijn daarnaast graag klankbord voor hun kind als hij of zij vragen heeft over seksualiteit. De ouders uit de focusgroepen zien in de JGZ een betrouwbare partner. Zo geeft een van de ouders aan ‘het gevoel te hebben altijd met vragen bij de JGZ-professional terecht te kunnen’ en zegt een andere ouder dat ‘het knap is hoe de JGZ-professionals zo snel het vertrouwen van een kind weten te wekken’ en ‘vertrouwen te hebben’ in de deskundigheid van de JGZ.

Waarden en normen
Met name gelovige ouders vragen zich af of hun normen en waarden wel stroken met die van de JGZ. De gelovige ouders uit de focusgroep geven aan dat ze zich niet altijd begrepen voelen door de JGZ-professionals en soms te maken hebben met vooroordelen. De islamitische ouders benoemen dat hun geloofsovertuiging niet altijd met respect benaderd wordt. Seksualiteit is daarbij een gevoelig thema. Het erkennen en respecteren van verschillen zorgt voor een veilige sfeer. Om aansluiting bij deze ouders te vinden, is het belangrijk om het belang van seksuele opvoeding uit te leggen en aan te geven dat de JGZ-richtlijn Seksuele ontwikkeling 0-19 jaar niet is gebaseerd op de waarden en normen van de JGZ-professional.

Lichamelijk onderzoek
Bij lichamelijk onderzoek is het van belang ouders en kinderen uitleg te geven bij bepaalde handelingen. Ouders begrijpen niet altijd waarom de JGZ-professional sommige handelingen uitvoert. Zo geeft een JGZ-professional aanvullende informatie bij het onderzoek van het scrotum: ‘Dit is om te zien of het balletje blijft liggen en om te achterhalen of het balletje is ingedaald’. Een heldere uitleg (transparantie) zorgt ervoor dat handelingen niet verkeerd geïnterpreteerd worden.

Kinderen bij het gesprek
Wat – met name gelovige – ouders lastig vinden, is het feit dat de ouder in het bijzijn van het kind een gesprek over dit onderwerp voert. De gelovige ouders in de focusgroep geven aan dat ze het liefst zorgen en vragen over de seksuele ontwikkeling niet in het bijzijn van hun kind willen bespreken. Het is van belang te achterhalen wat de motieven zijn en als JGZ-professional goed uit te leggen waarom het juist wel belangrijk kan zijn om dit gesprek in bijzijn van de kinderen te voeren. De JGZ-professional dient zich bewust te zijn van deze drempel bij ouders.

Informatie en tips
Ouders stellen het op prijs als de JGZ kinderen informatie meegeeft en dat ze zelf ook concrete tips krijgen over de seksuele opvoeding. De ouders in de focusgroepen vinden het prettig als de JGZ-professional hun kind iets vertelt over de seksuele ontwikkeling.

Het contact met de jeugdverpleegkundige is goed. Mijn dochter durfde om een folder over seksualiteit te vragen die een vriendinnetje ook had gekregen. Ze heeft de folder thuis helemaal uitgeplozen en stelde daarna allerlei vragen over het onderwerp.’

Juriaan, 40 jaar

Specifieke culturele en religieuze aandachtspunten

Niet-westerse of religieuze ouders en jongeren kunnen zich verlegen voelen bij het onderwerp seksualiteit. Praten over seksualiteit en de seksuele ontwikkeling kan voor sommigen een taboe zijn. De JGZ-professional dient aan te sluiten bij vragen en zorgen van ouders, eventuele verlegenheid, schaamte en schuldgevoelens te erkennen en is bekend met bepaalde gevoeligheden.

