Richtlijn: Ouder-kindrelatie (2021)

Tips voor ouders om de band met hun kind te versterken

Box 2.1. Tips voor ouders om de band met hun kind te versterken (Aangepast overgenomen van: Opvoedinformatie Nederland)

0-2 jaar
1. Kijk en luister goed naar je kind. Ga voor jezelf na wat je kind denkt, voelt, en wil. Zo leer je de signalen steeds beter te herkennen en kun je beter aansluiten bij wat je kind nodig heeft. Door te reageren op de signalen van je kind bouw je als vanzelf de band tussen ouder en kind. Dit betekent dat je:
  • reageert op het contact dat je kind zoekt;
  • zelf contact met je kind zoekt, bijvoorbeeld op momenten dat het kind zich verveelt;
  • je kind voedt als het honger heeft;
  • het troost als het huilt;
  • het wiegt en liefdevol aanraakt;
  • speelt of zingt als je kind dat wil;
  • laat merken dat je begrijpt wat je kind wil.
2. Reageer op je kind als hij/zij naar jou kijkt, als hij brabbelt of lacht, of op een andere manier je aandacht trekt. Dit hoeft niet altijd of altijd meteen. Probeer hierin af te stemmen op wat je kind prettig vindt en wat voor jou prettig en natuurlijk voelt als ouder.
3. Als je kind de blik wegdraait tijdens een spelletje, kan dat een teken van vermoeidheid zijn, of verminderde interesse bij het kind. Stem je gedrag daarop af, stop met het spelletje totdat hij/zij weer zelf de aandacht zoekt.
4. Contact maken met je kind kan al vanaf de eerste dag! Sluit met je handelingen aan bij de initiatieven die je kind neemt. Daarbij stimuleert het de ontwikkeling als jullie leren ‘praten’ zonder woorden. Je kunt aan het gezicht van je baby zien hoe hij zich voelt. Als hij zich niet lekker voelt, kromt hij zijn lijfje en trekt hij zijn beentjes op. Let op lichamelijke signalen bij het kind van blijdschap en ontspanning. Als hij ontspannen is, is zijn lichaam recht en zijn de handjes open.
5. Praat met je kind, ook al is het nog klein. Je kunt verwoorden wat je doet (aankleden, in bad doen, in bed leggen), maar je kunt het kind ook kalmerend toespreken als je het troost. Zo geef je letterlijk ‘woorden’ aan de emoties van het jonge kind en help je zijn/haar emoties te reguleren.
2-4 jaar
6. Een kind ontwikkelt zich razendsnel in deze leeftijdsfase. Ze leren praten, worden zindelijk en ze begrijpen steeds meer van de wereld om zich heen. Ook in deze fase is het ook nu belangrijk dat je sensitief blijft reageren op de behoeftes en signalen van je kind. 
7. Lees regelmatig voor en/of bekijk samen een plaatjesboek. Ga daarbij in op de initiatieven van je kind en zijn/haar reacties op het boek, en praat samen over het verhaal, of laat je kind het navertellen.v
8. In deze fase krijgt een eigen wil. Daardoor kun je te maken met koppigheid, driftbuien, niet luisteren, druk gedrag. Leg altijd rustig uit welk (gewenste) gedrag je verwacht van het kind. Je kind kan veel ‘waaromvragen’ stellen in deze leeftijdsfase. Geef altijd antwoord en uitleg op een korte, eenvoudige manier. 
9. Kies een positieve insteek: 
  • vestig de aandacht van je kind op iets anders, als je kind om iets blijft vragen dat niet mag. Bijvoorbeeld: ‘Zie je dat hondje?’
  • besteed aandacht aan een achterliggend gevoel en houd voet bij stuk. ‘Ja, dat vind je niet leuk. Dat is niet fijn/je bent boos. Dat begrijp ik! ….. (tijd nemen om dit te laten ‘landen’) En toch doen we het zo’. Doordat het kind zich begrepen voelt kan het sneller ook de grens accepteren.