Tips voor omgaan met diversiteit

  • Toon begrip. Door ontspannen en uitnodigend het onderwerp te berde te brengen laat u zien dat het onderwerp voor u bespreekbaar is. Merkt u enige terughoudendheid bij de ander, toon hiervoor dan begrip en vraag of het al of niet makkelijk is om over dit onderwerp te praten. Forceer niets. Geef wel aan waarom de seksuele opvoeding en een gezonde seksuele ontwikkeling van belang zijn en welke rol ouders hierin kunnen spelen. 
  • Individuele verschillen. Vermijd stereotypering en heb oog voor individuele verschillen, ook binnen eenzelfde cultuur of religie. Controleer of bepaalde vooronderstellingen juist zijn. Informeer of en hoe religie of cultuur een rol speelt in de seksuele opvoeding en wat ouders van belang vinden om hun kind mee te geven op dit gebied. 
  • Taboe. Informeer bij ouders en jongeren welke onderwerpen moeilijk bespreekbaar zijn. Er zijn daarnaast vaak grote verschillen in de seksuele opvoeding van jongens en meisjes. In een gezin waar een taboe is op seksualiteit, zullen kinderen en jongeren logischerwijs ook een andere beleving hebben van bijvoorbeeld ontluikende seksuele gevoelens; denk hierbij ook aan thema’s als: maagdelijkheid, maagdenvlies, besnijdenis, masturbatie, homoseksualiteit en genderidentiteit. 
  • Niet direct persoonlijke vragen stellen. Veel Nederlanders zijn gewend aan een vrij directe manier van communicatie. Ouders en jongeren kunnen dit als bedreigend ervaren. Bijvoorbeeld: in plaats van een Somalisch meisje te vragen naar haar mening over seksualiteit, de vraag algemeen formuleren: ‘Praten jongeren in Somalië onderling over seksualiteit? Hoe gaat het daar? Is het hier anders tussen Somaliërs onderling?’
  • Samenwerkingspartners. Soms zijn er externe organisaties (kerken en moskeeën) die adviezen over de seksuele ontwikkeling en opvoeding kunnen en willen geven, volgens de seksuele rechten van de mens. Wees op de hoogte van mogelijke regionale samenwerkingspartners.

Overige professionals

Een belangrijke taak van de JGZ is het signaleren van een niet-optimale seksuele ontwikkeling en het begeleiden en zo nodig doorverwijzen van ouders en kinderen/jongeren. Signalen vanuit peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, school of het schoolmaatschappelijk werk kunnen aanleiding zijn om extra aandacht te besteden aan bepaalde kinderen en kwetsbare groepen. Met scholen of de Centra voor Jeugd en Gezin (of soortgelijke samenwerkingsverbanden) kan samengewerkt worden op terrein van preventie en seksuele opvoedingsondersteuning.

Indien de JGZ-professional zelf signalen krijgt of zorgen heeft over een niet-optimale seksuele ontwikkeling, is het aan te raden om (met toestemming van de ouders) bij peuterspeelzaal, kinderdagverblijf of school te informeren naar het functioneren van het kind/de jongere aldaar. Onderstaande maatregelen bieden de JGZ-professional handvatten bij het invullen van de signaleringstaken van de JGZ buiten de contactmomenten om.

Afstemming met overige professionals die werken met kinderen  0 - 12 jaar

  • Groepsvoorlichting. De JGZ kan haar preventieve taak ‘het stimuleren van een gezonde seksuele ontwikkeling’ al vanaf jonge leeftijd bij kinderen invulling geven. Hiervoor is samenwerking en afstemming met  de kinderopvang, peuterspeelzalen of basisonderwijs in de regio gewenst. Voor 0- tot 12-jarigen zijn verschillende (onderwijs)materialen beschikbaar waarin de bevordering van een gezonde seksuele ontwikkeling van (jonge) kinderen centraal staat.  De JGZ kan de scholen en andere instellingen wijzen op de gezondheidswinst van relationele en seksuele vorming en de ondersteuningsmogelijkheden vanuit de JGZ. Het feit dat seksualiteit en seksuele diversiteit vanaf 2013 onderdeel uitmaken van de kerndoelen voor het onderwijs kan scholen extra motiveren. Ook cijfers uit de regionale Jeugdmonitor, bijvoorbeeld rondom weerbaarheid, puberteit en internetgebruik, kunnen aanleiding zijn voor groepsgerichte activiteiten. De JGZ is vaak betrokken bij het ondersteunen van (basis)scholen bij relationele en seksuele vorming, middels de Week van de Lentekriebels en of de Gezonde School Methode. Afstemming met preventiemedewerkers of gezondheidsvoorlichters is daarom aan te raden. Zij bieden scholen bijvoorbeeld ondersteuning in de vorm van training van docenten, informatieavonden op school, leskisten, peertrainingen of de aanschaf van onderwijsmaterialen. Sommige scholen kennen de ondersteuningsmogelijkheden vanuit de JGZ niet. De JGZ kan deze dan onder de aandacht brengen (Cense, 2011). Scholen zijn ook gevoelig voor ambassadeurs/andere scholen die succesvolle ervaringen hebben opgedaan met deze vorm van universele preventie. Een goed onderbouwd en veelgebruikt lespakket voor het basisonderwijs is Relaties & Seksualiteit. Het lespakket is flexibel inzetbaar in het onderwijs en sluit goed aan bij de belevingswereld en ontwikkelingsfasen van kinderen. Voor scholen zijn dit stimulerende factoren om het lesmateriaal te gebruiken (Cense, 2011). Voor het voortgezet onderwijs is Lang Leve de Liefde een goed onderbouwd en veelgebruikt lespakket. Het lespakket kan ingezet worden in de onderbouw van het vmbo met een variant voor het praktijkonderwijs.
  • Opvoedingsondersteuning. De JGZ kan haar preventieve taak ‘het stimuleren van een gezonde seksuele opvoeding’ afstemmen met gemeentelijke instanties en andere partners binnen de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). Gezamenlijk kunnen zij de cursus Opgroeien met liefde of Opvoeden & Zo aanbieden. Binnen het CJG is een van de basistaken opvoed- en opgroeiondersteuning. De opvoed- of welzijnsorganisaties binnen het CJG kunnen opvoedingsondersteuning collectief aanbieden. De samenwerking tussen instanties in het CJG is vastgelegd in de Wet op de jeugdzorg. De JGZ kan met partners binnen het CJG afstemmen wie verantwoordelijk is voor de collectieve opvoedingsondersteuning. Ook kunnen de ondersteuningsmogelijkheden van (deel)gemeenten en andere welzijnsorganisaties (binnen of buiten het CJG) besproken en bekeken worden. Afstemming met de desbetreffende CJG-medewerkers is belangrijk, omdat zij een coördinerende taak in de organisatie kunnen vervullen (Rouvoet, 2007). Zo wordt binnen sommige CJG’s een opvoedcafé of ouderavond aangeboden over seksuele opvoeding van jonge kinderen door regionale welzijnsorganisaties (anders dan de JGZ of GGD). De JGZ kan ouders doorverwijzen naar dit aanbod en zo invulling geven aan haar signaleringstaak. Ook kan de JGZ zelf een aanbod richting peuterspeelzalen en kinderdagverblijven doen, of hierover afstemmen met regionale welzijnsorganisaties.
  • Vragenlijsten. Om risicovol seksueel gedrag tijdig te kunnen signaleren en ouders/kinderen te begeleiden of door te verwijzen is het aan te raden om aanvullende vragen in bestaande vragenlijsten op te nemen. Zoals bijvoorbeeld: is uw kind al in de puberteit, is uw kind goed voorbereid op de puberteit, is uw kind voorgelicht over seksualiteit, heeft uw kind negatieve ervaringen meegemaakt op het gebied van seksualiteit? Met behulp van vragenlijsten kan de seksuele ontwikkeling in kaart gebracht worden en kan waar nodig geïntervenieerd worden. Als blijkt dat ouder en/of kind extra begeleiding of ondersteuning nodig heeft, worden ze vervolgens op indicatie uitgenodigd voor een gesprek.

Voorbeeld van gebruikte vragen in vragenlijsten

  1. Is uw kind tevreden over zijn/haar eigen lichaam?
  2. Is uw kind al ongesteld? Of heeft uw kind al een zaadlozing gehad?
  3. Weet uw kind welke lichamelijke veranderingen zich voordoen tijdens de puberteit?
  4. Is uw kind weleens verliefd? Of heeft uw kind al eens verkering gehad?
  5. Heeft uw kind vervelende ervaringen op seksueel gebied meegemaakt?
  6. Is uw kind voorgelicht over seksualiteit en relaties?
  7. Kan uw kind bij u terecht met vragen over seksualiteit en relaties?
  8. Geeft u uw kind uitleg over veranderingen in de puberteit, seksualiteit en relaties?
  9. Is uw kind al in de puberteit en is uw kind hierop voorbereid?
  10. Krijgt uw kind voorlichting over puberteit, seksualiteit en relaties op school?
  11. Is uw kind tevreden met zijn/haar uiterlijk?
  12. Is uw kind weleens lastig gevallen tijdens MSN/chatten?