  • maak een grapje als je kind iets niet wil. Zo voorkom je een machtsstrijd.
  • maak er een spelletje van. Bijvoorbeeld als je kind de beker niet leeg wil drinken: ‘Wie heeft het eerst zijn beker leeg?’
  • zeg wat wel mag, bijvoorbeeld: ‘Netjes eten, hoor!’ Dat is positiever dan: ‘Niet knoeien.’
  • bied keuzes. Zeg bijvoorbeeld: ‘Nu krijg je weer schone kleren aan. Wil je vandaag het rode of het gele shirt aan?’
10. Kinderen kunnen in deze fase allerlei angsten hebben (voor onweer, voor het donker, voor een beest onder het bed). Neem de angsten van je kind serieus. Benoem de angst van je kind en geef een korte uitleg: “Ik zie dat je schrikt. Wat een herrie! Een straaljager is een super snel vliegtuig. Hij vliegt zo hard dat je hem niet kunt zien alleen maar horen. Gek, hè?’
11. Help je kind om zijn/haar eigen emoties te begrijpen door ze te benoemen en te erkennen. Op deze leeftijd hebben kinderen nog weinig controle over hun emoties en gedrag. Ze hebben jouw hulp hier nog bij nodig.
4-12 jaar
12. Bied het kind warmte, aandacht en aanmoediging! Geef je kind de volle aandacht. Voer kleine gesprekjes. Neem de tijd om samen dingen te doen. Door positief te reageren, zoals met een knuffel, een compliment (bijvoorbeeld op het gedrag) of een kleine beloning, moedig je je kind aan als het zich goed gedraagt. Kinderen voelen zich daardoor gewaardeerd en gezien en krijgen een positief zelfbeeld. Dat helpt hen om ook lastige dingen aan te pakken. Steun je kind door rekening te houden met wat het wil en geef het de kans om veel te ontdekken.
13. Neem de tijd om stil te staan bij gevoelens van je kind. Je kind heeft jou nodig om te ontdekken wat het voelt in situaties. Het heeft jou nodig om gevoelens als boosheid, angst en verdriet op een handige manier te leren uiten. Zo maak je verbinding met je kind. Je kind voelt zich begrepen en voelt zich veilig en geborgen bij je. 
14. Regels geven je kind duidelijkheid en een veilig gevoel, ook al leidt dit tot protest bij het kind. Je geeft je kind houvast door leiding te geven. Het is belangrijk om op een liefdevolle manier consequent, voorspelbaar en duidelijk te zijn naar het kind. Dit bevestigt het vertrouwen bij het kind. 
Vanaf 12 jaar
15. Ook al wordt het kind steeds zelfstandiger, steun van de ouders blijft zeker nodig. Moedig het bijvoorbeeld aan vrienden te maken, voor zichzelf op te komen en problemen op te lossen. Hierdoor voelt de jongere zich gewaardeerd, krijgt het zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld.
16. Geef veel positieve aandacht. Laat zien dat je interesse hebt. Probeer bijvoorbeeld korte gesprekken aan te knopen in aansluiting op wat de jongere vertelt, sluit aan bij zijn/haar hobby’s en activiteiten. Geef vaak complimenten. Daar krijgt de jongere een sterker zelfbeeld van.
17. Het lijkt alsof jongeren zich niet aan regels willen houden. Grenzen stellen blijft belangrijk, dit geeft houvast. Maar ga wel in gesprek hierover: welke regels spreken jullie af en waarom vinden jullie die regels belangrijk.
18. Laat de jongere zelf ervaringen opdoen en geef het de kans zelf problemen op te lossen. Vul niet alles in maar geef de jongere zelf ruimte om keuzes te maken en te leren. Wil je zoon bijvoorbeeld laat thuiskomen? Vraag hem dan hoe hij dat veilig kan doen. Een goede manier kan zijn om samen met vrienden naar huis te fietsen.

Pagina als PDF