Ook in een gesprek kan een JGZ-professional hier expliciet naar informeren. De JGZ-professional kan het kind (en ouders) informatie geven en ouders tips geven voor de verdere ondersteuning.

Afstemming met overige professionals die werken met jongeren 12+
Een belangrijke taak van de JGZ is het signaleren van een niet-optimale seksuele ontwikkeling en het begeleiden en zo nodig doorverwijzen van jongeren. Signalen vanuit school, zorg- en adviesteams (ZAT’s), het CJG of schoolmaatschappelijk werk geven zicht op relationele of seksueel gerelateerde problematiek. Schooluitval, regelmatig verzuim en psychosociale problemen zoals depressie en eenzaamheid kunnen ook duiden op relationele of seksuele problematiek. Met scholen en Centra voor Jeugd en Gezin (of soortgelijke samenwerkingsverbanden) kan samengewerkt worden, bijvoorbeeld aan de hand van: groepsvoorlichting, screening, peer-educatie, inzetten van ZAT-teams en de invoering van een extra contactmoment voor kinderen vanaf 14 jaar.
Onderstaande voorbeelden zijn gebaseerd op ervaringen uit het werkveld van de JGZ en bieden de JGZ-professional handvatten bij het invullen van de signaleringstaken buiten de contactmomenten om.

  • Zorg- en adviesteams. De JGZ maakt in veel gevallen deel uit van het zorg- en adviesteam (ZAT) binnen onderwijsinstellingen. Binnen het ZAT worden specifieke casussen besproken. Aan sommige ZAT’s nemen ook de ouders deel. Er is binnen een ZAT altijd sprake van een multidisciplinaire aanpak, vanwege de diverse deelnemers (docenten, schoolmaatschappelijk werk, Bureau Jeugdzorg, de jeugdgezondheidszorg, Bureau Leerplicht). Seksueel gedrag van jongeren kan ook binnen het ZAT een onderwerp van gesprek zijn. De JGZ-professional kan binnen het ZAT informatie geven over de seksuele ontwikkeling van jongeren en tips geven voor preventie en begeleiding. Het ZAT dient niet uitsluitend gebruikt te worden bij vermoedens van seksueel misbruik. Ook bij lichtere grensoverschrijding biedt het ZAT bij uitstek een plek om tot een multidisciplinair advies te komen, waarbij zo mogelijk ouders (opvoedondersteuning) betrokken worden.
  • Groepsvoorlichting. Voor het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs zijn verschillende interventies om de seksuele gezondheid van jongeren te bevorderen. Deze worden veelal collectief in de klas aangeboden. Een jeugdinterventie is het lespakket Lang Leve de Liefde voor het vmbo. Ook op scholen voor voortgezet onderwijs is afstemming met preventiemedewerkers of gezondheidsvoorlichters aan te raden om groepsvoorlichting vorm te geven. Daarnaast kan de JGZ op scholen spreekuren houden voor jongeren. Hierin dient samengewerkt te worden met Sense in de regio. Jongeren kunnen tijdens de spreekuren informatie krijgen over relaties en seksualiteit. Indien zich in bepaalde groepen, klassen of scholen veel problemen voordoen rondom seksualiteit, homonegatief gedrag of seksuele grensoverschrijding, is het raadzaam met de directie van de school te kijken naar oplossingen. Zo kan via de Gezonde School Methode extra aandacht besteed worden aan een veilige schoolomgeving en kan eventueel nader onderzoek gedaan worden onder jongeren naar de context waarin seksueel misbruik of grensoverschrijding zich voordoet. Een school kan desgewenst maatregelen nemen door duidelijke gedragsregels in te voeren, zorg te dragen voor goede seksuele voorlichting en toezicht te houden op gedrag in de klas of op school.
  • Opvoedingsondersteuning. De Centra voor Jeugd en Gezin kunnen zich inzetten voor seksuele opvoedingsondersteuning aan ouders en samen met de JGZ groepsvoorlichting of ouderbijeenkomsten organiseren.
  • Vragenlijsten. Om risicovol seksueel gedrag tijdig te kunnen signaleren en ouders/jongeren op de juiste manier te kunnen begeleiden of door te verwijzen is het aan te raden om aanvullende vragen in vragenlijsten op te nemen. Zoals bijvoorbeeld: heb je weleens met iemand gevreeën, zonder geslachtsgemeenschap (tongzoenen, strelen, aftrekken/vingeren), heb je weleens geslachtsgemeenschap met iemand gehad, heb je weleens een seksuele ervaring met iemand gehad zonder dat je dat wilde (zoenen, intiem betasten, geslachtsgemeenschap, via internet), vind je het lastig om seksueel contact met een ander te weigeren, ben je weleens ongewenst zwanger geraakt? Met behulp van signaleringslijsten kan de seksuele ontwikkeling in kaart gebracht worden en kan waar nodig geïntervenieerd worden. Als blijkt dat de jongere extra begeleiding of ondersteuning nodig heeft, wordt hij/zij vervolgens op indicatie uitgenodigd voor een gesprek of gewezen op de seksualiteitshulpverlening van Sense.


Extra contactmoment voor kinderen vanaf 14 jaar
Bij een aantal JGZ-organisaties wordt in samenwerking met het voortgezet onderwijs of een roc al gewerkt met vragenlijsten c.q. gezondheidsonderzoek voor leerlingen van 14 jaar en ouder. In de EMOVO-vragenlijsten of andere Jeugdmonitors zijn soms extra vragen opgenomen over seksualiteit, zodat de JGZ de seksuele ontwikkeling van jongeren kan monitoren. Voorbeelden van vragen zijn:

  • Heb je verkering of een vaste relatie?
  • Val je op jongens, meisjes of weet je dit nog niet?
  • Ben je al seksueel actief? 
  • Ben je tevreden over je seksuele contacten/relatie?
  • Heb je ervaring met geslachtsgemeenschap, orale of anale seks?
  • Vrij je altijd veilig met condoom?
  • Gebruik je anticonceptie?
  • Ben je wel eens onbedoeld zwanger geraakt?
  • Vind je het lastig om anticonceptie te gebruiken?
  • Heb je weleens te maken met seksuele grensoverschrijding of andere negatieve seksuele ervaringen?
  • Kun je bij iemand terecht als je vragen over of problemen met seksualiteit hebt?
  • Zou je graag met een deskundige hierover willen praten?

In de vragenlijsten kunnen jongeren aangeven of ze een contactmoment met de JGZ of Sense op prijs stellen. In andere regio’s worden jongeren door de JGZ uitgenodigd voor een contact waarbij extra aandacht is voor een gezonde leefstijl. In het gesprek is aandacht voor roken, alcohol, middelengebruik, voeding, bewegen en seksuele ontwikkeling. Afhankelijk van de uitkomsten van de vragenlijsten en de wens van de jongere zelf kan de JGZ-professional zelf ook bepaalde accenten leggen. In het contactmoment wordt stilgestaan bij de seksuele ervaring, eventuele seksuele risico’s en gewenste ondersteuning.

Voorbeeldvragen voor jongeren vanaf 12 jaar Voorbeeldvragen voor jongeren vanaf 15 jaar
  • Praat je thuis weleens over relaties en seksualiteit?
  • Heb je vragen over de puberteit?
  • Weet je of je op jongens of op meisjes valt?
  • Weet je waar je terecht kunt als er problemen zijn?
  • Weet je wat veilige seks is?
  • Heb je een relatie en ben je seksueel actief?
  • Heb je positieve, negatieve of vervelende ervaringen met seks?
  • Wordt er op school relationele en seksuele vorming gegeven?

 

 

 

  • Ben je al seksueel actief of heb je een vaste relatie?
  • Over welke onderwerpen met betrekking tot seksualiteit zou je graag eens doorpraten?
  • Over welke onderwerpen op het gebied van seksualiteit en relaties maak je je weleens zorgen (bijvoorbeeld zwangerschap, soa, homoseksualiteit, seksueel misbruik, e.d.)
  • Kijk je vaak naar porno?
  • Durf je goed je wensen en grenzen met betrekking tot seksualiteit aan te geven aan je partner?
  • Kun je makkelijk praten over condoomgebruik of anticonceptie met je partner?
  • Heb je weleens vervelende of minder prettige seksuele ervaringen meegemaakt?

Referenties

Zie referentielijst.


Pagina als PDF